Interview met Nick Ervinck, Gent, 22 december 2008.
Niet dat ik er niet van droom Nick Ervinck’ s (°1981) beruchte atelier eens te gaan bezichtigen, maar helaas ligt Kortemark nogal ver van “het-beeldende-kunst-circuit”. Dus nodigde ik Nick dan maar bij mij thuis in Gent uit voor een gesprek. Met zijn 27 lentes heeft hij er al een ongelooflijk palmares opzitten. Voor niet ingewijden is het misschien interessant om eerst zijn indrukwekkende website te checken: www.nickervinck.com
Hallo Nick! Als iemand je naar je beroep vraagt, krijgt hij ongetwijfeld als antwoord te horen: "Ik ben kunstenaar". Hoe probeer je dan aan die persoon te omschrijven welke kunst je maakt?
Je toont ons persoonlijk opgebouwde schijnwerelden die zowel tussen toekomst en verleden en tussen science fiction en surrealisme liggen. Wat wil je jezelf en ons daarmee laten inzien?
Ervinck: Ik wens de toeschouwer een andere wereld te laten zien, maar vooral onze wereld in vraag te stellen. Ik vertrek daarvoor vanuit mijn eigen fantasie en fascinatie, zoals voor science fiction en architectuur. Ik wil de toeschouwer op een andere manier laten waarnemen, hem dwingen op een andere manier te kijken. Mijn beelden zijn bewerkingen en verwerkingen van beelden uit mijn ervaringswereld. Al handelend ondervraag ik wat ik zie, hoor en lees, én mijn interpretatie daarvan. Ik ontdoe een ruimte van haar functie, van haar aard, om ze haar eigen realiteit te laten scheppen. Het gewone kijken is nog maar een begin. Niet alle beschavingen geven ‘de ruimte’ op dezelfde manier weer, om de eenvoudige reden dat ze haar niet op dezelfde manier zien.
Ik ben mijn eigen wereld aan het vormgeven, maar deze is en blijft utopisch. Ik kan alleen de verwarring vergroten. Deze cleane, virtuele wereld, waarin geen stofje, zaadje, huidschilfer of bacterie onderdak vindt, biedt een compleet ander gevoel. Hoezeer ik deze kleine details van onze maatschappij ook probeer na te bootsen, het blijft een nabootsen. Het blijft een onmogelijke poging. Maar die onnadrukkelijke sortering brengt bijna ongemerkt het idee van echtheid aan het wankelen. De voornaamste drijfveer van de creatie is de behoefte om te weten hoe de wereld te vatten. En hoe kan men daar beter vat op proberen te krijgen dan door zelf een eigen complexe wereld te creëren die zich op haar beurt ook nog voor anderen werelden kan openen?
In de geschiedenis zien we ook dat de beeldhouwkunst altijd geëvolueerd is dankzij de technologie, en dat zie ik nu ook in die architectuurwereld. Doordat architecten enkel nog met computers gaan ontwerpen, komt er een heel nieuwe vormentaal, en daar zie ik de nieuwe architectuurwereld als een voorloper van volgende stappen in de beeldhouwkunst.
Je wilt ‘werelden’ ontwerpen die niet bestaan en zelfs niet functioneel zijn, waar liggen je grenzen daarin?
Ervinck: Op een bepaalde manier zijn de enige grenzen je eigen fantasie en kunnen. Ik ben eigenlijk de computer beginnen te gebruiken als een virtueel schetsboek. In 2002 werd ik geselecteerd voor de Provinciale prijs voor beeldende kunst en kreeg ik een tentoonstellingsruimte in Knokke ter beschikking. Ik wilde hier één grote installatie in maken, maar ik had in mijn atelier niet de ruimte om dit uit te proberen. Voor mij was de stap naar de computer dan ook klein, want daar kon ik deze installatie virtueel uittekenen en op deze manier een voorstudie, een soort digitale maquette creëren. Vanuit die voorstudies voor tentoonstellingen zijn uiteindelijk de computerprints gegroeid en vervolgens ook de werktekeningen en animaties. Op die manier ben ik dan verder sculpturen virtueel gaan ontwerpen. Enerzijds omdat ik niet de ruimte of de financiële middelen had om die te bouwen. Via computerprints, computeranimatie en maquettes kan ik het publiek wel meenemen in mijn ideeën. Of die sculptuur er dan uiteindelijk komt of niet is een andere vraag. Zelfs al mijn grote sculpturen kan je ook als maquettes beschouwen.
The sky is the limit?
Ervinck: Inderdaad!
Maar om het te zeggen met de titel van de huidige expo van het HISK: ‘Waarom een werk realiseren als het zo mooi is er slechts van te dromen?’ (Uit Il Decamerone van P.P. Pasolini)
Ervinck: Ik heb er vaak van gedroomd dat je een paar draden aan je hoofd koppelt en dat alles dat je kan bedenken dan onmiddellijk gerealiseerd wordt. Misschien staan we daar ook niet zo ver meer vanaf dankzij de steeds verder evoluerende technologie, denk maar aan o.a. 3D prints. Maar naast het bedenken heb ik ook een enorme liefde voor techniek en ambacht en wens ik mijn gedachten ook fysiek te voelen.
Er is geen enkele droom die je niet wil uitwerken?
Ervinck: Niet alles hoeft gerealiseerd te worden. Je maakt uiteindelijk steeds bewust en intuïtief keuzes, gelukkig maar. Het ene werk zal beter functioneren in een fysieke wereld en het andere dan weer beter in een virtuele wereld. Voor een kunstenaar als ik is één van de leukste momenten het bedenken zelf. Als ik 1/10e van de ideeën die ik bedenk effectief kan realiseren, zal dat al zeer veel zijn en ben ik een tevreden man.
Wil je ons de angst voor het onbekende doen inzien, zodat we, als we naar de materiële wereld om ons heen kijken, iets anders kunnen waarnemen?
Ervinck: Oorspronkelijk ben ik als abstracte beeldhouwer begonnen en ik had toen het idee dat ik nooit figuratief zou werken of bijvoorbeeld personages in mijn werk zou gebruiken. Toch is mijn werk zo geëvolueerd dat ik de behoefte kreeg een link te leggen naar onze realiteit. Uiteindelijk zijn vandaag mensen in die virtuele wereld binnengedrongen, deels omdat je via die personages perfect een schaalverhouding kan geven en de grens kleiner wordt voor het publiek om zichzelf daarin te projecteren. Door vanuit mijn eigen wereld referenties te leggen naar een bestaande realiteit wordt mijn werk alleen maar gelaagder en interessanter.
Mijn eigen fantasie dwing ik tot het uiterste, bijvoorbeeld door een gebouw op zijn kop te zetten. De meeste mensen zijn daar niet mee bezig, terwijl dat gebouw omgekeerd ook perfect zou kunnen functioneren. Op die manier ga je mensen dwingen op een andere manier te kijken. Vaak begrijpen mensen kunst niet, maar het zet hen wel tot nadenken: ze worden nieuwsgierig, willen er meer over weten. Voor mij moet je een kunstwerk altijd kunnen lezen op verschillende levels. En hoe meer je over een werk weet en erover leert, hoe interessanter het wordt.
Gebruik je ook je emoties als je aan het ontwerpen bent?
Ervinck: Ik heb bewust gekozen om mij niet bezig te houden met het emotionele, het politieke, of het sociaal-maatschappelijke aspect binnen de kunst. Ik voelde mij aanvankelijk zeer goed in het puur sculpturale discours, maar ook dat gaf me te weinig voldoening. Daarom ben ik meer de kruisbestuiving tussen beeldhouwkunst en architectuur gaan opzoeken. Vanaf het moment dat je met architectuur bezig bent, ben je natuurlijk opnieuw op een bepaalde manier maatschappelijk bezig; weliswaar eerder binnen een landelijke of stedelijke context.
Kan humor in je werk? Ik kan me voorstellen dat je soms in onverwacht grappige situaties verzeild geraakt als je je surrealistische wereld aan het ontwerpen bent achter je computer.
Ervinck: Ik heb daar vroeger zelf nooit veel bij stilgestaan, maar onbewust ben ik heel vaak met humor bezig. Zeker in mijn animaties, het is een intellectueel spelen.
Je hebt een waaier aan uitdrukkingsmiddelen zoals prints, sculpturen, animatiefilms… Hoe ben je daartoe gekomen?
Ervinck: Mijn digitale prints bieden een doorkijk naar een digitale wereld, maar evenzeer naar een andere realiteit. Deze doorkijken tonen mogelijkheden uit mijn onderzoek waarin sculpturale elementen zich in steeds nieuwe composities en betekenissen plaatsen. In die reëel uitziende kamers, rekken en podia bevinden zich polymorfe, synthetische vormen die als gemuteerde moleculen door middel van een artistieke computersimulatie tot leven zijn gewekt. Muren zijn plots geen muren meer en de zwaartekracht is onbestaande. Ik speel met sculpturale vormen en til in een oogwenk monumentale ‘gebouwen’ op en blaas ze opnieuw vol leven. Een huis verandert in een sculptuur en ontplooit zich in het niets. Het is een doortastend spel met beelden, materialen en ruimte en een evenwichtsoefening tussen middelen en doel, tussen nauwgezette berekening en geïnspireerde improvisatie.
Op een gegeven moment waren de prints niet meer geschikt om bepaalde ideeën weer te geven en begon ik met het ontwikkelen van ontwerpschetsen en werktekeningen om mijn sculpturen en archief te tonen, en aan te geven hoe ze eventueel in de fysieke wereld zouden plaatsvinden. Beter dan via print kun je via werktekeningen nog duidelijker maken hoe een sculptuur er zou uitzien, wat de afmetingen zijn, wat de materialen zijn en hoe het eventueel in onze reële wereld zou kunnen geplaatst worden. Dit liet me toe ontwerpen te maken voor een veel groter formaat, of voorstudies voor de publieke ruimte. Ook al liggen deze momenteel nog niet binnen mijn mogelijkheden, ik kan wel mijn idee al vastleggen of duidelijk maken. Uiteindelijk creëer ik een dialoog tussen de sculpturen en de werktekeningen, tussen de sculpturen en de animaties, tussen de prints en werktekeningen. Op die manier kan het publiek probleemloos de fysieke sculpturen omzetten naar de digitale wereld en zich de geanimeerde beelden voorstellen in de realiteit. Je kunt je ook inbeelden hoe zo’n sculptuur als animatie zou gaan werken.
Er is eigenlijk een constante wisselwerking tussen die virtuele en fysieke wereld in jouw werk.
Ervinck: Uiteindelijk zit die dualiteit virtueel/fysiek door heel mijn leven verweven. Tot mijn veertiende speelde ik met legoblokken, een leeftijd waarop dit niet echt meer te verantwoorden viel. Daarna liep ik een grote verslaving aan computergames op. Wel eerder de intelligente games, zoals Simcity, Tycoon Traffic, Simtower, Warcraft, Caesar, Red Alert etc., ook wel de 'godgames' genoemd. Toen ik overschakelde naar de kunsthumaniora, kreeg ik opnieuw een excuus om te ‘knutselen’. Toen ik de richting 3D ging volgen, stootte ik opnieuw op het sculpturale vlak en verzeilde ik in allerlei computereffecten. De computer nam een loopje met mij. Intussen heb ik geleerd om de computer voor mijn eigen doeleinden te gebruiken. In de opleiding Mixed Media kon ik dan wel weer ruimtelijk werken. Op die manier zit die dualiteit dus ook doorheen mijn leven verweven.
Tijdens mijn studie heeft men mij vaak gezegd dat ik moest kiezen tussen de virtuele of de fysieke wereld, maar ik ben ervan overtuigd dat mijn sterkte en rijkdom net in de combinatie van deze twee werelden zullen liggen. Een logisch gevolg op termijn is dan ook om in het atelier de zaken te onderzoeken die virtueel onmogelijk zijn, en virtueel de dingen te onderzoeken die onmogelijk in de fysieke werkelijkheid te realiseren zijn. Ik moet iedere wereld haar eigenheid laten en deze optimaal benutten. Spelen met de beperkingen en mogelijkheden van een bepaald medium, en daarin een uitdaging gaan zoeken om die te verbuigen.
Dus het ping-pong spel van het zoeken naar uitdrukkingsmiddelen voor uw ideeën, zorgt ervoor dat het ene het andere aanvult en dat je het ambachtelijke niet teloor laat gaan?
Ervinck: Voor mij is het belangrijk één bepaalde sculptuur te gaan onderzoeken in verschillende media, want elk medium heeft een andere aanvoeling. Ik vind het boeiend te ontdekken hoe een werk gaat aanvoelen in een ander medium. Het warm water zal niemand meer uitvinden en vernieuwend zijn als kunstenaar is heel moeilijk, maar wat mij kan onderscheiden is het feit dat ik een poging doe de kennis van de digitale wereld mee te nemen naar de fysieke wereld en omgekeerd. Op die manier tracht ik een soort bevruchting te krijgen tussen die twee werelden.
Hoe verhouden uw uitdrukkingsmiddelen zich tegenover elkaar? Hoe ga je concreet te werk? Vanuit welke invalshoek?
Ervinck: Ik vind het interessant te werken door verschillende media tegenover elkaar in dialoog te plaatsen. Als de toeschouwer een print ziet en daarnaast de fysieke maquette, kan hij het werk vlugger in het andere medium transporteren.
Wat is dan belangrijker voor je, de inhoud of de vorm?
Ervinck: Inhoud is van onmisbaar belang, maar een goede vorm kan al een sterke inhoud op zich zijn. Maar niet iedereen ziet kunst op die manier.
Je werkt altijd met duurzame materialen. Zet je je daarmee af tegen de wegwerpcultuur?
Ervinck: Enerzijds gebruik ik duurzame materialen uit respect voor mijn werken. Musea zitten nu met de handen in het haar voor hun collectie Hedendaagse Kunst, die constant om restauratie schreeuwt. Anderzijds zet ik me inderdaad af tegen een wegwerpcultuur. Dat is ook deels de reden waarom ik mijn prints nog steeds klassiek inkader achter glas of een sculptuur op een sokkel plaats.
Waar situeer jij je belangstelling voor materialen?
Waar situeer jij je belangstelling voor materialen?
Ervinck: Mijn werk is in eerste instantie een uitdeinend archief van beelden en vormen, waarin ik op zoek ben naar de wisselwerking tussen virtuele constructies en handgemaakte sculpturen. Je zou het kunnen formuleren als een soort van wederzijdse bevruchting tussen de virtuele en de fysieke wereld. De digitale beelden besmetten voortdurend de driedimensionale vormen en omgekeerd. Ik hou ervan de tegenstelling tussen de cleane, egale, bijna industriële vormen en de eerder organische, brute materie zoals verfklonters, aardkorstachtige, betonachtige materie weer te geven. Op deze manier ga ik ook echt de dualiteit opzoeken tussen bepaalde vormen die onmogelijk virtueel te maken zijn en vormen die bijna onmogelijk in realiteit te realiseren zijn. Mijn werk maakt het net boeiend wanneer ik deze twee werelden tegenover elkaar kan plaatsen. Maar ik wil ook de eigenschappen van bepaalde materialen zoals hout, polyester of gips te leren kennen. Op deze manier ben ik mij ook bewust van de mogelijkheden en beperkingen van het materiaal, eenmaal ik met dit materiaal virtueel ga ontwerpen.
Hoe meer ik in de virtuele wereld bezig was, hoe meer de drang kwam om deze virtuele wereld opnieuw in de realiteit te plaatsen en fysiek te ervaren. Maar ook de drang om deze beelden in de realiteit zo perfect en clean mogelijk te maken, zoals ze virtueel ontworpen zijn. Op zoek gaan naar dat bijna onmenselijke, goddelijke, een object dat bijna niet meer van onze wereld is, iets buitenaards.
Je bent een ‘krak’ om een ruimte tot kunst te verheffen. Zo heb je dat ook gedaan bij ODETTE in Oostende, waar je de ruimte samen met Boy en Erik Stappaerts tot een ‘sociaal utopisch clubhuis’ ombouwde. Jouw sculptuur is bedacht als antwoord op de dansvloer. Hoe heb je dat aangepakt?
Ervinck: De plannen van een klassieke tentoonstelling werden tijdens een eerste gesprek reeds vlug verlaten. We wilden in dialoog gaan met de George Vantongerloo expo in het PMKK. Daarvoor vertrokken we van de Aubette van Straatsburg waar Theo Van Doesburg, Hans Arp en Sofie Tauber samen een danszaal hebben ontworpen, om zo onze eigen danszaal te ontwerpen. Boy ontwierp de dansvloer en ik een sculptuur die multifunctioneel was, gebaseerd op het alfabet van Theo Van Doesburg. Een sculptuur, bestaande uit 28 letters, die als bouwstenen dienden voor mijn sculptuur. Het ontwerp was niet zomaar een ingeving maar het resultaat van een zoektocht waar wel een 200-tal ontwerpen aan voorafgingen.
Je doet mee met de groepstentoonstelling ‘Een repliek’ in Galerie Kunstzicht. Niet toevallig dat je de ODETTE hebt nagebouwd op een kleinere schaal als een repliek op je expo daar. Waarom wou je die opnieuw maken? Vond je het niet vervelend met dezelfde sculptuur bezig te zijn, wat uiteindelijk hard manueel werken betekende?
Ervinck: De ODETTE van Oostende is helaas afgebroken, het was een tijdelijk project, dus met die maquette kan ik er een blijvend karakter aan geven. Hoe ik het opgesteld heb in kunstzicht geldt ook als een soort documentaire, een ode aan dat moment. Naast de maquette hing er een foto van de originele ODETTE en een foto van een plattegrond die bijna een abstract schilderij wordt. Bovendien hangt er een digitale print van hoe de sculptuur er zou kunnen uitzien in een park. Die maquette gaat terug leven in combinatie met die prints. Die maquette is gemaakt op een schaal van 1/10e, ook die schaalverhouding is belangrijk om te ervaren. Maar ODETTE krijgt in de toekomst zeker wel nog een staartje.
Je herwerkt soms je sculpturen en prints. Is dat omdat je vindt dat je product niet 'af(gerond' is?
Ervinck: Ik wil eigenlijk nooit dingen herwerken en ik haat het als ik kunstenaars 500 keer hun werk zie herwerken, want ik hou ervan mezelf telkens opnieuw uit te dagen en nieuw werk te maken. Maar bepaalde vormen blijven hangen in mijn hoofd, ik voel dan dat het nog niet ‘af’ is en op die manier kan ik de noodzaak voelen om een bepaalde sculptuur te herwerken en nog scherper te plaatsen.
Je hebt ook nog een expo in Kunstverein Ahlen in Duitsland in het vooruitzicht. Wat ga je ons daar laten zien?
Ervinck: Deels door de niet evidente ruimte, plan ik hier, na vijf jaar, terug een solotentoonstelling met kleine sculpturen, objecten en maquettes. Nieuw werk in combinatie met nooit eerder vertoonde vroege sculpturen.
Van waar je terug grijpen naar kleine sculpturen?
Ervinck: Het is enerzijds een soort van geëvolueerde rust en ervaring. Ik kan nu meer geduld en een betere beheersing opbrengen om klein werk te maken. Bij maquettes kun je soms ideeën vlugger uittesten en klein werk heeft natuurlijk een heel andere aanvoeling. Mijn passie blijft grote sculpturen, maar bij de kleine sculpturen probeer ik dan ook terug de extremen te gaan opzoeken. Niet onbelangrijk is natuurlijk dat deze ook handiger te stockeren zijn.
Slaap jij eigenlijk wel acht uur per nacht? Want naast je lesgeven heb je een ongelooflijk druk tentoonstellingsprogramma. Kan je trouwens niet rondkomen zonder dat lesgeven?
Ervinck: Soms doe ik een naïeve poging om minder te slapen maar uiteindelijk moet ik die tijd steeds terug inhalen. Ik heb helaas wel degelijk mijn 8 à 9u slaap nodig. Het is best grappig om te zien hoe mensen naar elkaar opkijken en zich afvragen wie al dan niet van zijn kunst kan ‘leven’. Het is allemaal zeer relatief. Mijn investeringen blijven nog steeds veel groter dan mijn inkomsten.
Hoe kan je dat alles bolwerken?
Als jonge kunstenaar moet je prioriteiten in het leven stellen, dus alles wat ik doe staat in functie van mijn kunstpraktijk. Alles is daarop geconcentreerd. Mijn tijd, mijn financiële middelen. Elke euro die ik verdien investeer ik weer in materialen voor sculpturen. Volgens mij is het enkel op die manier dat ik het kan bolwerken. Je moet veel opofferen om de vrijheid te kunnen verkrijgen om met kunst bezig te zijn. Soms ben ik daar wel extreem in.
Je won onlangs de Rodenbach Fonds Award en de publiekprijs Nieuwe Media van de stichting Liedts-Meessens . Hoe belangrijk vind je dat om een prijs te winnen en dat er gepraat wordt over je kunst?
Ervinck: Die wedstrijden zijn mooi meegenomen, want er hangt vaak veel aan vast, zoals een expositie, prijzengeld en even ‘in the picture’ komen. Sommige kunstenaars willen niet aan wedstrijden deelnemen, maar voor mij is dat alvast een mooi platform geweest. En natuurlijk is het belangrijk dat mensen over je werk spreken.
Je hebt de kunst niet van thuis uit meegekregen, wanneer is die Kortemarkse kunstkriebel er dan toch gekomen?
Ervinck: Van zover ik kan denken, ben ik met Legoblokken aan het spelen en kunst zie ik misschien ergens in het verlengde daarvan. Ik heb er trouwens nooit echt mee gespeeld, maar altijd gebouwd met die blokken.
Ervinck: Toen ik voor het eerst begon tentoon te stellen, ergerde ik mij vaak aan de kleur van de muren of het plafond, aan de belichting of een bepaalde vloer, een muur die verkeerd stond. Kortom, ik had geen volledige controle over de ruimte. Daarom ontstond de droom, het idee en de behoefte om een eigen, volledig controleerbare ruimte te bouwen waarin ik plafond, vloer en binnenkant volledig zou beheersen. De sculptuur XOBBEKOPS was voor mij een voorstudie voor een eerste volledig controleerbare ruimte. XOBBEKPOS is eigenlijk een maquette van ongeveer 1 x 1 x 1 meter . Het is de bedoeling dit ooit op ware grootte te maken, zoals de werktekening al aangeeft. Dit zou dan een te betreden 'ruimte' van 2,5 x 2,5 x 2,5 meter worden. In reëel formaat zou je dit aan de zijkant kunnen betreden. Maar zoals bij al mijn werken kun je ook dit werk vanuit verschillende invalshoeken benaderen. XOBBEKOPS is voor mij zowel een ruimte, een maquette, een sculptuur als een voorstudie voor een monument/gebouw. Het zweeft tussen abstract en figuratief tegelijkertijd. Het is verbonden met architecturale en sculpturale theorieën. En op deze manier is het weer binnen een zeer breed kader te plaatsen. Maar natuurlijk merk je dat je stap voor stap naar een dergelijke uitdaging toe moet werken. Uiteindelijk droom ik ervan dat ik mijn eigen ruimte meebreng die bezoekers kunnen betreden.
Maar in feite leef je al in je eigen droom?
Ervinck: Eigenlijk wel. Ik droom van een bepaalde totaalruimte. En alles wat ik doe zijn stappen daar naartoe.
Je weet dan ook exact waar je naartoe wilt als kunstenaar?
Ervinck: Ik weet precies waar ik naartoe wil, maar dat ‘precies’ kan je natuurlijk zeer ruim en genuanceerd opvatten. Er zijn nog heel wat stappen die ik verder wil ontwikkelen en die op me liggen te wachten. Ik heb wel een bepaald doel waar ik naartoe werk, ook al is dat in het begin niet altijd even duidelijk. Ik probeer ook telkens als ik iets maak of doe er voor mezelf een nieuwe uitdaging in te zoeken en iets nieuws uit te proberen. Op deze manier kun je ook evolueren met je werk en blijf je niet ter plaatse trappelen.
Nick, waarom heb je vandaag je gele sportschoenen niet aan?
Ervinck: Ik heb ze weggeschonken. In het voorjaar kreeg ik een telefoon: "Mogen wij uw gele atelierschoenen hebben?" Een verzamelaar uit Kruishoutem heeft er een permanent museum opgezet voor kunstenaarsschoenen, ‘Shoes or no shoes’ genaamd.
En je mist je gele schoenen niet?
Ervinck: Jawel! Als iemand een adres kan geven waar je mooie gele schoenen kan kopen, geef maar een seintje!
www.nickervinck.com
Replikeer - Gent, B 13/11/2008 - 19/12/2008
Ware Liefde, 30 jaar Kunst in huis, De Markten - Brussel, B 14/11/2008 - 21/12/2008
G08+1, Verbeke foundation – Kemzeke, B 29/11/2008 – 24/05/2009
GNI-RI jan2009, BerlinBerlin – Berlin, D 16/01/2009 – 22/02/2009
GNI-RI jan2009, Kunstverein Ahlen, D 18/01/2009 – 22/02/2009 (cat.)
SuperStories, 2nd triennial of contemporary arts, fashion and design –