Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

interview met ARNE QUINZE


Interview met Arne Quinze (1971), Sint-Martens-Latem, dinsdag 15 maart 2011

Hilde Van Canneyt: Hoi Arne. Graag had ik even met jou chronologisch je creatieve loopbaan doorlopen. Als ik me goed heb laten informeren, was je reeds als driejarige peuter enorm geboeid door het tekenen. Je was gefascineerd door een zoektocht naar een geschikt tekenmedium. Als zestienjarige ontdekte je de graffiti, wat een grote liefde van je werd. Later experimenteerde je nog met allerhande andere materialen. Anno 2011 resulteert dit zoekproces in een breed gewaardeerd oeuvre.
Arne Quinze: Hold on Hilde, je hebt een paar episodes overgeslagen…



HVC: (lacht) Dan mag jij die aanvullen.
AQ: Ik ben altijd al heel creatief geweest. Creatief zijn ging bij mij altijd gepaard met hoe ik me persoonlijk voelde. Als klein manneke deed ik niets anders dan met klei mijn eigen wereldjes opbouwen. Op de leeftijd van negen jaar vond er een ingrijpende gebeurtenis in mijn leven plaats. Mijn ouders scheidden. Van de ene op de andere dag was ‘het’ weg. Ik weigerde als kind nog iets te maken. Ik zal nooit vergeten dat men mij op mijn veertiende in de biologieles vroeg om te beginnen tekenen. Het viel best mee. Sindsdien heb ik de draad van het tekenen weer opgepakt. Zoals je aangeeft, heb ik me op mijn zestiende op het medium van de graffiti gericht. (Arne toont me zijn schetsboeken uit die tijd, indrukwekkend, red.) Ik was echt heel actief toen. Ik maakte graffiti met Blake, Quick en Futura 2000, kunstenaars uit New York die men vandaag ook in musea terugvindt. Tot mijn twintigste heb ik ondermeer met hen op straat rondgehangen. Binnenkort opent ‘Explosition’, een expo over graffitikunst in het museum van Elsene (van 16/06-04/09/’11, red.). Daar zal de bezoeker ook zien dat wij tot de diehards van die tijd behoren. Vervolgens ben ik door omstandigheden terechtgekomen in het drugscircuit.


HVC: Was je tijdens die drugstijd creatief?
AQ: Totààl niet. Dat maakt meer kapot dan wat dan ook. Erna trouwde ik, maar ik ben pas opnieuw écht creatief geworden toen ik na een huwelijk van vier jaar scheidde. Na de breuk ben ik er volop ingevlogen, want ik moest mijn boterham verdienen. Ondertussen werkte ik op zeer diverse terreinen, gaande van de staalindustrie tot carwashes. Ik kluste ook bij in woningen door de muren te schilderen, elektriciteit te leggen en loodgieterswerk te verrichten. Ik maakte zelfs kasten en stoelen. Maar ondertussen had ik wel tentoonstellingen, onder andere met David Lynch en met Murakami die toen nog lang niet bekend waren. Zelfs met Herman Brood heb ik opgetrokken. Kortom: ik zát in de kunstwereld, alleen verdiende ik er mijn boterham niet mee.
In het jaar ‘99 heb ik dan een experiment gedaan. Ik was vaak bezig met polyester beelden en schuimen en realiseerde een schuimblok. Heel simpel en kubistisch. Van het één is het ander gekomen en voor ik het wist zat ik met een bedrijf. Maar dat was ík niet. De rest van dat verhaal is ontworpen in samenwerking met een creatief team.




HVC: Tegenwoordig werk je met tien mensen samen. Nochtans is vrijheid één van de dingen die kunstenaars hoog in het vaandel dragen. Ik vroeg het ook aan Jan Fabre: “Als je ze nu eens allemaal zou ontslaan, zou je dan niet ‘vrijer’ zijn?”
AQ: Nee, dat zou eerder mijn vrijheid beknotten. En of het ondernemerschap mijn creativiteit aantast? Helemaal niet.

HVC: Een kunstenaar die continu alleen in zijn/haar atelier verblijft en alles op eigen houtje verwezenlijkt maakt toch een ander proces door dan een artiest die zijn/haar werk in samenwerking met een team realiseert. Vergeef me het cliché, maar ik beschouw de solitaire kunstenaar in zijn filosofische vereenzaming doorgaans als een meer getormenteerd personage.
AQ: Nee, het speelt zich allemaal af in mijn hoofd.

HVC: Je hanteert vaak de kleur oranje. Op verschillende domeinen wordt deze kleur vaak ingezet om aan te trekken en af te stoten. Oranje is een in your face kleur.
AQ: Ik zie het gebruik van oranje vooral als een natuurlijk proces. Hoe is dat gekomen? Door mijn zoektocht, mijn vele reizen en bijhorende omwegen, word ik geconfronteerd met mezelf. Ik denk dat de grootste uitdaging mezelf is. Ik trok continu van de ene naar de andere plek en vond mijn plaats niet. Ik vond geen plaats om tot rust te komen. Tijdens mijn zoektocht stelde ik mezelf de vragen: “What is my home, my house, my stillthouse?” Als kind creëer je reeds een “eerste huis”. Vele kinderen gaan onder een tafel zitten waarover ze een laken draperen. Ze bouwen een eigen wereldje. Een tweede huis die men zich eigen maakt is het dragen van bepaalde kledij. Men wil niet meer in zijn/haar blootje rondlopen en zoekt de comfortzone op. Dit heeft in mijn jeugd erg gespeeld. Een echt thuisgevoel heb ik als kind nooit gekend en als puber sloeg ik dan zelf de deur van mijn ouderlijk huis achter me dicht. Ik heb een half jaar buiten geslapen! Geloof me: dan absorbeer je het leven. Dat zijn allemaal dingen die je opstapelt. Voor mij is dit huis met aanpalend atelier in Sint-Martens-Latem mijn eerste echte officiële huis én thuis.

  
HVC: Je hebt daarover een reeks werken gemaakt: ‘My home, my house, my stillthouse’.
AQ: Als je begint met je huis te bouwen, begin je met muren. Maar dat is jezelf beperken. Je houdt jezelf veilig door de ander buiten te houden en je eigen comfortzone te bouwen. Daarbij heb je bij uitbreiding je tuin. Maar ook daar voelt een mens onmiddellijk de behoefte om een omheining rond de tuin te plaatsen. Door dat proces leer je jezelf beter kennen, meer nog, je leert er hoe de mens in elkaar steekt. Ik ben waarschijnlijk niet anders dan de anderen. Ik treed ook graag heel beschermend op.
In mijn werk zie je een horizontale beweging. Als je die rechtop gaat zetten, heb je een ladder om op te klimmen. Wat is een ladder? Een ladder dient om hogerop te geraken. Niet alleen in de maatschappij, maar ook voor jezelf. Hoe hoger je je bevindt, hoe veiliger en droger je zit. Vandaar dat ik ook die stillthouses (sculpturen) ben gaan bouwen. Dat zijn de kampen uit mijn kindertijd. Toch vond ik het belangrijk het menselijke daarvan in mijn werk te tonen. Hoe kon ik dat doen? Door de heel menselijke kleur oranje-rood. Dat kan liefde zijn, passie, vuur, etc. Maar je kunt je er ook aan verbranden. Het kan bloed zijn. Het leven of de dood.
Waarom zie je op dit werk zo veel vlekken? Om een heel eenvoudige reden: als mens zit ik nog altijd met mijn voeten in de klei. Ik ben heel geaard. Maar klei kan ook de veiligheid van de wereld en de connectie mét de wereld zijn. Waarom staan sommige elementen in mijn werk los van de grond? Die stellen delen van mijn hersenen en mijn geest voor.



HVC: Ik las ergens dat je veel sculpturen op wankele poten zette omdat wij, ondanks het onzekere van het leven, als mens alles overleven, in elke situatie.
AQ: Wij zijn heel sterke wezens, survivers. Wij staan ook met onze twee ‘poten’ in balans, of toch de meesten van ons. Mijn ‘stillthouses’ hebben dat ook.




AQ: (troont me mee naar de andere kant van het atelier) Hier zie je een volgend werk: ‘My safe garden’. Hoe ben ik daartoe gekomen? Ik ben een grote fan van de ‘Tuinen van Gyverny’ die Monet schilderde. Ik heb als kind veel voor die schilderijen gestaan en ik kon daar echt in verdwijnen. Het was een wereld op zich waarin ik kon vluchten. Ik ben die tuinen dan gaan schilderen op mijn manier. Door een studie te maken van de tuinen van Monet ben ik me bewust geworden van mijn eigen ‘secret gardens’. Zo zijn het nu mijn eigen ‘secret gardens’ geworden. Terwijl ik aan het schilderen ben, zit ik daarin. Erna bouw ik aan mijn ‘safe gardens’ en worden het mijn ‘safe gardens’. Dat is de volgende stap: de omheining. Waarom? Wil je in mijn wereld komen, dan moet je erover. Ik perk het in, baken het af. Daarom gaat het altijd over ‘my’: het is míjn tuin.
Op een gegeven moment ben ik andere installaties gaan maken, met het idee: “Wat gebeurt er als er een vreemde in mijn tuin komt?” Ik bestudeer constant de maatschappij en mezelf, puur als individu. Soms doorstreep ik de lijnen die je op mijn werk ziet. Dat wil zeggen dat je soms alles moet kunnen relativeren en weer loslaten om weer verder te gaan.



HVC: In de woestijn heb je een grote constructie ‘Unchronia, a message from the future’ laten afbranden. Daarover zei je dat je niet bang moet zijn om dingen te verbranden, omdat je erna weer opnieuw kan beginnen. Je moet soms een andere weg durven inslaan.
AQ: Ik heb in mijn leven heel veel omwegen afgelegd om de weg te vinden die ik vandaag gevonden heb.

HVC: Omwegen vergroten de kennis van een plaats.
AQ: Inderdaad. Ik benijd mensen die de kans gehad hebben om kunst te studeren en heel het parcours te doorlopen, maar ik heb helaas die kans niet gehad. Anderzijds beklaag ik het me niet, want anders zou ik vandaag misschien niet doen wat ik doe.




Hier heb je nog een voorbeeldje van: “Wat gebeurt er als een vreemde in mijn tuin zit?” Dit zijn mijn vreemde jongens. Dit zijn mijn rotsen. Dit is een klein, nog niet geschilderd prototype en ik ben dit nu supergroot in metaal aan het uitwerken tot buitensculpturen. Ik ben er ook aan het uitwerken voor in Parijs en voor onze Belgische kust. Want wat gebeurt er als je voor zo’n grote vervreemdende blokken komt te staan?





We zijn nu documentaires aan het draaien over mijn grote installaties. Mijn installaties brengen mensen bijeen. Mijn droom is om meer kunst te brengen in de publieke maatschappij. Die grote publieke buiteninstallaties zijn volgens mij een eerste stap. Als Brussel nu bestuurd zou worden door museumgerelateerde curators, dan zou men Brussel op de kaart kunnen zetten door grote openluchtinstallaties en beelden in de stad te plaatsen. Dat zou de stad niet alleen economisch een gezicht geven, maar dat zou voor onze algemene opvoeding ongelooflijk zijn. Het zou de drempel naar het museum veel lager maken. Mensen zouden in het weekend ook eens gewoon een museum binnenspringen. Nu is het sleuren om de mensen in de musea binnen te krijgen.




HVC: Over je grote installaties zoals ‘Cityscape’ (Brussel, ’07), ‘The Visitor’ (Beirut, ’09) en ‘Unchronia’ (Nevadawoestijn, ’06) las ik over je zoektocht naar een face-to-face communicatie. Je wilt een tegengewicht bieden aan de hedendaagse cultuur waarbij mensen communiceren zonder elkaar te zien. Deze visie zie ik ook terug in je meest recente creaties  zoals ‘Camille, (Rouen’11), ‘Red Beacon’ (Shangai, ’11) en je installatie in het Louisianamuseum (Kopenhagen, ’11). Met je installaties wil je een ideale samenleving creëren en de maalstroom van het dagelijkse leven doorbreken. Je installaties proberen de gedachten van voorbijgangers te triggeren. Je wil de mensen met andere ogen naar de wereld laten kijken, hen even laten wegdromen.
AQ: Door de mallemolen te stoppen beginnen ze ook met elkaar te communiceren. De mensen herontdekken hun stad én elkaar. Ik geloof heel hard in die publieke beelden.





HVC: Mag ik na deze mooie woorden even kritisch zijn? Geloof me, ik vind je grote buiteninstallaties heerlijk, maar toen ik bij Galerie Guy Pieters in Knokke vorige zomer al je kleinere sculpturen en schilderijen bijeen zag, kwam het me heel druk en overweldigend over. Bijna benauwend, alsof ik te midden van al dat oranje gevangen zat. Als iemand de achtergrond en de context van je werk niet beheerst, kan je werk daarenboven ook primitief overkomen. De meerdere lagen ontvouwen zich niet onmiddellijk. Ik zie hier in je atelier boven toch vooral eigen handwerk. Ik hóóp dan ook dat je alles zelf maakt. Dat maakt ook net de romantiek van een kunstwerk groter. Het idee dat iemand uren en nachten zit te zweten aan een kunstwerk versterkt het karakter van een kunstwerk alleen maar.
AQ: Ik maak álles zelf, Hilde. Al heb ik mijn team nodig om de administratie en de communicatie georganiseerd te krijgen. Seriewerk, met alle respect hoor. Picasso zat aan driehonderd werken per jaar. Daar zit ik nog lang niet aan. Je moet elk werk als een studie zien. Ik ben een boek aan het maken dat ‘Studies’ heet. Waarom? Omdat elk werk handgemaakt is en er geen reproducties van mijn werk bestaan. Trouwens, over dat primitieve: ik zou het eerder “hedendaags primitief” noemen. Ik ga terug naar de basis van de dingen. Dat is hoe ik me uitdruk.



HVC: Het voelt alsof ik je om verantwoording vraag. Mijn excuses als ik die indruk maak. Komt er geen ogenblik waarop je het gevoel hebt in een bepaalde thematiek of met een bepaald medium uitverteld te zijn? Een moment waarop je er, los van financiële motieven, bewust voor kiest om een ander thema of een ander medium op te zoeken?
AQ: Het is inderdaad zo dat verhalen evolueren. Dat bereik je ook maar door te oefenen en te oefenen. Het is een lange zoektocht om die diepte erin te krijgen en daar te geraken.

HVC: Breng je alles naar buiten wat je schildert?
AQ: Nee. Ik maak een selectie. Wat daaruit valt vernietig ik. Of ik daarvoor de raad nodig heb van mijn medewerkers? Nee. Ik voel dat zelf.




HVC: Het creatieproces vind je even belangrijk als het eindresultaat. Je foto’s en schetsen zijn net zo goed kunstwerken.
AQ: Vooraleer de toeschouwer een afgewerkte sculptuur of installatie te zien krijgt, ben ik daar al twee jaar mee bezig. Ik kan heel lang met iets bezig zijn, zowel in mijn hoofd als in mijn voorbereidingen en in mijn schetsboeken. Ik reis veel, maar ook op het vliegtuig werk ik verder. Hierbij schrijf ik ook veel neer.




HVC: Geïnspireerd op de Braziliaanse favela’s in de krottenwijken, maak je je eigen bidonvilles als parodie op de levenswijze van mensen en de ontwikkeling van steden.
AQ: Mensen die in de bidonvilles leven zijn arme mensen die minder dan niks hebben. Ze hebben een stukje veroverd, terwijl de stad errond aan het groeien is. Ze hebben minder en minder plaats en kunnen maar één richting meer uit: omhoog! Ik was aan het denken: vroeg of laat gaan zij hun eigen torens bouwen en gaan zij op hun eigen manier boven de wolkenkrabbers uitstijgen. Zo ben ik zelf ook mijn bidonvilles beginnen maken.
Ik ben heel nieuwsgierig van aard. Zet mij op een terras van een café en het enige wat ik doe is kijken naar de mensen. Ik ben vooral gepassioneerd door de ontwikkeling van de mens en de architectuur er rond. Als ik reis zit ik me constant af te vragen: “Waarom bouwen ze hun gebouwen zo en niet anders. Hebben ze dat nu nog niet geleerd?” (lacht) Soms vraag ik me echt af waar de kwaliteit van het leven naartoe is. Want je kán steden heel mooi maken. Men slaagt er altijd maar in om steden met de dag lelijker te maken. Wat mij betreft, zijn de mooiste bestaande steden reeds driehonderd jaar geleden gerealiseerd. Het meeste wat later kwam is van: “Menslief, waar zijn we nu toch mee bezig?” Als het aan mij lag zou ik van de grootsteden openluchtmusea maken. De confrontatie van kunst is ook heel belangrijk in onze opvoeding. Zonder kunst is er geen opvoeding.




HVC: Zoek je naar meer eenheid in de steden? Vermoedelijk heeft je leven op en in de straten je visie op ‘de straat’ grondig beïnvloed?
AQ: Een stad moet evenwicht hebben. Brussel is een mooi voorbeeld. Wij hebben als Belg echt geen visie om Brussel naar voor te trekken. Het is een stad zonder visie. Er moet dringend iets aan veranderen. Kunst maken is een persoonlijke zoektocht naar mezelf. Door middel van mijn beeldsculpturen vecht ik ervoor om steden in openluchtmusea te veranderen. Idealiter zou de kunstwereld dit moeten cureren. Om de twee jaar een nieuwe curator om kunst in de stad te brengen. Mét budgetten! Of kan je je inbeelden dat er een systeem bestaat dat er mag gebouwd worden tot twintig verdiepingen? Wil je hoger bouwen, dan moet je een bepaald bedrag teruggeven aan kunstinstallaties. 


HVC: Je chaosboxen beschouw je als zelfportretten. Zie je dit werk als een representatie van wat er zich in je hoofd afspeelt, als het bloed dat door je aders stroomt?
AQ: Chaos is iets dat in mijn hoofd echt bruist. Mensen vragen me waarmee ik bezig ben en waarom ik altijd zo chaotisch moet zijn? Op een gegeven moment vroegen ze me een zelfportret te maken. Ik vroeg me af ik nu iets in olieverf moest maken, want die klassieke dingen heb ik vroeger allemaal doorlopen. Ik heb die werken nooit getoond en wil die ook niet tonen. Ik heb honderden stoelen, flessen, potten en pannen getekend en geschilderd. Ik ben zelfs nog affiches van bioscoopfilms gaan schilderen, als vakantiejob. Maar ik ben daar allemaal doorheen gegaan. Dat was ik niet. Op de duur kon ik het niet meer hebben om zo te schilderen. Maar terug naar het zelfportret. Wat stelde dat voor mij voor? Zo ben ik op een gegeven moment bij die glazen boxen uitgekomen. Dat glas is de schedel. Het rood dat je ziet is die chaosstructuur, al geloof ik zelf niet in chaos. Er is geen chaos, chaos is een structuur. Trouwens, als je rondkijkt: alles is hier netjes in mijn atelier. Ik ben helemaal niet chaotisch. Rondom mij hoef ik ook geen chaotische mensen.




HVC: Ahum. Anderen vinden me ook chaotisch, terwijl ik mezelf net heel gestructureerd vind… Chaotische geesten hebben ook net orde rond zich nodig. Als ik begin te typen moet mijn bureau ook helemaal leeg zijn. Ik vermoed ook dat je ‘Sturm und Drang’ niet is om de chaos in je geest te verdrijven… Ik voel hier ook nu bij jou geen onrust door je lijf daveren.
Ergens las ik dat je houdt van regels omdat je die dan kan overtreden.
AQ: Chaos zit in mijn geest, in mijn binnenste veilige tuin. Wéér omringd. Over die Sturm und Drang: ik heb vooral de drang om te creëren, te máken.

HVC: Hoe ga je om met kritiek? Hoe voel je je als een expo wordt afgebroken?
AQ: Ik kan alle kritiek aan. Dat vertelt meer over die mensen dan over mij. Een expo die wordt afgebroken, dat heb ik nog niet voorgehad.
Kijk, het is simpel: kunst maken, creatief zijn: je kan dat voor een deel aanleren, maar je hebt het of je hebt het niet. Erna is het maar door te oefenen dat je je kunst naar een bepaald niveau kan brengen. Door arbeid. Dat kan zowel vanuit een denkproces komen als uit een denk- en creatieproces. Picasso was zo: hij moést bezig zijn. Schilder Luc Tuymans is dan weer eerder een denker. Dat hoor je ook aan zijn taal. Jan Fabre heeft dat ook, al is hij een totaal andere mens. Bij mij ligt het denkproces meer in mezelf en ik uit me meer door de manier waarop ik werk. Monet is ooit geweerd uit de kunstsalons: “hij kon niet schilderen”. Andy Warhol hebben ze ook ooit bekeken als een reclameschilder met de prentjes die hij drukte. Probeer nu maar zo’n ‘prentje’ te kopen.

HVC: Zangeres Björk zegt het ook:  “Je kan maar iets creëren als het oordeel van anderen je niet remt”.
AQ: Inderdaad.

HVC: Je maakt heel positief werk. In de teksten en interviews over je werk las ik dat je met je grote buitensculpturen de mensen blij wil maken, hen even laten glimlachen…
AQ: Ik ben gewoon heel positief ingesteld. Ik heb al te veel miserie gezien in de wereld waar ik ook zelf al te vaak ben door gegaan. De boel mag echt ontploffen, mijn huis mag afbranden, etc. Dan nog heb ik iets van: “we herbeginnen”. Je kan me, buiten met menselijk leed, met weinig choqueren. Ik kan nog door heel weinig ontgoocheld worden.

HVC: Omdat mensen je al vaak ontgoocheld hebben?
AQ: Ik ben vaak ontgoocheld gewéést. Vooral in mijn jeugd. Maar zelfs toen al heb ik geleerd om daarmee om te gaan. Ik denk héél instinctief.

HVC: De helaas overleden Philippe Vandenberg (1952-2009) zei dat kunst over geluk niet bestaat, omdat, als je gelukkig bent, je het niet nodig hebt om kunst te maken, omdat kunst altijd gaat over de blues en de mankementen van het bestaan. Ga je daarmee akkoord?
AQ: Er zijn heel veel grote kunstenaars die goed in hun vel zitten en goede kunst maken.

Ondanks je futuristisch ogende werk, werk je het toch met primitieve materialen zoals hout. Vind je dat je werk hedendaags is of oogt?
AQ: Absoluut. Je kan sowieso niet met je werk teruggaan in de tijd. Dat is hetzelfde als met Michaël Borremans’ werk. Je denkt op het eerste zicht dat door zijn thema’s en manier van schilderen het ‘oud’ werk is, terwijl het net heel vernieuwend is, een nieuwe benadering. Of het hedendaags relevant moet zijn? Absoluut! Voor mij is het een constante zoektocht naar mezelf waardoor ik mezelf uitdaag nieuwe wegen te bewandelen en in te slaan.




HVC: Volg je andere hedendaagse kunst op? Schuim je tentoonstellingen af?
AQ: Ik reis veel en zie ontzettend veel tentoonstellingen. Jammer genoeg mis ik er door mijn vele reizen veel in België, maar dat compenseer ik door af en toe Belgische kunstmagazines zoals H-art te lezen.

HVC: Als ze je op café vragen wat je uitvreet in het leven, wat antwoord je dan? “Kunstenaar?”
AQ: Dan zeg ik: “Ik maak dingen.”

HVC: Als ze er dan op uitkomen dat je kunstenaar bent en ze vragen je: “Wat is kunst?” Wat is je antwoord daarop?
AQ: (moet even denken, wat ik positief vind… , red. ) Kunst is een middel om mezelf te uiten door mijn gevoelens om te zetten in vorm en dat te delen met anderen.

HVC: Creativiteit is voor jou een reinigende uitbarsting. Je ziet je schilderen als dansen of als een intens seksuele ervaring. Je duikt gewoon in je schilderij. Naar het schijnt ben je de dagen voor je gaat schilderen ook onrustig. Níet met je handen bezig zijn, lukt je niet.
AQ: Dan voel ik inderdaad van alles borrelen. Maar een dag niet met mijn handen bezig zijn, dat bestaat niet!




HVC: Muziek is ook altijd een grote trigger geweest….
AQ: Ik doe alles op muziek. Of ik nooit zin heb gehad in een band te spelen? Ja hoor, maar ik probeer me te concentreren op mijn kunst. Kunst slorpt me helemaal op en dat is maar goed ook. Het leven bestaat uit keuzes.

HVC: Hoe ontspan je je?
AQ: Rondrijden met mijn oude moto’s is voor mij het ultieme. Maar net zo goed lezen. Uiteindelijk zijn mijn kunst en mijn werk mijn ontspanning.

HVC: Wat is je grootste zonde?
AQ: Wat ís een zonde? De grootste zonde zou zijn om er niet van te genieten.

HVC: Wat is voor jou de ultieme tentoonstelling of het ultieme kunstwerk?
AQ: Elke dag is een nieuwe dag.

HVC: Dan is voor jou het leven een kunstwerk?
AQ: Zeker en vast. Ik sta alle dagen op en het eerste wat ik doe is douchen. Als ik dan dat water over mij laat glijden, beeld ik me gewoon in dat er goud over me stroomt. Op dat moment voel ik me al een héél rijk man, al loopt al dat goud weg in het putje van de douche. Dan ben ik al heel blij dat ik dat al heb kunnen doen. En dan vraag ik me af: “What’s  next?” Ik ben iemand die houdt van uitdagingen. Ik heb voor mezelf een bepaalde weg uitgestippeld en ik wil en zal daar ook naartoe gaan. Ik weet heel duidelijk en goed waarmee ik bezig ben. Ik ben een vechter die er heel veel voor doet dingen te realiseren en te verwezenlijken. Ik stop daar ook heel veel energie in. Al ben ik ook wel een ongelooflijke levensgenieter. Vanaf mijn douche ’s morgens begint het. Het kriebelt elke dag om te mogen doen wat ik doe. Kunst maken zit me gewoon in het bloed.




HVC: Is er iets typisch Belgisch aan je werk?
AQ: Ik voel me Belg in hart en nieren. Ik ben een heel fiere Belg.

HVC: Geloof je in wat kunstenaar Roy Lichtenstein zegt: “Succes is een kwestie van op het juiste moment op de juiste plaats te zijn.”
AQ: De tijd zal dat uitwijzen. Ikzelf mag daarover niet klagen. (lacht)

HVC: Vind je interviews afleggen tijdverlies of ontspanning?
AQ: Dat hangt ervan af wie mijn interview afneemt…

HVC: … en weg was ze.


Arne Quinze stelt tentoon:
MY HOME MY HOUSE MY STILTHOUSE & MY SAFE GARDEN
LIVING EXHIBITION, LOUISIANA MUSEUM OF MODERN ART, Humlebæk, Denmark
JUNE 1st - OCTOBER 2nd, 2011
www.louisiana.dk

Arne Quinze heeft ook al enkele monografieën uit.



statcounter