Volgende bloginterviews : Nel Bonte, Raoul Servais, Maartje Korstanje, ...
Interview met Tommy Simoens (1982), Antwerpen, lente 18 - naar aanleiding van het tijdschrift d'ACADEMIE 5, nog steeds te verkrijgen in alle academies voor beeldende kunst in België. (Foto's : Anneke d'Hollander)
Hilde Van Canneyt : Beste
Tommy, werd je als jongen in korte broek gestimuleerd de wereld der kunsten te
ontdekken?
Tommy Simoens : Ik kom uit een familie van voornamelijk
hobbymuzikanten. Voor zover ik mij kan herinneren, ben ik een van de weinigen
uit mijn familie die op jonge leeftijd op woensdag en zaterdag naar de
kunstacademie in Deinze trok. Daar is mijn interesse voor kunst begonnen.
William Ploegaert was er directeur. Annick De Zutter gaf er les en is directeur
geworden toen ik wegging. Met Monique Meganck – die helaas is overleden – had
ik een enorm goede klik. Ook met Jean-Marie Bytebier, nu directeur van de
academie van Waasmunster.
Ik herinner me nog dat in die tijd er ook
kunstgeschiedenis voor volwassenen werd gegeven. Ik was daar de jongste tussen
die volwassenen, maar de lessen hebben een grote impact gehad en me de goesting
gegeven verder te onderzoeken wat er in de kunsten allemaal is gebeurd.
We woonden in Machelen-aan-de-Leie. Ik heb er nog de
beginperiode van het Roger Raveelmuseum meegemaakt. Ik heb er zelf kort een
studentenjob gehad. Op mijn vijftiende ben ik gestopt met het DKO, omdat ik
toen naar het secundair kunstonderwijs in Gent trok. Daarna heb ik
schilderkunst aan Sint Lucas in Antwerpen gestudeerd. Ik had ook nogal een
grote mond in die tijd en ik was ervan overtuigd dat een hands-on opleiding beter was dan een academische opleiding
kunstgeschiedenis. Achteraf gezien weet ik niet of het zo gemakkelijk is dat
onderscheid zo jong reeds te maken ...
HVC : Was je in je
jongere jaren onmiddellijk door schilderkunst aangetrokken?
TS : Ik herinner me nog de eerste twee kunstboeken die
ik op mijn veertiende kocht. Het eerste was van Douglas Gordon, dat ik kocht na
een tentoonstelling in het Van Abbemuseum in Eindhoven, het tweede boek was van
Cy Twombly, wat vreemd genoeg twee uiteenlopende kunstenaars waren. Maar, ik
durf toch zeggen dat mijn interesseveld zich nog altijd tussen die twee
uitersten bevindt. Trouwens, Pavel Büchler, die bij mij nu een tentoonstelling
heeft, was vroeger professor van Douglas Gordon.
HVC : Weet je nog
wie er, tijdens je studentenjaren schilderkunst in Sint Lucas Antwerpen, het
beste uit jezelf haalde?
TS : Ik had les van kunstenaar Joris Ghekiere, die
helaas ook recent is overleden. Ik heb daar tijdens en na mijn studententijd
veel aan gehad, maar ook aan Wladimir Moszowski en Mark Luyten. Ze hadden allen
een goede aanpak. Ook het theoretisch gedeelte dat ze gaven was heel uitdagend.
Ik heb er me enorm geamuseerd, maar het was ook heel nuttig.
HVC : Heb je na het
afstuderen, de – meestal door de onvermijdelijke vraag van de ouders –
lerarenopleiding gevolgd?
TS : Neen. Ze waren aan de UFSIA in Antwerpen net
begonnen met de richting ‘Cultuur en Media’, maar die opleiding heb ik nooit
afgewerkt. Ondertussen was ik beginnen te werken als assistent van andere
kunstenaars om wat geld bij te verdienen. Eerst bij Boy en Erik Stappaerts,
later bij Luc Tuymans. Ik heb ook nog bij de non-profit kunstorganisatie
Objectif Exhibitions gewerkt. Daar zijn toch een hoop interessante projecten en
tentoonstellingen gecreëerd. Ik was toen heel blij dat ik de allereerste
tentoonstelling van Roberto Cuoghi buiten Italië heb gemaakt, nog altijd een
van mijn favoriete kunstenaars.
De schilderkunstopleiding vond ik heel interessant, maar
eigenlijk heb ik ze nooit gevolgd met de intentie ‘om schilder te worden’.
HVC : Je hebt jezelf
nooit ‘artist’ gevoeld?
TS : Toch wel, maar zeker geen ‘schilder’. Al vind ik
schilderkunst wel een van de betere media om door de opleiding van de kunsten
te gaan.
HVC : Was je dan
niet, terwijl je aan het werk was voor anderen, stiekem in een ateliertje kunst
aan het maken?
TS : (lacht) Neen. Trouwens, daar was ook geen tijd
voor. Tegen het einde van mijn opleiding was het al vrij duidelijk dat ik meer
geïnteresseerd was in hoe installaties ineenzaten en hoe een tentoonstelling
werd opgebouwd. Voor de afstudeertentoonstelling, herinner ik me nog dat ik me,
samen met de klasgenoten van mijn jaar, vooral amuseerde met er een als het
ware museaal gecureerde opstelling van te maken.
HVC : Eigenlijk was
je al kunstenaar-af, alvorens je afstudeerde ...
TS : Eigenlijk wel ...
HVC : Sinds 2016,
nog maar twee jaar geleden, heb je een eigen galerie geopend op de Waalse Kaai
in Antwerpen, in het voormalig drukatelier van Roger Vandaele. Nu twee jaar
later, is de galerie al verdubbeld in grootte omdat je het voormalig restaurant
dat ernaast lag ook hebt kunnen ‘kunstpalmen’. Had je hier altijd van gedroomd?
Heb je jarenlang stiekem andere galeries in het oog gehouden?
TS : (lacht) Ik heb nogal een eigen idee van de
projecten die ik wil doen. De kunstenaars waarmee ik werk en de flexibiliteit
die erbij komt is iets dat ik al heel lang wilde. Uiteindelijk komt hier alles
bij elkaar.
Ik ben in die zin nog van de ‘oude garde’: een kunstwerk
is iets dat wordt gemaakt, het is een ding dat bestaat en het wordt vervolgens
ergens opgehangen. De kunst die verkocht wordt speelt daar een belangrijke rol
in.
HVC : Eigenlijk doe
je nu wat je al van tijdens je studeren deed: meedenken met de kunstenaar en
samen de werken op de best mogelijke manier een podium geven. Al doe je het nu
in eigen naam.
TS: Als kunstenaars hier een expo brengen is de
uitdaging dat de werken die ze maken, geproduceerd worden om net hier te
brengen. Een van de rollen van een galerie is: wanneer een kunstenaar een serie
werken maakt, om die mee de wereld in te zetten. Het is meestal een belangrijk
moment om dat in wisselwerking te doen. De uitdaging is dan bijvoorbeeld om de
context te doen kloppen, het feit dat het in Antwerpen en België is.
Afhankelijk van de projecten maken we er een catalogus bij of zetten we een
samenwerking op met een museum. Of kijken we hoe we onze kunstenaars in het
buitenland kunnen ondersteunen.
HVC : Heb je
voorbeelden van galeries die je bewonderde/bewondert?
TS : Ik ben net zoals bijna iedereen, denk ik, fan van
wat Gavin Brown in New York heeft gedaan. Maar, evengoed van Pasquale Leccese
in Milaan of Angela Choon in Londen. Niet alleen is het een uitdaging om een
tentoonstelling te maken en kunst te verkopen in België, maar we doen evenveel
moeite in het buitenland.
Zo hebben we een grote expo van Yutaka Sone in China
gemaakt, waar we drie jaar aan gewerkt hebben. Daar is veel nieuw werk voor
geproduceerd. We hebben hem, voor die tentoonstelling, hier een paar maanden
ondersteund met een atelier en waren dicht betrokken bij de conceptualisering van
de werken die hij aan het voorbereiden was. Tegelijkertijd hebben we met
Rirkrit Tiravanija voor die tentoonstelling een grote marmerinstallatie
gemaakt. Idem met Eduardo Sarabia, daarmee hebben we een versie gemaakt van
zijn tequila-bar voor een museumproject.
HVC : Er zijn vast
ook aspecten van het galerie-schap dat je hebt onderschat, denk ik?
TS : Ik heb het niet onderschat; het is natuurlijk enorm
veel werk. Het mooie aan de kunstwereld is dat elk project dat je doet zo’n
berg aan problemen meebrengt waar je door moet, maar zo geef je vorm aan een
expo: je groeit er samen naartoe en net dat maakt het uitdagend.
HVC : Is het
‘oef’-moment, het moment dat het witte laken klaarligt met lege, nog te vullen,
glazen bubbels erop om de gasten – potentiële kopers, verzamelaars en
liefhebbers – te verwelkomen?
TS : Eigenlijk is het moment dat de setting geslaagd is - meestal net voor de opening – en de
kunstenaar tevreden is, toch het beste moment. In principe is het zo dat vanaf
het ogenblik dat de tentoonstelling open gaat, je al in de fase zit dat de
werken de wereld in moeten worden gezet en dat brengt ook weer een verhaal mee
en zit je eigenlijk in een volgende fase.
HVC : Op welke
kwaliteiten beoordeel je de kunstenaars. Want het samenwerken is – naast de
kwaliteit van de kunstwerken – geen parameter die je mag onderschatten, dat zal
je zelf al hebben gemerkt.
TS: Er zijn een aantal kunstenaars die ik along the way heb ontmoet, maar wat me
interesseert is dat ik bij elk project dat ik doe het gevoel krijg dat er ook
een meerwaarde inzit voor de kunstenaar en zijn oeuvre. Dat lukt steeds beter
en beter. Wat ik heel interessant vind is dat er een grote kruisbestuiving blijkt
te zijn tussen de kunstenaars, in de zin van: dat het heel uiteenlopende
karakters zijn met heel uiteenlopend werk en toch blijken ze heel enthousiast
over elkaars werk en dat doet me toch een heel groot plezier.
HVC : Ik merk dat je
het galerie-schap, als een concept benadert. Interessant.
TS : Waar denk je
dat je verschilt van andere galeristen? Je hebt hier in Antwerpen gelukkig
goede voorbeelden. Het leuke aan Antwerpen – dat niet Londen of New York is
– is dat de stad een plek is waar ze net iets anders kunnen doen dan in een
metropool en dat brengt toch een zekere vrijheid voor de kunstenaars mee die
interessant is. Ik heb het geluk dat ik hier in Antwerpen fijne collega’s heb
en er hier op het Zuid terug een
goeie vibe heerst.
HVC : Het is ook een
voordeel dat je niet enkel een theoretische achtergrond hebt: je hebt lang zelf
achter de schildersezel gestaan, veel achter de schermen gewerkt ...
Als je nog tijd over
had, zou je graag weer naar een academie trekken om je te volleren in een der
takken der kunsten?
TS : Ik had er gisteren toevallig een discussie over met
kunstenaar Pavel Büchler. Hij vroeg zich af of het klassieke voltijds onderwijs
hoegenaamd wel zin heeft voor kunstenaars, of zij daar écht iets aan hebben. Of
het voor mensen die daar hun beroep willen van maken – het klassieke type
hedendaagse kunstenaar - niet interessanter zou zijn een veel klassiekere
opleiding te kiezen zoals bijvoorbeeld geschiedenis of literatuur en zich voor
het kunstdeel te specialiseren in het het deeltijds kunstonderwijs. Langs de
andere kant wil uiteraard niet iedereen beroepskunstenaar worden, veel mensen
gaan naar het deeltijds kunstonderwijs voor uiteenlopende redenen, bijvoorbeeld
omdat ze een specifieke techniek onder de knie willen krijgen, of zelfs omdat
er in kunst beoefenen een waardevolle beleving zit, of om mensen met een
gedeeld enthousiasme te leren kennen, enz. De bottom line van ons gesprek was om de kwaliteit van het deeltijds
kunstonderwijs zo specifiek en hoog mogelijk te houden en de klassieke
opleidingen veel algemener.
HVC : Kunstenaar
Herman Van Ingelgem – die ook lesgeeft in het DKO – wil zich specifiek richten
op kunstenaars die het hele voltijdse traject hebben doorlopen en zelfs liefst
als kunstenaar ook al een b(l)oeiende praktijk hebben, om hen zo extra tools
aan te leren. Geen enkele kunstenaar maakt, bijvoorbeeld, ‘alleen’ vrije
grafiek. Zo kunnen goede krachten beginnelingen stimuleren en vice versa. Van
Ingelgem zegt ook dat studenten in het deeltijds onderwijs doorgaans veel
gemotiveerder zijn dan in het voltijds onderwijs. Kunstenaar Sofie Muller, zegt
dan weer dat het deeltijds- en voltijds onderwijs meer in elkaar moet lopen.
We moeten sowieso
dringend van het stigma ‘DKO is oubollig’ af, want dat is het allang niet meer.
TS : DKO is een deel van de samenleving. Net zoals het
museum als uitbreiding van de openbare ruimte belangrijk is, vind ik dat het
DKO ook zo’n rol heeft. Net zoals de fitness dat heeft. En, dat is zeer goed.
We mogen ons in België gelukkig prijzen dat dit kan. Elk heeft zijn
persoonlijke redenen om naar het deeltijds kunstonderwijs te willen: of ze nu
kunstenaar willen worden of op een actieve manier met kunst willen bezig zijn.
De kwaliteit van het lesgeven zou bij iedereen even hoog moeten zijn. De
bibliotheek van een academie moet een weerslag zijn van wat er in de kunst
leefde of leeft, het moet een superscherpe kwaliteitsvolle selectie zijn. Al
mag het ook niet wereldvreemd zijn.
Kunstcriticus Johan Pas, nu ook directeur van de
dagschool van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen,
bladerde vroeger na zijn lessen altijd door De
Witte Raaf, waar hij zijn studenten van het DKO meegaf welke expo’s
interessant waren, met toelichting over elke kunstenaar.
HVC : Tot tien jaar
geleden waren de academies nog te hermetisch, maar je merkt nu dat de deuren
langs beide kanten meer open staan. Het verkeer tussen academie en échte
(kunst)wereld stroomt nu langs beide richtingen door middel van
kunstuitstappen, lezingen, etcetera.
TS : Ik herinner me nog van mijn periode aan de academie
van Deinze dat zij ons als twaalfjarigen ook al meenamen naar Documenta of naar
de opera. Dat laat een enorme indruk na op zo’n jonge leeftijd.
HVC : Wat is je
droom als galeriehouder, als je niet moet denken aan tijd, geld of energie?
TS : Meestal is er toch positieve stress om het volgende
project in goede banen te leiden, maar dat hoort erbij, dat is deel van het
spel.
Wat ik plezant vind: we hadden een collaboratie
opgestart tussen Yutaka Sone en Rirkrit Tiravanija wat tot een heel mooi
project leidde voor de Frieze art fair in het najaar en ondertussen is het
opgepikt door Ballroom Marfa, een heel prestigieuze plaats, waar ook de Donald
Judd foundation zit. Zij willen nu dat project, dat hier is ontstaan, eerst
daar brengen. Uiteraard veranderen we dan graag van koers en gaan we hen de
primeur geven. Zoiets geeft natuurlijk het vertrouwen dat we goed bezig zijn.
Ik was ook heel blij dat we het vertrouwen kregen van de
Bernd Lohaus Foundation om het Estate
te mogen vertegenwoordigen, want er zijn absoluut andere galerieën die dat even
goed zouden kunnen. Ondertussen hebben wij het werk van Bernd mee kunnen nemen
naar Frieze Masters in Londen, wat een grote impact op de markt van Bernds werk
heeft gehad. Er is na twee jaar veel meer vraag zowel van collectioneurs, als
van musea. Ondertussen komt er een grote overzichtspublicatie, een
tentoonstelling in de Skulpturenhalle van Thomas Schütte in Duitsland, etc. Het
is leuk werken als je de impact van de dingen begint te zien.
HVC : Zijn hier
evengoed ook studenten welkom? Vind je het even belangrijk dat studenten de weg
naar de galerie vinden als verzamelaars en de mensen van de instituten?
TS : Absoluut. Wij hebben met Roger Vandaele, die
meesterdrukker is en grafiek van wereldniveau heeft geleverd - niet alleen voor
Luc Tuymans, maar ook voor Franz West, Kathe Burkhart, Rem Koolhaas, enz. –,
onlangs nog een masterclass gehouden
voor de studenten zeefdruk en Erasmusstudenten van de academie van Antwerpen.
HVC : Houden zo!
Veel succes met de uitbouw van je galerie!
Hilde Van Canneyt