Interview met Arne Quinze: in lijst
Gesprek met Gert Van Weyenberg (1966), Gavere, mei 2011
Fotografe Sofie Lobel legde het interview vast van achter haar fotolens:
Stel: Je hebt een atelier waar heel je hart, ziel en leven inzit. Tot plots op een dag vuur roet in het eten gooit... en er alleen nog herinneringen overblijven... Dit overkwam kunstenaar Gert Van Weyenberg. Omdat de vrienden van Gert hem een hart onder de riem wilden steken , organiseren ze zaterdag 11 juni vanaf 15u tot in de vroege uurtjes een benefietavond bij De Vieze Gasten - Phoenix feest genaamd- om wat centjes in te zamelen voor de heropbouw van een nieuw atelier en om nieuw schildermateriaal aan te kopen. (zie google: phoenix feest) Hieronder het verhaal van de kunstenaar.
Hilde Van Canneyt: Hallo Gert, begin december, vijf maanden geleden, maakte je als kunstenaar een soort worst-case scenario mee. Je volledige atelier met het leeuwendeel van je kunstwerken ging in de vlammen op. Naar aanleiding van deze gebeurtenis hebben je vrienden een benefiet voor je georganiseerd.
Hoe verwerk je dit voorval als mens of als beeldend kunstenaar?
Gert Van Weyenberg: Het accident vond recent plaats. Zoiets verwerk je in fases. In een eerste confrontatie, lijkt het voorval je zo onoverkomelijk, zo drastisch en onherstelbaar. Het is een plots einde van een levenswerk. Even dacht ik nooit meer te schilderen. Ik speelde met de gedachte te gaan schrijven aangezien je als schrijver geen atelier nodig hebt. Door geschreven werk te kopiëren en elders te saven kan ik het voor soortgelijke rampen behoeden. Maar de verf en het schilderen zit me in het bloed. Dat laat je niet zomaar los. Het is sterker dan mezelf. Het is deel van mezelf.
Heb je dan gedurende een paar maanden helemaal niets meer gemaakt?
Nee… Al was de drang om terug wat op te starten daar al vrij vlug. Maar puur praktisch moest ik helemaal opnieuw starten. In eerste instantie was ik vooral geschokt doordat ik zovele werken verloren was. Steeds opnieuw zag ik die trein van vernielde werken passeren. Maar daarnaast was ook mijn materiaal in de vlammen opgegaan. Geen stukje doek, geen penseel, geen schetsblok was aan het vuur ontsnapt. Ik had enkel nog één pot rode verf. Die stond namelijk in huis omdat ik die gebruikt had om er een papieren tafelkleed mee te versieren voor het verjaardagsfeestje van mijn dochter.
Na verloop van tijd begon het terug kriebelen. Was er een bepaalde aanleiding, een tentoonstelling bijvoorbeeld, die de zin om opnieuw aan het werk te gaan aanwakkerde?
In een eerste reactie had ik het gevoel dat mijn volledige oeuvre in één klap was weggeveegd. Langzaamaan ontdekte ik dat er in de loop van de jaren toch ook heel wat werk her en der verspreid was geraakt. Zeker negentig procent van de werken die ik thuis had ging weliswaar verloren in de brand. Het woonhuis en de Orangerie in de tuin bleven echter, samen met de werken die zich daar bevonden, gespaard van de vlammen. Daarnaast kreeg ik ook berichten van vrienden en kennissen, die nog werk van me in huis hebben. M’n vrienden staken me een hart onder de riem en moedigden me aan om met de nog bestaande werken iets te doen. Er circuleert gelukkig ook nog heel wat werk in kunstverhuur. Op een gegeven moment begin je terug te kijken naar wat er wél nog rest. Wanneer ik vervolgens blader tussen de restanten, ook tussen de luttele verbrande fragmenten die mijn zoontje Liam uit de ruïne haalde, wordt er diep in mij toch weer iets geprikkeld en voel ik de behoefte om terug te gaan schilderen. Naast het besef dat niet al mijn werk verloren is gegaan, word ik ook gesterkt door mijn visueel geheugen. Elk schilderij, elk object dat ik ooit maakte zit in mijn kop. Er is geen werk dat ik me niet voor ogen kan brengen. Het rondscharrelen in de ruïne die overbleef was pijnlijk, maar ergens ook helend. Mijn zoontje wou absoluut nog een aantal zaken uit de resten halen alvorens de aannemer aan de opkuis zou beginnen.
Ik was wel verplicht om hem bij deze gevaarlijke klus te vergezellen en zo ook tussen het puin en de as rond te scharrelen. Er viel amper iets uit te halen. Een flard van een werkje, grotendeels opgebrand, zwart geblakerd. Maar mijn zoon haalde er een aantal stukjes uit en spoorde me aan om er iets mee te maken. Samen met het houtskool dat ik verzamelde, zal ik, als de tijd er rijp voor is, iets maken.
De voorbije drie jaar actief hield je ook een blog bij.
Tja, die blog is eerder een spook. Ik ben een man van verf, doek en materie. Jaren geleden waagde ik me wel aan die blog, mijn zogeheten embryonale website, maar voor mij werkt het niet echt. Op dit moment geraak ik niet meer op mijn eigen blog doordat ik mijn wachtwoord ben vergeten. Mijn blog bevat wel een aardig album om even in terug te kijken, maar het is ook niet meer dan dat.
Maakte je als kunstenaar beeldmateriaal van je voltooide werk?
Neen, zeker niet systematisch. Bij bepaalde gelegenheden maakte ik wel fotomateriaal, bijvoorbeeld wanneer werk werd uitgeleend voor een tentoonstelling. Ik had wel de intentie om dat meer systematisch te gaan doen, maar het is er nooit echt van gekomen. Ik heb heel wat foto’s op pc staan, maar niet veel goede of professionele opnames.
Als bezoeker van jouw blog viel me je voorliefde voor atelierfeesten op. Je nodigt graag vrienden en vrienden van vrienden uit om in je atelier te komen snuisteren. Je spreekt over je atelier als je schattenkelder en snuisterplek, je broeinest van inspiratie en transpiratie. In deze intieme ruimte laat je buitenstaanders toe. Veel andere kunstenaars zouden dit niet tolereren. Jij hebt hier geen last van?
Neen, helemaal niet, ik schilder als mens en kan het enkel volhouden als mens tussen de mensen. Het werk dat ik maak komt juist tussen de mensen tot zijn recht. Je moet het kunnen voelen en aanraken. Alleen zo is kunst creëren zinvol voor mij. Het schilderen zelf, de daad en het noeste werk van het creëren, is een eenzame bezigheid die veel concentratie vergt. Je leeft en werkt je in de verf en de materie in. Wanneer ik aan het werk ben word ik ook niet graag gestoord. Maar het is ook belangrijk om jezelf steeds opnieuw te voeden en om je creaties telkens te toetsen aan het leven. De keuze om voor mijn woonst en atelier een stek op de buiten te zoeken is daar niet vreemd aan. Ik kan hier in alle rust werken, heb voeling met moeder aarde. Daarnaast heb ik altijd van mijn atelier ook een open ontmoetingsplek gemaakt. Geregeld hield ik hier mijn “atelierfeesten”, blije en druk bijgewoonde ontmoetingsmomenten. Mijn vrienden weten de weg naar mijn atelier steeds te vinden. Een stek op de buiten betekent voor mij dus een ideaal evenwicht tussen rust en ontmoeting.
Je combineert je kunstenaarschap met een gezin en een job als creatief therapeut. Die combinatie werkt voor jou heel goed. Je gezin en je job als creatief therapeut houden de normale regelmaat in je leven. Het geeft structuur aan je dagen. Hoe meer en intenser je als kunstenaar werkt, hoe meer inspiratie en ideeën opborrelen en hoe meer je naar je atelier wordt getrokken. Maar al zou je van je kunstenaarschap kunnen leven, het kluizenaarsleven in het atelier zou je voorkeur niet genieten. Jouw drijfveer om te creëren is namelijk net dat leven.
Klopt, wanneer ik in mijn atelier duik durf ik wel eens elke notie van tijd verliezen. Meestal begin ik met wat tussen de werken in wording te snuisteren, wat te lezen, een beetje op mijn viooltje te improviseren of een muziekje op te zetten. Ik werk vaak geconcentreerd door tot het kraaien van de haaien. Creëren is steeds een combinatie van inspiratie en transpiratie. Hoewel de inspiratie in de eerste plaats uit het leven zelf komt, werkt het intensief creëren op zich ook heel inspirerend. Creëren is hoe dan ook steeds een soort van vertalen: vertalen van het leven. Naast mijn leven als schilder, heb ik nog drie kinderen, een boeiende job tussen de mensen en heel goede vrienden. Deze combinatie geeft me naast een gezonde levenscadans vooral ook de kans om steeds stevig in het leven te staan. Het creëert de mogelijkheid om te voelen, te “bronnen” en dit alles vervolgens “met verve” te verwerken.
Zowel je gezin als de eenzaamheid in je atelier heb je als kunstenaar nodig?
Gert Van Weyenberg: Het accident vond recent plaats. Zoiets verwerk je in fases. In een eerste confrontatie, lijkt het voorval je zo onoverkomelijk, zo drastisch en onherstelbaar. Het is een plots einde van een levenswerk. Even dacht ik nooit meer te schilderen. Ik speelde met de gedachte te gaan schrijven aangezien je als schrijver geen atelier nodig hebt. Door geschreven werk te kopiëren en elders te saven kan ik het voor soortgelijke rampen behoeden. Maar de verf en het schilderen zit me in het bloed. Dat laat je niet zomaar los. Het is sterker dan mezelf. Het is deel van mezelf.
Heb je dan gedurende een paar maanden helemaal niets meer gemaakt?
Nee… Al was de drang om terug wat op te starten daar al vrij vlug. Maar puur praktisch moest ik helemaal opnieuw starten. In eerste instantie was ik vooral geschokt doordat ik zovele werken verloren was. Steeds opnieuw zag ik die trein van vernielde werken passeren. Maar daarnaast was ook mijn materiaal in de vlammen opgegaan. Geen stukje doek, geen penseel, geen schetsblok was aan het vuur ontsnapt. Ik had enkel nog één pot rode verf. Die stond namelijk in huis omdat ik die gebruikt had om er een papieren tafelkleed mee te versieren voor het verjaardagsfeestje van mijn dochter.
Na verloop van tijd begon het terug kriebelen. Was er een bepaalde aanleiding, een tentoonstelling bijvoorbeeld, die de zin om opnieuw aan het werk te gaan aanwakkerde?
In een eerste reactie had ik het gevoel dat mijn volledige oeuvre in één klap was weggeveegd. Langzaamaan ontdekte ik dat er in de loop van de jaren toch ook heel wat werk her en der verspreid was geraakt. Zeker negentig procent van de werken die ik thuis had ging weliswaar verloren in de brand. Het woonhuis en de Orangerie in de tuin bleven echter, samen met de werken die zich daar bevonden, gespaard van de vlammen. Daarnaast kreeg ik ook berichten van vrienden en kennissen, die nog werk van me in huis hebben. M’n vrienden staken me een hart onder de riem en moedigden me aan om met de nog bestaande werken iets te doen. Er circuleert gelukkig ook nog heel wat werk in kunstverhuur. Op een gegeven moment begin je terug te kijken naar wat er wél nog rest. Wanneer ik vervolgens blader tussen de restanten, ook tussen de luttele verbrande fragmenten die mijn zoontje Liam uit de ruïne haalde, wordt er diep in mij toch weer iets geprikkeld en voel ik de behoefte om terug te gaan schilderen. Naast het besef dat niet al mijn werk verloren is gegaan, word ik ook gesterkt door mijn visueel geheugen. Elk schilderij, elk object dat ik ooit maakte zit in mijn kop. Er is geen werk dat ik me niet voor ogen kan brengen. Het rondscharrelen in de ruïne die overbleef was pijnlijk, maar ergens ook helend. Mijn zoontje wou absoluut nog een aantal zaken uit de resten halen alvorens de aannemer aan de opkuis zou beginnen.
Ik was wel verplicht om hem bij deze gevaarlijke klus te vergezellen en zo ook tussen het puin en de as rond te scharrelen. Er viel amper iets uit te halen. Een flard van een werkje, grotendeels opgebrand, zwart geblakerd. Maar mijn zoon haalde er een aantal stukjes uit en spoorde me aan om er iets mee te maken. Samen met het houtskool dat ik verzamelde, zal ik, als de tijd er rijp voor is, iets maken.
De voorbije drie jaar actief hield je ook een blog bij.
Tja, die blog is eerder een spook. Ik ben een man van verf, doek en materie. Jaren geleden waagde ik me wel aan die blog, mijn zogeheten embryonale website, maar voor mij werkt het niet echt. Op dit moment geraak ik niet meer op mijn eigen blog doordat ik mijn wachtwoord ben vergeten. Mijn blog bevat wel een aardig album om even in terug te kijken, maar het is ook niet meer dan dat.
Maakte je als kunstenaar beeldmateriaal van je voltooide werk?
Neen, zeker niet systematisch. Bij bepaalde gelegenheden maakte ik wel fotomateriaal, bijvoorbeeld wanneer werk werd uitgeleend voor een tentoonstelling. Ik had wel de intentie om dat meer systematisch te gaan doen, maar het is er nooit echt van gekomen. Ik heb heel wat foto’s op pc staan, maar niet veel goede of professionele opnames.
Als bezoeker van jouw blog viel me je voorliefde voor atelierfeesten op. Je nodigt graag vrienden en vrienden van vrienden uit om in je atelier te komen snuisteren. Je spreekt over je atelier als je schattenkelder en snuisterplek, je broeinest van inspiratie en transpiratie. In deze intieme ruimte laat je buitenstaanders toe. Veel andere kunstenaars zouden dit niet tolereren. Jij hebt hier geen last van?
Neen, helemaal niet, ik schilder als mens en kan het enkel volhouden als mens tussen de mensen. Het werk dat ik maak komt juist tussen de mensen tot zijn recht. Je moet het kunnen voelen en aanraken. Alleen zo is kunst creëren zinvol voor mij. Het schilderen zelf, de daad en het noeste werk van het creëren, is een eenzame bezigheid die veel concentratie vergt. Je leeft en werkt je in de verf en de materie in. Wanneer ik aan het werk ben word ik ook niet graag gestoord. Maar het is ook belangrijk om jezelf steeds opnieuw te voeden en om je creaties telkens te toetsen aan het leven. De keuze om voor mijn woonst en atelier een stek op de buiten te zoeken is daar niet vreemd aan. Ik kan hier in alle rust werken, heb voeling met moeder aarde. Daarnaast heb ik altijd van mijn atelier ook een open ontmoetingsplek gemaakt. Geregeld hield ik hier mijn “atelierfeesten”, blije en druk bijgewoonde ontmoetingsmomenten. Mijn vrienden weten de weg naar mijn atelier steeds te vinden. Een stek op de buiten betekent voor mij dus een ideaal evenwicht tussen rust en ontmoeting.
Je combineert je kunstenaarschap met een gezin en een job als creatief therapeut. Die combinatie werkt voor jou heel goed. Je gezin en je job als creatief therapeut houden de normale regelmaat in je leven. Het geeft structuur aan je dagen. Hoe meer en intenser je als kunstenaar werkt, hoe meer inspiratie en ideeën opborrelen en hoe meer je naar je atelier wordt getrokken. Maar al zou je van je kunstenaarschap kunnen leven, het kluizenaarsleven in het atelier zou je voorkeur niet genieten. Jouw drijfveer om te creëren is namelijk net dat leven.
Klopt, wanneer ik in mijn atelier duik durf ik wel eens elke notie van tijd verliezen. Meestal begin ik met wat tussen de werken in wording te snuisteren, wat te lezen, een beetje op mijn viooltje te improviseren of een muziekje op te zetten. Ik werk vaak geconcentreerd door tot het kraaien van de haaien. Creëren is steeds een combinatie van inspiratie en transpiratie. Hoewel de inspiratie in de eerste plaats uit het leven zelf komt, werkt het intensief creëren op zich ook heel inspirerend. Creëren is hoe dan ook steeds een soort van vertalen: vertalen van het leven. Naast mijn leven als schilder, heb ik nog drie kinderen, een boeiende job tussen de mensen en heel goede vrienden. Deze combinatie geeft me naast een gezonde levenscadans vooral ook de kans om steeds stevig in het leven te staan. Het creëert de mogelijkheid om te voelen, te “bronnen” en dit alles vervolgens “met verve” te verwerken.
Zowel je gezin als de eenzaamheid in je atelier heb je als kunstenaar nodig?
Jazeker, in het atelier hou ik van die beslotenheid. Die afstand is absoluut nodig. Het is als op een berg gaan staan om het landschap te kunnen aanschouwen. Mijn atelier is een omgeving waar ik in alle puurheid en gefocust hard kan werken.
Voel je tijdens het creatieproces zowel vreugde als verdriet?
Ja, ik werk sterk vanuit de buik. Ik laat veel emoties toe: blije, maar ook pijnlijke. Zolang de aan de oorsprong liggende gevoelens echt en doorleefd zijn, kan ik zowel vanuit vreugde als vanuit intens verdriet tot heel sterk werk komen. Vandaar dat ik eens te meer belang hecht aan een leven tussen de mensen, met heel grote en gevoelige voelsprieten. Dat is niet de makkelijkste manier om in het leven te staan, maar wel heel boeiend.
Als je het gevoel hebt een heel goed werk gemaakt te hebben, verlaat je dan jouw atelier als een heel gelukkige man, of omgekeerd?
Creëren is hoe dan ook altijd iets vreugdevol. De voltooiing van een werk, ook al vertrek je misschien vanuit een heel pijnlijk gebeuren, gaat steeds gepaard met een zekere ‘euforie’, een voldoening die te maken heeft met het slagen in die vertaling of verwerking van opgeslagen indrukken, prikkels en ervaringen uit het leven.
Kunst kan voor jou dus wel werken als therapie.
Werken vanuit een voeling met het leven en rond de thema’s die het leven brengt, is voor mij een vorm van therapie. Niet per sé om gelukkiger te worden, maar gewoon omdat het leven zelf voor mij het enige boeiende is waar ik als mens mee kan werken. In die zin is kunst geen individuele therapie, maar werkt het wel therapeutisch, zowel voor de kunstenaar zelf als en vooral voor wie zich er voor open stelt.
In de hedendaagse kunstwereld fronst men soms zijn wenkbrauwen bij het idee van ‘kunst als therapie’.
Ja, ik weet dat, maar het is mijn zorg niet. Ik hou me er aan als kunstenaar - en vooral ook als mens - te werken vanuit mijn visie op het leven zoals het zich aandient. Ik vind er mijn inspiratie zowel in de dagdagelijkse, kleine dingen des levens als in de grote fundamentele levensvragen. Uiteraard ben ik mij en marge wel bewust van wat zich op de kunstscène afspeelt, maar ik volg dat allemaal heel summier en vanop een gezonde afstand. Vele kunstenaars zijn zo bezig met het kunstwereldje op zich. Men zoekt naar wegen om er bij te horen of om op het juiste moment iets toe te voegen. Ik sta als mens in het mensenleven, veel meer dan als kunstenaar op de kunstscène. Wanneer je je als kunstenaar te veel laat inspireren door de kunstscène en je vanuit die wijsheid gaat interpreteren, krijg je onvermijdbaar een bewerkingen van bewerkingen. Je krijgt een flinterdun en aan bloedarmoede lijdend eindproduct. Ik sta veel liever met al mijn zintuigen en ‘antennes’ scherp in het leven, dat geeft veel zuiverder materiaal. Het echte leven eten, liefst vers en nog een beetje rauw. Herkauwen doe ik helemaal niet graag.
In je atelier hield je af en toe heuse atelierfeesten. Voor die gelegenheden ruimde je je atelier grondig op. Gaf het opruimen en het toelaten van anderen in je atelier, ook voor jou de kans om als toeschouwer naar je eigen werk te kijken? Je stapt even uit de drive en de gewoonte om in je atelier te komen en zonder dralen voort te werken aan het werk waar je aan bezig bent. Helpt het om hier uit te stappen en stil te staan?
Voel je tijdens het creatieproces zowel vreugde als verdriet?
Ja, ik werk sterk vanuit de buik. Ik laat veel emoties toe: blije, maar ook pijnlijke. Zolang de aan de oorsprong liggende gevoelens echt en doorleefd zijn, kan ik zowel vanuit vreugde als vanuit intens verdriet tot heel sterk werk komen. Vandaar dat ik eens te meer belang hecht aan een leven tussen de mensen, met heel grote en gevoelige voelsprieten. Dat is niet de makkelijkste manier om in het leven te staan, maar wel heel boeiend.
Als je het gevoel hebt een heel goed werk gemaakt te hebben, verlaat je dan jouw atelier als een heel gelukkige man, of omgekeerd?
Creëren is hoe dan ook altijd iets vreugdevol. De voltooiing van een werk, ook al vertrek je misschien vanuit een heel pijnlijk gebeuren, gaat steeds gepaard met een zekere ‘euforie’, een voldoening die te maken heeft met het slagen in die vertaling of verwerking van opgeslagen indrukken, prikkels en ervaringen uit het leven.
Kunst kan voor jou dus wel werken als therapie.
Werken vanuit een voeling met het leven en rond de thema’s die het leven brengt, is voor mij een vorm van therapie. Niet per sé om gelukkiger te worden, maar gewoon omdat het leven zelf voor mij het enige boeiende is waar ik als mens mee kan werken. In die zin is kunst geen individuele therapie, maar werkt het wel therapeutisch, zowel voor de kunstenaar zelf als en vooral voor wie zich er voor open stelt.
In de hedendaagse kunstwereld fronst men soms zijn wenkbrauwen bij het idee van ‘kunst als therapie’.
Ja, ik weet dat, maar het is mijn zorg niet. Ik hou me er aan als kunstenaar - en vooral ook als mens - te werken vanuit mijn visie op het leven zoals het zich aandient. Ik vind er mijn inspiratie zowel in de dagdagelijkse, kleine dingen des levens als in de grote fundamentele levensvragen. Uiteraard ben ik mij en marge wel bewust van wat zich op de kunstscène afspeelt, maar ik volg dat allemaal heel summier en vanop een gezonde afstand. Vele kunstenaars zijn zo bezig met het kunstwereldje op zich. Men zoekt naar wegen om er bij te horen of om op het juiste moment iets toe te voegen. Ik sta als mens in het mensenleven, veel meer dan als kunstenaar op de kunstscène. Wanneer je je als kunstenaar te veel laat inspireren door de kunstscène en je vanuit die wijsheid gaat interpreteren, krijg je onvermijdbaar een bewerkingen van bewerkingen. Je krijgt een flinterdun en aan bloedarmoede lijdend eindproduct. Ik sta veel liever met al mijn zintuigen en ‘antennes’ scherp in het leven, dat geeft veel zuiverder materiaal. Het echte leven eten, liefst vers en nog een beetje rauw. Herkauwen doe ik helemaal niet graag.
In je atelier hield je af en toe heuse atelierfeesten. Voor die gelegenheden ruimde je je atelier grondig op. Gaf het opruimen en het toelaten van anderen in je atelier, ook voor jou de kans om als toeschouwer naar je eigen werk te kijken? Je stapt even uit de drive en de gewoonte om in je atelier te komen en zonder dralen voort te werken aan het werk waar je aan bezig bent. Helpt het om hier uit te stappen en stil te staan?
Ja absoluut, zo’n atelierfeest organiseer ik maar af en toe. De herfst en de lente zijn symbolisch mooie momenten om die atelierfeesten te organiseren. Wanneer ik een half jaar tot een jaar intensief in mijn atelier heb gewerkt, wordt mijn werkplek steeds een onoverzienbaar chaotische boel voor de buitenstaander. Opruimen voor het ontvangen van een groot aantal mensen is niet alleen vanuit praktische en veiligheidsoverweging een noodzaak. Zo’n weliswaar summiere opkuis (ik bewaar toch graag een beetje die ongedwongen werksfeer van het atelier) creërt ook een markering in je eigen creëren. Even stilstaan en terugkijken. Al kijk ik tussendoor ook vaak terug. Ik blader veel tussen mijn werken. Maar ter gelegenheid van zo’n feest doe je dat toch anders. Het samen kijken en terugkijken werkt op zich verhelderend en inspirerend. Uiteindelijk wil je je werk delen en laten communiceren
Was je als kind al gedreven aan het bricoleren? Ik noem het bricoleren omdat je met verschillende materialen en technieken werkt. Op je 18de begon je de opleiding schilderkunst aan de Academie in Gent. Je kreeg er onder meer les van Karen Dierickx en Marc Maet.
Als kind was ik reeds een bricoleur. Kapot speelgoed vond ik doorgaans interessanter dan nieuw. Ik kon er iets anders mee maken. Ik teken ook reeds zo lang ik me herinneren kan. Met heel primitieve middelen weliswaar, zoals houtskool uit de open haard, of met bic in de marges van mijn schriften. Desnoods met choco of confituur wanneer er niet meteen iets anders voorradig was. Of met zwarte koffie of notenbolster. Het sap van paardenbloem, etc. Ik ging als kind ook naar de muziek- en tekenschool, vooral de klassieke muziek stond thuis heel centraal.
Bleef je ook in je puberteit verder tekenacademie volgen?
Academie en muziekschool vielen in mijn puberteit weg, maar het bricoleren en experimenteren heb ik altijd blijven doen. Niet vanuit de intentie om ooit kunstenaar te worden. Het was gewoon mijn natuur. Het was een evidentie om zo’n ‘dingen’ te fabriceren of op papier te zetten. Daarnaast kwamen er in de humaniora een heleboel andere interesses naar boven, zoals een belangstelling voor wetenschappen en meer specifiek biologie en scheikunde. Ook daar leer je hoe het leven op aarde in elkaar zit. Ik creëerde ook een interesse voor de literatuur. Ik las en lees enorm veel en graag.
Voelde je toen al dat je iets met kunst wilde gaan doen?
Ik heb als kind of als puber de hedendaagse kunstscène nooit echt gevolgd. Mijn ouders waren veel met klassieke muziek bezig. Ze waren zeker niet afkerig van kunst. Vermoedelijk was iemand als René Magritte voor mijn vader de meest aanvaardbare moderne kunstenaar. Daarnaast had ik nauwelijks toegang tot wat er zich in de jaren zeventig en tachtig écht op de hedendaagse kunstscène afspeelde. We leefden vrij geïsoleerd. Gelukkig had ik op de humaniora een leraar Nederlands die me af en toe wat van de actuele kunstscène liet proeven.
Waarom heb je dan toch voor schilderkunst gekozen?
Tijdens mijn humaniora heb ik eerst Latijn en daarna wetenschappen gevolgd. Na mijn middelbare studies wist ik helemaal niet welke studies ik zou volgen, laat staan wat ik uiteindelijk wilde “worden”. Toen al vond ik “iets willen worden” een vreemd idee. Je bent toch al wie je bent, en daar doe je in je verdere leven een en ander mee. Het kiezen van een vak en een beroep vond ik heel moeilijk. Het was een ver van mijn bed show. Ik dacht er helemaal niet aan om kunstenaar te worden. Uiteindelijk koos ik om de studies diergeneeskunde aan te vangen. De motieven waren mijn interesse voor de geneeskunde en mijn intense band met het dierenrijk.
Bleef je naast je studies tekenen als hobby?
Tja… dat tekenen of creëren bleef altijd als een rode draad aanwezig. Ik stond er niet bij stil om er iets méér mee te gaan doen. Zoals ik al zie: het was gewoon mijn natuur. Na een paar maanden als student in het eerste jaar diergeneeskunde was mijn kot compleet vol getekend. Toen werd ik me ervan bewust: ik wil hier iets méér mee doen. Al het andere, mijn studies diergeneeskunde incluis, was eerder een soort bezigheid, maar niet echt mijn keuze. Prompt besloot ik mijn universiteit stop te zetten. Ik bezocht verschillende academies op zoek naar een geschikte school. Mijn keuze viel op KASK in Gent. In het begin was het een moeizaam zoeken in die andere, nieuwe wereld. Maar al gauw vond ik daar echt mijn ding, vooral misschien omdat er zo weinig moest en zo veel mocht. Het werd een boeiende tijd van ontdekken en exploreren. Ik kon daar vier jaar lang rondlopen, mensen en dingen ontdekken, leren, ja veel leren, zowel van de leraren als van de andere mensen die daar iets verloren hadden of kwamen zoeken. Die vier jaar vlogen voorbij.
Bleef je na je studies verder schilderen? Zocht je daarnaast ook werk?
Ja, ik had het geluk tijdens mijn laatste jaar aan de academie in contact te komen met mensen/galerijen die me wilden promoten. Intussen bleef ik overigens een beetje “eeuwige student”. Als vrije student volgde ik kunstgeschiedenis, literatuur en psychologie. Niet om daar één of ander diploma mee te halen, maar uit pure interesse en omdat het statuut van student mij behoede voor die volgende stap naar een “beroep”, een “vak”. Ook in het ziekenhuis waar ik intussen al vele jaren werk, raakte ik toevallig verzeild. Op een opening van een tentoonstelling van mij had ik een gesprek met de directeur van het ziekenhuis. Ik werd nieuwsgierig naar die wereld achter de muren van de psychiatrie, naar het functioneren van die instelling en de denkwereld van die mensen. Voor ik het goed en wel besefte was ik er aangenomen.
Haal je veel voldoening uit het werk in het ziekenhuis?
Ja, tijdens en na mijn studies deed ik allerhande jobs. Mijn studies wou ik absoluut zelf financieren, maar ik kan niet zeggen dat die bijbaantjes me ooit als mens een andere meerwaarde gaven dan het budget om eten en verf te kopen. Het werk in de psychiatrie was anders. Daar sta je tussen en naast de mensen. Dat is een duik in het echte, soms rauwe, maar ware leven. Hoe zwaar het werk soms ook is. Het is een meerwaarde, ook voor mijn creativiteit.
Het is een job als creatief therapeut. Vele kunstenaars bedanken voor een extra creatieve job, omdat het te veel van hen vergt.
Neen, bij mij werkt dat zo niet… Hoe meer je creatief in het leven staat, hoe meer je jezelf ook voedt en hoe rijker je daar in wordt. Het werk in het ziekenhuis is lang niet altijd rooskleurig. Het kan zeer sterk in je kleren kruipen en dicht op je huid zitten. Maar de creativiteit die je daar aan boord moet leggen om bij en met mensen tot iets te komen, is van een heel andere orde dan het werk dat ik in de beslotenheid van mijn atelier verzet. Het ene voedt het andere.
Werk je je ervaringen in het ziekenhuis thuis uit?
Je mag dat zeker niet te letterlijk gaan nemen. Mijn werk als kunstenaar is zeker geen bewerken of verwerken van mijn werk in de psychiatrie. Mijn inkijk in het (dis)functioneren van de mensen helpt me zeker steeds weer in het leven te staan en vanuit dat (be)leven te werken.
Op je blog trof ik afbeeldingen aan van grote schilderijen en kleine “boekschilderingen”. Er zijn ook heel wat objecten zichtbaar, zoals een engelencorset, sculpturen van rondtrekkende wezens gemaakt uit recyclagemateriaal, etc. Men kan er ook je “filmdooswerkjes” bewonderen, een project waarbij je jaarlijks iets toevoegt aan een bestaande reeks. Wat wou je losmaken of vertellen met die werken?
In mijn werk tref je inderdaad een verscheidenheid aan technieken en media aan. Schilderen blijft weliswaar mijn grote liefde. Ook wanneer ik ruimtelijk werk maak, is de verf steeds nabij. Zoals je aangeeft, werk ik op verschillende formaten. Elke vorm of afmeting heeft andere expressiemogelijkheden. Een groot doek bijvoorbeeld nodigen me uit tot felle expressie of stille, ruimtelijke exploratie. Mijn kleine “boekschilderingen” laten me toe om heel gefocust en gelaagd te werken. Op deze manier worden het schilderijtjes die zich heel sterk in de diepte laten lezen. Mijn ruimtelijk werk, zoals bijvoorbeeld een gevonden voorwerp, is dan weer geschikt om direct te communiceren. Een gevonden voorwerp wil ik terug betekenis geven en tot leven brengen. De objecten die ik maak zijn vaak vormen die uit mijn schilderijen komen gestapt. Mijn werk ontstaat simultaan. Ik werk steeds aan verschillende werken tegelijk. Het ene inspireert het andere.
Was je als kind al gedreven aan het bricoleren? Ik noem het bricoleren omdat je met verschillende materialen en technieken werkt. Op je 18de begon je de opleiding schilderkunst aan de Academie in Gent. Je kreeg er onder meer les van Karen Dierickx en Marc Maet.
Als kind was ik reeds een bricoleur. Kapot speelgoed vond ik doorgaans interessanter dan nieuw. Ik kon er iets anders mee maken. Ik teken ook reeds zo lang ik me herinneren kan. Met heel primitieve middelen weliswaar, zoals houtskool uit de open haard, of met bic in de marges van mijn schriften. Desnoods met choco of confituur wanneer er niet meteen iets anders voorradig was. Of met zwarte koffie of notenbolster. Het sap van paardenbloem, etc. Ik ging als kind ook naar de muziek- en tekenschool, vooral de klassieke muziek stond thuis heel centraal.
Bleef je ook in je puberteit verder tekenacademie volgen?
Academie en muziekschool vielen in mijn puberteit weg, maar het bricoleren en experimenteren heb ik altijd blijven doen. Niet vanuit de intentie om ooit kunstenaar te worden. Het was gewoon mijn natuur. Het was een evidentie om zo’n ‘dingen’ te fabriceren of op papier te zetten. Daarnaast kwamen er in de humaniora een heleboel andere interesses naar boven, zoals een belangstelling voor wetenschappen en meer specifiek biologie en scheikunde. Ook daar leer je hoe het leven op aarde in elkaar zit. Ik creëerde ook een interesse voor de literatuur. Ik las en lees enorm veel en graag.
Voelde je toen al dat je iets met kunst wilde gaan doen?
Ik heb als kind of als puber de hedendaagse kunstscène nooit echt gevolgd. Mijn ouders waren veel met klassieke muziek bezig. Ze waren zeker niet afkerig van kunst. Vermoedelijk was iemand als René Magritte voor mijn vader de meest aanvaardbare moderne kunstenaar. Daarnaast had ik nauwelijks toegang tot wat er zich in de jaren zeventig en tachtig écht op de hedendaagse kunstscène afspeelde. We leefden vrij geïsoleerd. Gelukkig had ik op de humaniora een leraar Nederlands die me af en toe wat van de actuele kunstscène liet proeven.
Waarom heb je dan toch voor schilderkunst gekozen?
Tijdens mijn humaniora heb ik eerst Latijn en daarna wetenschappen gevolgd. Na mijn middelbare studies wist ik helemaal niet welke studies ik zou volgen, laat staan wat ik uiteindelijk wilde “worden”. Toen al vond ik “iets willen worden” een vreemd idee. Je bent toch al wie je bent, en daar doe je in je verdere leven een en ander mee. Het kiezen van een vak en een beroep vond ik heel moeilijk. Het was een ver van mijn bed show. Ik dacht er helemaal niet aan om kunstenaar te worden. Uiteindelijk koos ik om de studies diergeneeskunde aan te vangen. De motieven waren mijn interesse voor de geneeskunde en mijn intense band met het dierenrijk.
Bleef je naast je studies tekenen als hobby?
Tja… dat tekenen of creëren bleef altijd als een rode draad aanwezig. Ik stond er niet bij stil om er iets méér mee te gaan doen. Zoals ik al zie: het was gewoon mijn natuur. Na een paar maanden als student in het eerste jaar diergeneeskunde was mijn kot compleet vol getekend. Toen werd ik me ervan bewust: ik wil hier iets méér mee doen. Al het andere, mijn studies diergeneeskunde incluis, was eerder een soort bezigheid, maar niet echt mijn keuze. Prompt besloot ik mijn universiteit stop te zetten. Ik bezocht verschillende academies op zoek naar een geschikte school. Mijn keuze viel op KASK in Gent. In het begin was het een moeizaam zoeken in die andere, nieuwe wereld. Maar al gauw vond ik daar echt mijn ding, vooral misschien omdat er zo weinig moest en zo veel mocht. Het werd een boeiende tijd van ontdekken en exploreren. Ik kon daar vier jaar lang rondlopen, mensen en dingen ontdekken, leren, ja veel leren, zowel van de leraren als van de andere mensen die daar iets verloren hadden of kwamen zoeken. Die vier jaar vlogen voorbij.
Bleef je na je studies verder schilderen? Zocht je daarnaast ook werk?
Ja, ik had het geluk tijdens mijn laatste jaar aan de academie in contact te komen met mensen/galerijen die me wilden promoten. Intussen bleef ik overigens een beetje “eeuwige student”. Als vrije student volgde ik kunstgeschiedenis, literatuur en psychologie. Niet om daar één of ander diploma mee te halen, maar uit pure interesse en omdat het statuut van student mij behoede voor die volgende stap naar een “beroep”, een “vak”. Ook in het ziekenhuis waar ik intussen al vele jaren werk, raakte ik toevallig verzeild. Op een opening van een tentoonstelling van mij had ik een gesprek met de directeur van het ziekenhuis. Ik werd nieuwsgierig naar die wereld achter de muren van de psychiatrie, naar het functioneren van die instelling en de denkwereld van die mensen. Voor ik het goed en wel besefte was ik er aangenomen.
Haal je veel voldoening uit het werk in het ziekenhuis?
Ja, tijdens en na mijn studies deed ik allerhande jobs. Mijn studies wou ik absoluut zelf financieren, maar ik kan niet zeggen dat die bijbaantjes me ooit als mens een andere meerwaarde gaven dan het budget om eten en verf te kopen. Het werk in de psychiatrie was anders. Daar sta je tussen en naast de mensen. Dat is een duik in het echte, soms rauwe, maar ware leven. Hoe zwaar het werk soms ook is. Het is een meerwaarde, ook voor mijn creativiteit.
Het is een job als creatief therapeut. Vele kunstenaars bedanken voor een extra creatieve job, omdat het te veel van hen vergt.
Neen, bij mij werkt dat zo niet… Hoe meer je creatief in het leven staat, hoe meer je jezelf ook voedt en hoe rijker je daar in wordt. Het werk in het ziekenhuis is lang niet altijd rooskleurig. Het kan zeer sterk in je kleren kruipen en dicht op je huid zitten. Maar de creativiteit die je daar aan boord moet leggen om bij en met mensen tot iets te komen, is van een heel andere orde dan het werk dat ik in de beslotenheid van mijn atelier verzet. Het ene voedt het andere.
Werk je je ervaringen in het ziekenhuis thuis uit?
Je mag dat zeker niet te letterlijk gaan nemen. Mijn werk als kunstenaar is zeker geen bewerken of verwerken van mijn werk in de psychiatrie. Mijn inkijk in het (dis)functioneren van de mensen helpt me zeker steeds weer in het leven te staan en vanuit dat (be)leven te werken.
Op je blog trof ik afbeeldingen aan van grote schilderijen en kleine “boekschilderingen”. Er zijn ook heel wat objecten zichtbaar, zoals een engelencorset, sculpturen van rondtrekkende wezens gemaakt uit recyclagemateriaal, etc. Men kan er ook je “filmdooswerkjes” bewonderen, een project waarbij je jaarlijks iets toevoegt aan een bestaande reeks. Wat wou je losmaken of vertellen met die werken?
In mijn werk tref je inderdaad een verscheidenheid aan technieken en media aan. Schilderen blijft weliswaar mijn grote liefde. Ook wanneer ik ruimtelijk werk maak, is de verf steeds nabij. Zoals je aangeeft, werk ik op verschillende formaten. Elke vorm of afmeting heeft andere expressiemogelijkheden. Een groot doek bijvoorbeeld nodigen me uit tot felle expressie of stille, ruimtelijke exploratie. Mijn kleine “boekschilderingen” laten me toe om heel gefocust en gelaagd te werken. Op deze manier worden het schilderijtjes die zich heel sterk in de diepte laten lezen. Mijn ruimtelijk werk, zoals bijvoorbeeld een gevonden voorwerp, is dan weer geschikt om direct te communiceren. Een gevonden voorwerp wil ik terug betekenis geven en tot leven brengen. De objecten die ik maak zijn vaak vormen die uit mijn schilderijen komen gestapt. Mijn werk ontstaat simultaan. Ik werk steeds aan verschillende werken tegelijk. Het ene inspireert het andere.
De “filmdooswerkjes” tenslotte waren een reeks van twaalf lege, blikken filmdozen die ik beschilderde. Oorspronkelijk voorzag ik elke filmdoos van drie gelijke linosneden. De twaalf dozen vonden elk een plek bij vrienden. Jaarlijks maakte ik een reeks van twaalf gelijkaardige werkjes die ik dan verzond naar de eigenaars van die doosjes. Ik herhaalde dit tot er in elke doos twaalf werkjes kwamen te zitten. Zo’n langlopend, groeiend project vind ik bijzonder boeiend. Het heeft symbolisch veel betekenis en het schept een band tussen de twaalf eigenaars. De twaalf werkjes verhouden zich als broers en zussen ten opzichte van elkaar. Inhoudelijk had ik bij aanvang geen uitgeschreven script voor de twaalf edities. Het leven moest dat script zelf verder schrijven en zo gebeurde ook.
Ik citeer je even: “Ik haal de dingen uit hun verstikkende evidentie, ontdoe ze van etiketten en gebruiksaanwijzing om de dingen als ding zichtbaar te maken. Ik open de schil, en wat zich toont is de oeroude, vergeten zichtbaarheid…”
Wat me steeds weer drijft tot creëren, is de drang om tot de essentie van de dingen des levens te komen, om de dingen, en bij uitbreiding het leven zelf, in alle puurheid te vatten en te tonen, zonder het echter te gaan ‘uitleggen’. Dit probeer ik te bereiken door toe te voegen en weg te vegen, door aan te reiken, maar ook door te verhullen.
Je wilt niet alles vertellen?
Ik bewaar graag zo veel mogelijk mysterie. Het leven is ook helemaal niet uit te leggen. Misschien koos ik er daarom voor om beeldend werken. Ik toon, maar ik nodig vooral uit tot stilstaan opdat de dingen de tijd krijgen om zich te tonen.
Geef je titels aan je werken?
Ik ben daar voorzichtig mee omdat ik een eenvormige lezing van mijn werk wil voorkomen. Een titel kan iets aanreiken. Het kan een opening of een mogelijke sleutel bieden. Maar mensen hebben te vlug de neiging zich eraan vast te houden en zich te beperken tot het reeds gekende. Een ideale titel fungeert als een trigger. Soms werkt het als een knipoog of een misleiding om de toeschouwer aan het wankelen, dus ook aan het denken te zetten. Het biedt geen verklaring. Bij gelegenheid laat ik een vriend poëtische stukjes schrijven bij mijn schilderijen, die geef ik dan graag als een mogelijke titel mee. Eenzelfde schilderij kan wat mij betreft verschillende titels krijgen afhankelijk van de gelegenheid of de plaats waar het zich toont.
Ben je je tijdens het creatieproces bewust van de blik van de kijker?
Ik ga niet heel bewust of berekend werken vanuit het oogpunt van de mogelijke toeschouwers, maar creëren doe je hoe dan ook in een poging tot communiceren, tot zeggen van het onzegbare. Door je als kunstenaar in de wereld van andere mensen te verplaatsen en door met andermans ogen te kijken naar je werk, krijg je veel meer diepgang in je werk. Tijdens het proces van het schilderen, kruip ik met verf en penseel in m’n werk, maar zet ik ook voortdurend een stap terug om vanop afstand mijn werk te aanschouwen. Ik wil met een frisse blik, een beetje de blik van een toevallige kijker, onbevangen kunnen kijken. Mede om die frisse geest in elk werk te bewaken werk ik steeds aan meerdere werken tegelijkertijd. Ik werk letterlijk en figuurlijk heel gelaagd. Zoals ik al aangaf is mijn schilderen een proces van toevoegen en wegvegen, van onthullen en verhullen. Technisch gebeurt dit door in heel veel dunne lagen over elkaar te schilderen. Sommige lagen bevatten meer tekens. Andere dekken meer dicht. Doorheen die semi-transparante lagen ontstaat een complexe, maar op het eerste zicht heel sobere of stille wereld. Doorheen de gelaagdheid kan je in de diepte gaan wandelen en ontdekken. Voor hetzelfde werk is er niet één, maar een heel netwerk aan mogelijke wandelingen mogelijk. De lezing is afhankelijk van de ingang die je nam en de keuzes die je onderweg maakt, een beetje zoals het leven zelf. Het technische aspect speelt natuurlijk ook mee. Tussen die lagen moet je soms droogtijden respecteren. De tijd en het juiste moment speelt een grote rol in het tot stand komen van een kunstwerk. Het helpt om met een frisse, onbevangen blik terug te kunnen kijken, wanneer je intussen je focus verlegd hebt naar ander werk. Door van het ene naar het andere werk te wandelen, laag na laag aanbrengend, werk ik zowel in de diepte als in de breedte. Dit resulteert niet noodzakelijk in een reeks verwante schilderijen of kunstwerken. Zij kunnen heel verschillend zijn. Wat ik in één werk niet kwijt kan, vindt zijn weg in een ander. Door zo van wereld naar wereld te wandelen, kan ik telkens terug met voldoende verbazing voor mijn eigen werk in wording blijven staan.
Ben jij het die beslist wanneer een werk af is of zoek je feedback uit je omgeving?
Ben jij het die beslist wanneer een werk af is of zoek je feedback uit je omgeving?
Elk schilderij beslist dit zelf, fluistert het me in. Uiteraard ben ik het en ik alleen die besluit door te gaan of niet. Dat is niet altijd evident. Soms moet je een werk een poos met rust laten om het werk of misschien wel mezelf te laten rijpen. Als de tijd er klaar voor is, bekijk ik het werk terug en pas dan beslis ik of het echt “af” is of niet. Soms is er nog een finishing touch nodig of juist een volledig omploegen, zaaien en bewerken. Een kunstwerk is trouwens nooit echt af. Het evolueert steeds verder in de ogen, het hoofd en de buik van al wie het aanschouwt en besluit er een eind mee op weg te gaan.
Is er na de brand iets fundamenteel veranderd in uw werk?
Is er na de brand iets fundamenteel veranderd in uw werk?
Het is nog te vroeg om dat al in te schatten. We zijn nog geen half jaar verder. Bovendien heb ik sindsdien nog niet zo heel veel geschilderd. Voorlopig werk ik nog in een kamer hierboven in huis. Het is een veel kleinere werkplek met een heel andere sfeer. De voorbije maanden heb ik me vooral intensief ontfermd over de opkuis en wederopbouw van een plek. Het schilderen heb ik in de mate van het mogelijke ingetoomd. In mijn hoofd ben ik zowat voortdurend bezig, maar ik hou mezelf nog wat in bedwang en laat een en ander liefst eerst wat bezinken. Ik heb al wel een aantal kleine werken gemaakt. De werken zijn klein van formaat door de beperkte ruimte die ik momenteel ter beschikking heb. Ze zijn ook klein omdat ik eerst voorzichtig wat wil toetsen. Het eerste schilderen is best pijnlijk en moeizaam. Ik wil absoluut niets herschilderen, mezelf nu niet gaan kopiëren in een poging iets te herstellen. De dingen die je in je leven tegen komt, goed of slecht, hebben een betekenis en daar moet je iets mee doen en niet proberen die te negeren of te herstellen.
Misschien zal de tijd het uitwijzen en zullen je vrienden binnen twee jaar zeggen dat je werk donkerder is of zo?
Misschien… maar niet noodzakelijk donkerder. Het herstarten is nu moeizaam. Ik worstel met al die beelden van vernielde werken in mijn hoofd. Maar daarnaast was ik altijd al heel sterk bezig in mijn denken en in mijn werk met universele thema’s als het vergankelijke, komen en gaan, etc. In de loop van de jaren zag je verschuivingen, evoluties en tendensen naar meer kleur, meer openheid of juist meer dichting, etc. Maar de thema’s, de grote levensvragen zoals leven en dood, geboorte en vergankelijkheid, bleven, al dan niet met accentverschuivingen, in mijn werk aanwezig. Doordat al mijn werk in wording was vernield, was ik genoodzaakt te herstarten op maagdelijk witte doeken. Dat heeft zijn impact. Ik ben gewoon van tussendoor voortdurend nieuwe doeken te beginnen. Nooit kwam ik zo nadrukkelijk voor het witte doek te staan. Bij het opzetten van de doeken verschijnen de beelden en de tekens uit mijn vernielde werken in mijn gedachten. Maar dat zijn gewoon mijn beelden. Ook vroeger kwamen tekens, iconen en beelden uit oudere werken onder andere omstandigheden terug in nieuwe werken. Fundamenteel is dat nu niet anders, alleen voelt het scherper.
Misschien zal de tijd het uitwijzen en zullen je vrienden binnen twee jaar zeggen dat je werk donkerder is of zo?
Misschien… maar niet noodzakelijk donkerder. Het herstarten is nu moeizaam. Ik worstel met al die beelden van vernielde werken in mijn hoofd. Maar daarnaast was ik altijd al heel sterk bezig in mijn denken en in mijn werk met universele thema’s als het vergankelijke, komen en gaan, etc. In de loop van de jaren zag je verschuivingen, evoluties en tendensen naar meer kleur, meer openheid of juist meer dichting, etc. Maar de thema’s, de grote levensvragen zoals leven en dood, geboorte en vergankelijkheid, bleven, al dan niet met accentverschuivingen, in mijn werk aanwezig. Doordat al mijn werk in wording was vernield, was ik genoodzaakt te herstarten op maagdelijk witte doeken. Dat heeft zijn impact. Ik ben gewoon van tussendoor voortdurend nieuwe doeken te beginnen. Nooit kwam ik zo nadrukkelijk voor het witte doek te staan. Bij het opzetten van de doeken verschijnen de beelden en de tekens uit mijn vernielde werken in mijn gedachten. Maar dat zijn gewoon mijn beelden. Ook vroeger kwamen tekens, iconen en beelden uit oudere werken onder andere omstandigheden terug in nieuwe werken. Fundamenteel is dat nu niet anders, alleen voelt het scherper.
Misschien vreemd om te zeggen, maar de plotse vernieling van honderden werken werkt ook ontladend. Alsof er een stuk geschiedenis van me afvalt, geschiedenis die ik uiteraard blijf meedragen, maar die onstoffelijk geworden is. Wanneer ik terug intensief aan het werk ga, kan het gebeuren me het gevoel geven op pad te gaan met heel wat minder ballast. Dit zou kunnen resulteren in veel lichter werk. In het verleden was ik door mijn gedrevenheid altijd een “veelschilder”. Die gedrevenheid ben ik zeker niet kwijt: kijk maar naar wat ik voorbije maanden aan opkuis en bouwwerken verzette.
Het atelier van Paul Van Hoeydonck, een 85 jarige kunstenaar, brandde ook af. Dit gebeurde enkele maanden na de dood van zijn zoon. Met de werken die uit de brand overgebleven waren, heeft hij kunstwerken gemaakt. Hij zag het als een teken van zijn zoon, wat hem sterkte om terug hard te beginnen werken.
Kan je nu misschien in vijf werken vertellen wat je vroeger in honderd werken deed? Misschien door een soort kwaadheid, waardoor je in staat bent veel meer samen te ballen in één werk?
Zo’n drastische gebeurtenissen dwingen je hoe dan ook tot een synthese. Of ik die synthese in mijn hoofd ga maken of op doek zal zetten weet ik nog niet.
Ga je niet onbewust nog meer nadenken? Bijvoorbeeld over de kwetsbaarheid van je werk, waardoor je misschien kleiner gaat werken, omdat je dat kleinere werk beter kan beschermen?
Het gekke is dat ik reeds in het verleden veel rond het thema van de vergankelijkheid werkte. De brand is wel een heel drastisch bewijs van de vergankelijkheid. Als je de dingen die je op je levenspad tegenkomt, beschouwt als een teken, is ook die gebeurtenis een signaal die je moet interpreteren.
Misschien begin je wel in steen te kappen…?
In steen kappen…? Neen, dat zie ik me niet meteen doen. Het wegkappen is me te hard, te direct. Maar de brand beschouw ik wel als een teken. Zoals ik al aangaf, dacht ik er even aan om als schrijver aan de slag te gaan. Woorden noteer je en verspreid je meteen in tienvoud. Je verstuurt ze in de ether en ze zijn niet meer uit te wissen. Misschien doe ik daar in de nabije toekomst meer mee, maar op dit moment ik ben nog te veel van vlees en bloed, van moeder aarde. Die verf en materie zijn nog te veel van mij om ze achterwege te kunnen laten.
Hoe prioritair is kunst dan in jouw bestaan? Zou je een ambetante mens zijn als je niet met je handen bezig kon zijn?
In mijn kop sta ik nooit stil, of ik dat nu wil of niet. Mijn raderen vangen steeds zo veel prikkels op die alles in gang zetten. Als ik daar dan niet een verlengstuk of werkstuk kan aan breien met mijn handen, vrees ik het ergste voor mijn hoofd. Het maken is een noodzakelijk product van mijn gedachtegang, kunst is ook echt wel prioritair en een evidentie in mijn leven.
Hoe prioritair is de kunst van anderen in je bestaan? Zijn er kunstenaars naar wie je opkijkt?
Ik kijk heel graag naar werk van andere kunstenaars, zowel naar de grote namen als naar heel toevallige ontdekkingen. Als mens kan ik daar ook veel van opsteken, maar als kunstenaar laat ik me liever rechtstreeks door het leven zelf inspireren.
Volg je de nieuwe kunstmedia of lees je daar veel over, ga je veel naar expo’s? Wil jij jezelf profileren als hedendaagse kunstenaar of wil je ‘kunstenaar van het jaar’ zijn?
Neen! Ik ga af en toe, vrij selectief naar tentoonstellingen en volg de kunstscène eerder van in de coulissen. Met profilering of carrière maken ben ik helemaal niet bezig. Ik doe mijn ding en ben niet blind voor wat zich in de kunstwereld afspeelt. Ik richt mijn ogen en raderen vooral op de echte wereld.
Naambekendheid is ook niet aan jou besteed?
Naambekendheid is voor mij enkel van belang zolang het meer mogelijkheden biedt om met mijn werk naar buiten te treden. Zeker niet om zelf in de schijnwerpers te gaan staan. Door beeldend te werken hoef je niet op een podium te gaan staan. Voor mij is dat een voordeel. Op een BV-leventje zit ik zeker niet te wachten.
Is kunst maken voor jou een manier om aan de realiteit te ontsnappen?
Neen, integendeel, wanneer je kunst maakt ga je juist heel diep in de realiteit graven, echt met je neus er in.
Geld dit ook voor de mensen die naar je werk kijken?
Ja, als je als toeschouwer voorbij de esthetica kijkt kom je zeker dieper in het leven terecht.
Ben je dan een wereldverbeteraar?
Ik doorprik graag de oppervlakkigheden en zeepbellen die het eigenlijke leven wegmoffelen. Ben ik daarom een wereldverbeteraar? Neen. Ik toon wat altijd al zichtbaar was, alleen vergeten de mensen écht te kijken. Ik vertrek van het leven en maak zichtbaar. Het is niet mijn bedoeling om een waarheid te propageren. Wereldverbeteraars denken meestal de waarheid in pacht te hebben en stellen geen vragen. Zij hebben de antwoorden. Ik toon en stel vragen. Mijn werk is dan ook geen slogan, het is eerder een stille getuige.
Bij jou zit het vertellen meer in de materie.
Tja, dat zit in mijn natuur. Ik hou nu eenmaal van materie, juist om al het spirituele dat de materie in zich draagt. Ik heb het gevoel via dit medium het meest zinvol te kunnen leven en met anderen te delen. Een komiek, of iemand die op de bühne staat, kan vermoedlijk veel meer en tastbaarder de bewondering van het publiek proeven. Als beeldend kunstenaar blijf je veel meer in de schaduw van je werk staan, en dat heb het graag zo. Ik was altijd al een eigenzinnig baasje. De weg die ik bewandel is er ééntje die ik steeds weer zelf kan kiezen. Ik weet niet altijd waar mijn keuzes mij zullen brengen, maar het is wel mijn eigen weg.
Zullen we enkele werken bespreken die gelukkig niet in je atelier hingen tijdens de verwoesting en dus van de brand gespaard zijn gebleven. Ik zie hier in je eetkamer een groot beeld, op het eerste zicht een langbenige Egyptenaar. Hoe kwam je tot dit beeld of wat wou je er mee vertellen?
Het is een grote staande figuur. De plafonds zijn gelukkig vrij hoog waardoor het beeld hier net binnen kan. Hij leunt in de hoek tegen de muur, maar hij is gemaakt om zo vrij mogelijk in de ruimte te hangen en te bewegen. Met de voeten raakt hij net de grond. Hij is een soort wachter van zijn kudde, die bestond uit twaalf zwervers, wandelende vierbenige steltenlopers. Ik maakte de beelden van de zwervers voornamelijk met gevonden materiaal: zwerfvuil, ijzer, stukjes schroot en afval, hier en daar voorzien van een beetje schraal vel dun papier of plaaster en doek. Ik werk graag met gevonden materie. Op deze manier kan ik iets wat als waardeloos of nutteloos werd achtergelaten terug tot leven wekken.
Het atelier van Paul Van Hoeydonck, een 85 jarige kunstenaar, brandde ook af. Dit gebeurde enkele maanden na de dood van zijn zoon. Met de werken die uit de brand overgebleven waren, heeft hij kunstwerken gemaakt. Hij zag het als een teken van zijn zoon, wat hem sterkte om terug hard te beginnen werken.
Kan je nu misschien in vijf werken vertellen wat je vroeger in honderd werken deed? Misschien door een soort kwaadheid, waardoor je in staat bent veel meer samen te ballen in één werk?
Zo’n drastische gebeurtenissen dwingen je hoe dan ook tot een synthese. Of ik die synthese in mijn hoofd ga maken of op doek zal zetten weet ik nog niet.
Ga je niet onbewust nog meer nadenken? Bijvoorbeeld over de kwetsbaarheid van je werk, waardoor je misschien kleiner gaat werken, omdat je dat kleinere werk beter kan beschermen?
Het gekke is dat ik reeds in het verleden veel rond het thema van de vergankelijkheid werkte. De brand is wel een heel drastisch bewijs van de vergankelijkheid. Als je de dingen die je op je levenspad tegenkomt, beschouwt als een teken, is ook die gebeurtenis een signaal die je moet interpreteren.
Misschien begin je wel in steen te kappen…?
In steen kappen…? Neen, dat zie ik me niet meteen doen. Het wegkappen is me te hard, te direct. Maar de brand beschouw ik wel als een teken. Zoals ik al aangaf, dacht ik er even aan om als schrijver aan de slag te gaan. Woorden noteer je en verspreid je meteen in tienvoud. Je verstuurt ze in de ether en ze zijn niet meer uit te wissen. Misschien doe ik daar in de nabije toekomst meer mee, maar op dit moment ik ben nog te veel van vlees en bloed, van moeder aarde. Die verf en materie zijn nog te veel van mij om ze achterwege te kunnen laten.
Hoe prioritair is kunst dan in jouw bestaan? Zou je een ambetante mens zijn als je niet met je handen bezig kon zijn?
In mijn kop sta ik nooit stil, of ik dat nu wil of niet. Mijn raderen vangen steeds zo veel prikkels op die alles in gang zetten. Als ik daar dan niet een verlengstuk of werkstuk kan aan breien met mijn handen, vrees ik het ergste voor mijn hoofd. Het maken is een noodzakelijk product van mijn gedachtegang, kunst is ook echt wel prioritair en een evidentie in mijn leven.
Hoe prioritair is de kunst van anderen in je bestaan? Zijn er kunstenaars naar wie je opkijkt?
Ik kijk heel graag naar werk van andere kunstenaars, zowel naar de grote namen als naar heel toevallige ontdekkingen. Als mens kan ik daar ook veel van opsteken, maar als kunstenaar laat ik me liever rechtstreeks door het leven zelf inspireren.
Volg je de nieuwe kunstmedia of lees je daar veel over, ga je veel naar expo’s? Wil jij jezelf profileren als hedendaagse kunstenaar of wil je ‘kunstenaar van het jaar’ zijn?
Neen! Ik ga af en toe, vrij selectief naar tentoonstellingen en volg de kunstscène eerder van in de coulissen. Met profilering of carrière maken ben ik helemaal niet bezig. Ik doe mijn ding en ben niet blind voor wat zich in de kunstwereld afspeelt. Ik richt mijn ogen en raderen vooral op de echte wereld.
Naambekendheid is ook niet aan jou besteed?
Naambekendheid is voor mij enkel van belang zolang het meer mogelijkheden biedt om met mijn werk naar buiten te treden. Zeker niet om zelf in de schijnwerpers te gaan staan. Door beeldend te werken hoef je niet op een podium te gaan staan. Voor mij is dat een voordeel. Op een BV-leventje zit ik zeker niet te wachten.
Is kunst maken voor jou een manier om aan de realiteit te ontsnappen?
Neen, integendeel, wanneer je kunst maakt ga je juist heel diep in de realiteit graven, echt met je neus er in.
Geld dit ook voor de mensen die naar je werk kijken?
Ja, als je als toeschouwer voorbij de esthetica kijkt kom je zeker dieper in het leven terecht.
Ben je dan een wereldverbeteraar?
Ik doorprik graag de oppervlakkigheden en zeepbellen die het eigenlijke leven wegmoffelen. Ben ik daarom een wereldverbeteraar? Neen. Ik toon wat altijd al zichtbaar was, alleen vergeten de mensen écht te kijken. Ik vertrek van het leven en maak zichtbaar. Het is niet mijn bedoeling om een waarheid te propageren. Wereldverbeteraars denken meestal de waarheid in pacht te hebben en stellen geen vragen. Zij hebben de antwoorden. Ik toon en stel vragen. Mijn werk is dan ook geen slogan, het is eerder een stille getuige.
Bij jou zit het vertellen meer in de materie.
Tja, dat zit in mijn natuur. Ik hou nu eenmaal van materie, juist om al het spirituele dat de materie in zich draagt. Ik heb het gevoel via dit medium het meest zinvol te kunnen leven en met anderen te delen. Een komiek, of iemand die op de bühne staat, kan vermoedlijk veel meer en tastbaarder de bewondering van het publiek proeven. Als beeldend kunstenaar blijf je veel meer in de schaduw van je werk staan, en dat heb het graag zo. Ik was altijd al een eigenzinnig baasje. De weg die ik bewandel is er ééntje die ik steeds weer zelf kan kiezen. Ik weet niet altijd waar mijn keuzes mij zullen brengen, maar het is wel mijn eigen weg.
Zullen we enkele werken bespreken die gelukkig niet in je atelier hingen tijdens de verwoesting en dus van de brand gespaard zijn gebleven. Ik zie hier in je eetkamer een groot beeld, op het eerste zicht een langbenige Egyptenaar. Hoe kwam je tot dit beeld of wat wou je er mee vertellen?
Het is een grote staande figuur. De plafonds zijn gelukkig vrij hoog waardoor het beeld hier net binnen kan. Hij leunt in de hoek tegen de muur, maar hij is gemaakt om zo vrij mogelijk in de ruimte te hangen en te bewegen. Met de voeten raakt hij net de grond. Hij is een soort wachter van zijn kudde, die bestond uit twaalf zwervers, wandelende vierbenige steltenlopers. Ik maakte de beelden van de zwervers voornamelijk met gevonden materiaal: zwerfvuil, ijzer, stukjes schroot en afval, hier en daar voorzien van een beetje schraal vel dun papier of plaaster en doek. Ik werk graag met gevonden materie. Op deze manier kan ik iets wat als waardeloos of nutteloos werd achtergelaten terug tot leven wekken.
De twaalf zwervers was een reeks werken die ik maakte tijdens een moeilijke periode in mijn leven. Mijn huwelijk met de moeder van mijn drie kinderen liep op de klippen. Ik voelde me “weggeworpen”. In een poging dit te verwerken, ben ik te paard in de Egyptische woestijn gaan rondtrekken. De reis naar Egypte was geen “vlucht naar Egypte”. Het was wel een beslissende stap in de keuzes die een mens soms moet maken. Daaruit ontstond het werk de twaalf zwervers. Zij zoeken ook hun weg.
Een paar jaar later, ter gelegenheid van een tentoonstelling in een bibliotheek, maakte ik deze grote wachter. De zwervers stonden her en der tussen de boekenrekken opgesteld. Je liep ze letterlijk tegen het lijf. Alleen de wachter toornde hoog boven de rekken uit en kon zo een oogje in het zeil houden, als een herder die zijn kudde hoedt. Deze herder of wachter maakte ik in een veel stabielere periode. Leven en werk staan echt nooit ver uit elkaar.
Maakte je deze herder of wachter specifiek op maat van de ruimte waar je ging exposeren? Vind je het leuk opdrachten te hebben waarbij je niet creëert om te creëren, waar je naar en expo toe werkt?
Ik werk heel graag en geconcentreerd in alle rust in mijn atelier, los van komende tentoonstellingen of wat ook, dat is de constante, de rode draad. Maar daarnaast vind ik het heel boeiend en kan het mee inspireren wanneer je naar een specifieke locatie toe kan werken, dat hoeft geen belemmering te zijn, elke belemmering is overigens meteen ook een uitdaging en een bruikbaar te nemen hindernis…
In je schilderijen verwerk je naast verf ook doek of ander materiaal.
Verf kan alles zijn wat aan het doek kleeft. Wat ik ook gebruik aan materie wanneer ik aan het schilderen ben, ik ga er mee om als met verf. In lagen voeg ik toe en dek ik af. Soms gebruik ik reeds bedrukt of beschreven papier dat ik in een nog natte verflaag vastleg. Of ik hanteer heel dun blanco papier als verhullende tussenlaag tussen twee lagen met tekens. Dit komt de gelaagdheid ten goede en nodigt ook nog meer uit tot lezen van het werk. Ik hou er ook van dat mijn schilderijen een huid, een vel krijgen. Het maakt ze kwetsbaar, maar ook extra menselijk.
Ik zie weinig of geen schetsen. Ik zie je in je atelier binnenkomen en beginnen werken, komt wat komt…
Ja, ik werk heel organisch. Ik maak af en toe wel schetsen, notities van ideeën die in mijn hoofd opkomen, maar ik ga die schetsen niet uitvergroten tot een schilderij. Het zijn echt niet meer dan notities. Het eigenlijke componeren gebeurt meteen op de doeken zelf. De schetsen en notities liggen wel in het rond en spelen mee. Maar aangezien ik steeds aan meerdere werken tegelijk werk, kan één aspect uit een notitie opduiken in een schilderij en een ander meer bruikbaar zijn voor een ruimtelijk werk. Op die manier zijn mijn werken onderling met elkaar verweven. Ik werk aan een oeuvre. Sommige objecten komen uit de schilderijen gestapt en zijn zelf deels een schilderij. Ze dragen hetzelfde vel en kleuren. Tekens in schilderijen verwijzen ook naar ruimtelijke vormen in het atelier. Het atelier is zo een soort laboratorium waar simultaan reacties op elkaar ingrijpen. Je kan het vergelijken met de wereld zelf. Wanneer ik vermoed dat een werk af is neem ik het vaak mee uit het atelier naar de woonruimte, om het daar in en andere omgeving dan het laboratorium te ontmoeten.
Kunstenaars verhouden zich op heel uiteenlopende manieren tot het afgewerkte kunstwerk. Sommige kunstenaars hebben hun atelier juist graag uit de buurt van hun woning en draaien hun schilderij juist om van zodra het afgewerkt is. Jij laat je graag omringen door je werken. Heb je het gevoel dat je werken jou stimuleren en inspireren tot nieuwe werken?
Ja, het is echt elkaar voeden. Ik werk niet aan één werk, maar aan een oeuvre. Het nabije oudere werk fluistert soms iets door naar het werk in wording. Ik hou wel van die continuïteit. Het nodigt uit om steeds weer andere paden te bewandelen en nieuwe wegen te zoeken. Wat het ene werk niet kan dragen, komt soms van pas in een ander werk.
Je ziet het als een kettingreactie?
Ja, een ketting is een mooie vergelijking, maardan geen gave ketting. De schakels zijn lang niet altijd gelijk. Ik zie het beeld van een rafelige koord voor mij, met daaraan geregen een kluwen van koorden met parels.
Al zijn mijn werken gemaakt om rond te gaan zwerven. Wanneer je jouw kinderen steeds dicht bij jou wil houden, geef je ze niet de kans om te groeien en dat is voor schilderijen niet anders. Al weet ik graag waar ze rondhangen en hoe het met ze gaat.
In je salon hangt nog één van je geschilderde doeken, geen rechthoekig schilderij…
Dit is een mooi voorbeeld waar object en schilderij elkaar ontmoeten: het doek is niet opgespannen en krijgt een beetje volume door een achterliggend dragende structuur. Het is evenzeer schilderij als object.
Er zit ook iets figuratief in. Het doet me denken aan een hele lange rok van een ballerina.
Ja, het ongeveer drie meter hoge werk ontstaat bovenaan uit een kleuterhemdje van mijn dochtertje Ona. Daaronder zijn verschillende verlengstukken aangebracht. Lagen onder elkaar. De onderste lagen rafelen uit tot wortels. Bij mijn ruimtelijke objecten blijf ik dichter bij de herkenbare (mensen)wereld. Zij zijn iets leesbaarder, iets herkenbaarder.
Kom je bij je ruimtelijk werk iets dichter bij de mens?
Een schilderij is per definitie abstracter omdat het, ook al gebruik je perspectief, bestaat uit twee dimensies. Je blijft tweedimensioneel aan het werk. In zekere zin is elk schilderij, hoe verhalend of figuratief ook van opzet, in zekere zin abstract. Het kan een illusie van drie dimensionaliteit oproepen, maar niet meer. Je kunt er letterlijk niet omheen. Dit is vermoedelijk de reden waarom het schilderen mij toch het nauwst aan het hart ligt. Ik kan daar veel dieper graven, veel verder uitpuren. De verleiding tot spielerei is veel minder aanwezig.
Zo had ik het nooit bekeken. We zien hier in je woonkamer ook een lichtsculptuur hangen.
De stap van de sculpturen of objecten naar de lichtsculpturen is niet zo groot. Vele van mijn objecten hebben reeds die huid, dat getekende en fragiele vel. Daarnaast was ik als schilder altijd al gefascineerd door het licht. Licht is zo’n belangrijk gegeven: zonder licht geen kleur, geen leven. Mijn ruimtelijk werk is speelser dan mijn schilderwerk. Van het speelse naar het spel met licht en schaduw. Het zijn logische stappen. Ik werk veel ’s nachts. De dagen zijn te kort, dus heb ik kunstlicht nodig. Licht heeft iets onvatbaar, zeker het daglicht, de zon. Bij het kunstlicht wordt dat al iets makkelijker. De lichtbron is nabij en de idee die lichtbron te omhullen kwam dan ook vanzelf; sommige van mijn lichtobjecten kan je zien als een schilderij omheen het licht. Alles blijft mooi met elkaar verweven.
Dat heeft voor jou niets met design te maken?
De lichtobjecten maak ik soms in opdracht. Dat is voor mij een boeiende uitdaging. Ik bezoek de locatie, liefst een paar keer, bij daglicht, ‘s avonds wanneer het donker is, en liefst ook daartussen. Ik wil de sfeer van de omgeving opsnuiven. Mijn werk wordt een functioneel object dat in relatie komt te staan, rekening houdt met wat reeds aanwezig is. Dat is design. ’s Avonds moet het lichtobject de gewenste lichtintensiteit geven, maar overdag moet het, zonder dat het licht uitstraalt, als object even boeiend blijven en als kunstwerk blijven functioneren. Je hoeft geen onderscheid te maken tussen kunst en design, het moet werken, spreken.
Misschien wordt dat onderscheid inderdaad te veel gemaakt… Zullen we eens naar je nieuwe werken gaan kijken in je kleine ‘voorlopige’ atelier? Er zijn schilders die altijd in zo’n kleine ruimte werken. Jij ervaart het blijkbaar als een grote inperking. Zie ik hier een soort kleine herwerking van het grote rode werk dat we beneden zagen?
Dezelfde vormentaal keert terug, ik zou het geen herwerking noemen, eerder een verder werken. De voorbije vijfentwintig jaren heb ik een soort vormentaal uitgebouwd, vormen die terug gaan op oervormen, archetypen en die terugkeren. Nu eens hanteer ik meer de ene vorm, dan weer een andere, zoals de dingen ook in ons leven komen, gaan en terugkeren. Dat is de cadans van het leven. De brand heeft wat mij betreft die cadans niet echt doorbroken of overhoop gehaald, alleen misschien eens serieus geschud en me even opgehouden. Maar het leven is sterker dan dat.
Maakte je deze herder of wachter specifiek op maat van de ruimte waar je ging exposeren? Vind je het leuk opdrachten te hebben waarbij je niet creëert om te creëren, waar je naar en expo toe werkt?
Ik werk heel graag en geconcentreerd in alle rust in mijn atelier, los van komende tentoonstellingen of wat ook, dat is de constante, de rode draad. Maar daarnaast vind ik het heel boeiend en kan het mee inspireren wanneer je naar een specifieke locatie toe kan werken, dat hoeft geen belemmering te zijn, elke belemmering is overigens meteen ook een uitdaging en een bruikbaar te nemen hindernis…
In je schilderijen verwerk je naast verf ook doek of ander materiaal.
Verf kan alles zijn wat aan het doek kleeft. Wat ik ook gebruik aan materie wanneer ik aan het schilderen ben, ik ga er mee om als met verf. In lagen voeg ik toe en dek ik af. Soms gebruik ik reeds bedrukt of beschreven papier dat ik in een nog natte verflaag vastleg. Of ik hanteer heel dun blanco papier als verhullende tussenlaag tussen twee lagen met tekens. Dit komt de gelaagdheid ten goede en nodigt ook nog meer uit tot lezen van het werk. Ik hou er ook van dat mijn schilderijen een huid, een vel krijgen. Het maakt ze kwetsbaar, maar ook extra menselijk.
Ik zie weinig of geen schetsen. Ik zie je in je atelier binnenkomen en beginnen werken, komt wat komt…
Ja, ik werk heel organisch. Ik maak af en toe wel schetsen, notities van ideeën die in mijn hoofd opkomen, maar ik ga die schetsen niet uitvergroten tot een schilderij. Het zijn echt niet meer dan notities. Het eigenlijke componeren gebeurt meteen op de doeken zelf. De schetsen en notities liggen wel in het rond en spelen mee. Maar aangezien ik steeds aan meerdere werken tegelijk werk, kan één aspect uit een notitie opduiken in een schilderij en een ander meer bruikbaar zijn voor een ruimtelijk werk. Op die manier zijn mijn werken onderling met elkaar verweven. Ik werk aan een oeuvre. Sommige objecten komen uit de schilderijen gestapt en zijn zelf deels een schilderij. Ze dragen hetzelfde vel en kleuren. Tekens in schilderijen verwijzen ook naar ruimtelijke vormen in het atelier. Het atelier is zo een soort laboratorium waar simultaan reacties op elkaar ingrijpen. Je kan het vergelijken met de wereld zelf. Wanneer ik vermoed dat een werk af is neem ik het vaak mee uit het atelier naar de woonruimte, om het daar in en andere omgeving dan het laboratorium te ontmoeten.
Kunstenaars verhouden zich op heel uiteenlopende manieren tot het afgewerkte kunstwerk. Sommige kunstenaars hebben hun atelier juist graag uit de buurt van hun woning en draaien hun schilderij juist om van zodra het afgewerkt is. Jij laat je graag omringen door je werken. Heb je het gevoel dat je werken jou stimuleren en inspireren tot nieuwe werken?
Ja, het is echt elkaar voeden. Ik werk niet aan één werk, maar aan een oeuvre. Het nabije oudere werk fluistert soms iets door naar het werk in wording. Ik hou wel van die continuïteit. Het nodigt uit om steeds weer andere paden te bewandelen en nieuwe wegen te zoeken. Wat het ene werk niet kan dragen, komt soms van pas in een ander werk.
Je ziet het als een kettingreactie?
Ja, een ketting is een mooie vergelijking, maardan geen gave ketting. De schakels zijn lang niet altijd gelijk. Ik zie het beeld van een rafelige koord voor mij, met daaraan geregen een kluwen van koorden met parels.
Al zijn mijn werken gemaakt om rond te gaan zwerven. Wanneer je jouw kinderen steeds dicht bij jou wil houden, geef je ze niet de kans om te groeien en dat is voor schilderijen niet anders. Al weet ik graag waar ze rondhangen en hoe het met ze gaat.
In je salon hangt nog één van je geschilderde doeken, geen rechthoekig schilderij…
Dit is een mooi voorbeeld waar object en schilderij elkaar ontmoeten: het doek is niet opgespannen en krijgt een beetje volume door een achterliggend dragende structuur. Het is evenzeer schilderij als object.
Er zit ook iets figuratief in. Het doet me denken aan een hele lange rok van een ballerina.
Ja, het ongeveer drie meter hoge werk ontstaat bovenaan uit een kleuterhemdje van mijn dochtertje Ona. Daaronder zijn verschillende verlengstukken aangebracht. Lagen onder elkaar. De onderste lagen rafelen uit tot wortels. Bij mijn ruimtelijke objecten blijf ik dichter bij de herkenbare (mensen)wereld. Zij zijn iets leesbaarder, iets herkenbaarder.
Kom je bij je ruimtelijk werk iets dichter bij de mens?
Een schilderij is per definitie abstracter omdat het, ook al gebruik je perspectief, bestaat uit twee dimensies. Je blijft tweedimensioneel aan het werk. In zekere zin is elk schilderij, hoe verhalend of figuratief ook van opzet, in zekere zin abstract. Het kan een illusie van drie dimensionaliteit oproepen, maar niet meer. Je kunt er letterlijk niet omheen. Dit is vermoedelijk de reden waarom het schilderen mij toch het nauwst aan het hart ligt. Ik kan daar veel dieper graven, veel verder uitpuren. De verleiding tot spielerei is veel minder aanwezig.
Zo had ik het nooit bekeken. We zien hier in je woonkamer ook een lichtsculptuur hangen.
De stap van de sculpturen of objecten naar de lichtsculpturen is niet zo groot. Vele van mijn objecten hebben reeds die huid, dat getekende en fragiele vel. Daarnaast was ik als schilder altijd al gefascineerd door het licht. Licht is zo’n belangrijk gegeven: zonder licht geen kleur, geen leven. Mijn ruimtelijk werk is speelser dan mijn schilderwerk. Van het speelse naar het spel met licht en schaduw. Het zijn logische stappen. Ik werk veel ’s nachts. De dagen zijn te kort, dus heb ik kunstlicht nodig. Licht heeft iets onvatbaar, zeker het daglicht, de zon. Bij het kunstlicht wordt dat al iets makkelijker. De lichtbron is nabij en de idee die lichtbron te omhullen kwam dan ook vanzelf; sommige van mijn lichtobjecten kan je zien als een schilderij omheen het licht. Alles blijft mooi met elkaar verweven.
Dat heeft voor jou niets met design te maken?
De lichtobjecten maak ik soms in opdracht. Dat is voor mij een boeiende uitdaging. Ik bezoek de locatie, liefst een paar keer, bij daglicht, ‘s avonds wanneer het donker is, en liefst ook daartussen. Ik wil de sfeer van de omgeving opsnuiven. Mijn werk wordt een functioneel object dat in relatie komt te staan, rekening houdt met wat reeds aanwezig is. Dat is design. ’s Avonds moet het lichtobject de gewenste lichtintensiteit geven, maar overdag moet het, zonder dat het licht uitstraalt, als object even boeiend blijven en als kunstwerk blijven functioneren. Je hoeft geen onderscheid te maken tussen kunst en design, het moet werken, spreken.
Misschien wordt dat onderscheid inderdaad te veel gemaakt… Zullen we eens naar je nieuwe werken gaan kijken in je kleine ‘voorlopige’ atelier? Er zijn schilders die altijd in zo’n kleine ruimte werken. Jij ervaart het blijkbaar als een grote inperking. Zie ik hier een soort kleine herwerking van het grote rode werk dat we beneden zagen?
Dezelfde vormentaal keert terug, ik zou het geen herwerking noemen, eerder een verder werken. De voorbije vijfentwintig jaren heb ik een soort vormentaal uitgebouwd, vormen die terug gaan op oervormen, archetypen en die terugkeren. Nu eens hanteer ik meer de ene vorm, dan weer een andere, zoals de dingen ook in ons leven komen, gaan en terugkeren. Dat is de cadans van het leven. De brand heeft wat mij betreft die cadans niet echt doorbroken of overhoop gehaald, alleen misschien eens serieus geschud en me even opgehouden. Maar het leven is sterker dan dat.
Geluk en verdriet wisselen elkaar af, maar erna gaan ze over in het leven. Nu is er meer nadrukkelijk de emotie over het verlies van al die werken, dat hele stuk oeuvre, maar ook dat is het leven. Het is eigen aan de conditie van een kunstenaar om na te denken, nostalgie te hebben over wat niet meer is en al dan niet te mijmeren over de kinderen die groot worden. Geboorte, groot worden en groeien houdt ook altijd een afscheid in. Dat zijn oerthema’s waarrond ik altijd al werk. Zonder het heel bewust in mijn werk te gaan introduceren is het steeds als een rode draad aanwezig. De geboorte is meer aanwezig in mijn werk in de perioden dat mijn kinderen geboren werden. Je ziet hen ook in mijn werk groeien, naast de andere thema’s waarrond ik blijf werken. Zo zal nu die vergankelijkheid iets meer aanwezig zijn, maar ik ga dat ook niet bewust zoeken of uitvergroten. Juist eerder doseren en met beetjes toelaten. Tijdens het schilderen probeer je los te laten wat gebeurd is.
Ik kom hier nu als een vreemde in je atelier, stoort jou dat niet? Geeft dat geen gevoel van schaamte, zo iemand die binnen dringt in een stuk van jouw intimiteit.
Neen, al ben ik wel nieuwsgierig naar wat het voor jou doet. Ik hou er juist van mijn atelier en mijn leefplek een beetje open te houden, tenminste voor wie daar ook open voor staat. Niet iedereen komt hier zomaar binnenwaaien, wie komt toont op zich al een engagement. Omgaan met kritiek leer je met de jaren en negatieve commentaar kan soms pijn doen, al hangt het ervan af van wie die komt.
Iemand die aan je werk raakt, raakt ook aan jou?
Als de kritiek komt van iemand die voor mij van betekenis is, raakt dat zeker. Maar dat raken hoeft niet negatief te zijn, het kan ook uitnodigen tot reflectie.
Soms maakt een kunstenaar goed werk, maar kan hij/zij als persoon oninteressant lijken…
Soms kan het ontdekken van de hand achter een kunstwerk dat je heel erg aanspreekt een meerwaarde vormen, maar niet altijd. Een mens kan in zijn kunst dingen tonen en uiten die hij daarnaast als mens heel moeilijk naar buiten kan laten komen en dan werkt die kennismaking eerder remmend. Wanneer het niet klikt en de kunstenaar niet bereid blijkt jou een heel eind toe te laten, riskeert een mislukte poging ook jouw toegang tot het werk te hinderen. Toch kan het anders: het ontdekken van de leefwereld waarin een werk ontstaat, kan nieuwe inzichten in het werk brengen. Je mag nooit vergeten dat een goed kunstwerk iets in beweging zet bij jezelf. Via het kunstwerk ontdek je ook een beetje jezelf. Daar kan de kunstenaar achter het werk niet meteen iets aan toevoegen, dat zit reeds in het werk. Wanneer het bovendien klikt tussen twee mensen kunnen zij die reis doorheen het kunstwerk een eind samen maken, en dat is dan zowel voor de toeschouwer als voor de kunstenaar een bijzondere ervaring. Als je er de tijd voor kan nemen om de mens achter het werk beter te leren kennen en de kunstenaar dit ook toelaat, dan veronderstel ik dat dit de appreciatie en de rijkdom van wat tussen jou en het kunstwerk ontstaat alleen maar ten goede kan komen.
We staan nu in je tuin, op de plaats waar vroeger het atelier stond. Je vrienden organiseren een benefietavond om je te helpen hier terug een atelier op te bouwen.
Ja, hier bevond zich het atelier… Het was overigens veel meer dan enkel een atelier of een werkruimte. Het was tevens een opslagruimte voor mijn oeuvre. Het was ook de ontmoetingsplek, voor mijn vrienden en de vrienden van mijn vrienden. Aan het atelier verbonden had je ook het zwembad, het speelparadijs van de kinderen.
Je bent hier blijkbaar al volop iets terug aan het opbouwen?
Ja, het wordt een heel ander concept. Na de opkuis door een aannemer bleef hier op het terrein alleen een stuk gereden ravage achter. Stukken fundering gemengd met zware klei. Er zat niets anders op dan op het grondvlak van het oude atelier een grote betonnen plateau te laten gieten. Daarna ben ik stelselmatig en manueel terug een polyvalente plek beginnen te creëren. Veel kleiner in oppervlakte dan het oude atelier en aanhangen, maar geconcentreerd rond wat restte van het zwembad. Naast het oude woonhuis heb ik nog een soort gastenverblijf. De voorbije jaren werd dat gebruikt door goede vrienden. Zij hebben intussen en andere plek gevonden en verhuizen eind juni. Dat gebouw staat in orde en daar zijn slechts enkele kleine aanpassingen nodig om het als atelier te laten functioneren. Er is centrale verwarming en water. Enkel de verlichting moet nog aangepast worden. Het is een kleinere ruimte dan het oude atelier dat hier stond, maar als werkruimte is het toch behoorlijk ruim. Bedoeling is dan ook om op de fundamenten van het oude atelier meer de focus te leggen op het polyvalente aspect. Het paradijs voor de kinderen, een overdekte ontmoetingsplek waar kleine tentoonstellingen, maar ook andere samenkomsten, kunnen plaats vinden. Het is een goed geïsoleerde ruimte met mooie lichtinval. De ruimte is wel niet volledig te verwarmen. Een paar maand per jaar zal het er te koud zijn om veel te kunnen doen. Daarnaast komt er buiten een grote open plek, aan één zijde voorzien van een twintig meter lang afdak. Het wordt een lange gaanderij die zowel kan functioneren als een open galerij maar ook als een openluchtatelier. Dat polyvalente aspect staat centraal. De benefiet die de vrienden in Gent organiseren is in zekere zin het verder zetten van de feesten en ontmoetingen die hier plaats vonden. De voorbereidende samenkomsten van de vrienden de voorbije maanden waren kleine en vooral warme menselijke samenkomsten. De opbrengst van de benefiet wil ik dan ook in de eerste plaats daarvoor aanwenden. Ik wil er hier terug een warm nest van maken met accommodatie om samen te komen, te exposeren, maar ook om te musiceren, filmvoorstellingen en lezingen te organiseren en mensen en cultuur samen te brengen en delen.
Waarom zet je hier niet op dezelfde plek terug een atelier zoals vroeger? Of zou dat te pijnlijk zijn?
Het oude atelier was zo organisch gegroeid uit de oude ruïne van gebouwtjes die hier stonden. Wat zo organisch gegroeid is, kan je niet opnieuw nabootsen. Daarnaast zou het heropbouwen van zo’n volume aan gebouw financieel niet te dragen zijn. Het oude had vele gebreken - was hier en daar eerder “kramiekelig” en niet altijd even “architecturaal”, maar het had een ziel. Wat er aan gebouwen en materie stond is grondig vernield en afgevoerd, maar de ziel, die krijg je zomaar niet verbrand, die komt terug. Die zit hier in de klei en in de mensen die hier komen, vandaar mijn wens en wil om dat hier spoedig terug mogelijk te maken. Zolang het niet vriest kan ik hier dan ook onder het lange open afdak schilderen en bricoleren, met de sterren en de maan als dak boven mijn hoofd. Voor het meer intieme werk of voor de koude wintermaanden behoudt ik het atelier naast het huis. Zo leef ik mee met de seizoenen. Het is het hier ook een beetje een dierentuin. We hebben een pony, een schaap, een geit en nog drie paarden, maar die staan een beetje verder op een andere weide…
Heb je nog tijd om te lezen? Nadat ik uw dierentuin gezien heb, je hele opbouw, je huis, je werk, je atelierzolder, je kinderen, je vriendin...
Weinig, nochtans heb ik vroeger heel veel gelezen. Ook tijdens mijn academietijd. Wanneer ik me in een boek of een schrijver had vastgebeten kon ik soms dagen niet naar de academie gaan omdat ik gewoon dag en nacht las. Input hé. Maar met wat ik nu om me heen heb, ben ik wel gedwongen om wat meer structuur aan te houden.
Zijn film en muziek inspiratiebronnen voor u?
Jawel en ik probeer er ook wel tijd voor te maken. Film en muziek kunnen zeker inspireren, vooral ook omdat zij het beeldend werken zo mooi aanvullen, het zijn andere non-verbale expressies, bovendien ook zo onstoffelijk, zeker de muziek…
In het leven is het zo dat je keuzes moet maken: de tijd is beperkt. Als het aan jou ligt kies je na je gezin voor het creëren. Voel jij je niet schuldig wanneer je aan het creëren bent en je dan geen tijd aan het besteden bent met je gezin?
Ik probeer het mooi te verdelen. Ik heb mijn kinderen hier in co-ouderschap. De week waarin zij hier zijn gaat het gezin voor alles en kom ik meestal niet tot schilderen zolang niet iedereen slaapt. Gelukkig heb ikzelf niet zo veel slaap nodig en kan ik dan in de rust die de nacht brengt nog uren geconcentreerd doorgaan. In de weken wanneer de kinderen bij hun mama verblijven haal ik ook overdag mijn hart op tussen verf en materie, naast het deeltijdse werk in de kliniek natuurlijk. Kinderen, vriendin, vrienden, werk en soms toch ook alleen… Ook van het alleen zijn kan ik genieten. Ik heb heel graag de mensen om mij heen, zij zijn hier allemaal heel welkom en weten dat ook, maar ik kan ook zo genieten van de rust en de stilte wanneer ik op mezelf ben. Bijvoorbeeld alleen te paard door het landschap rijden. Dat is gewoon zalig! Alleen met mezelf zijn in het atelier ook, al zitten in mijn achterhoofd natuurlijk alle mensen waar ik een stukje leven mee deel.
Ik ben er van overtuigd dat creëren iets is wat je vooral alleen moet doen. Vandaar mijn interesse om vooral kunstenaars te interviewen. Bij muzikanten gaat dat veelal toch anders. Ze kopen vaak in groep een gitaar, een drum, een bas en versterkers. Ze zetten een bak bier in het midden en maken samen muziek. Hierdoor graven ze minder diep, vermoed ik, er is meer fun mee gemoeid. Kunstenaars en schrijvers vind ik meer denkers. Ze moeten zichzelf “in hun ukki” soms helemaal omkeren om te vertellen wat ze willen vertellen. Hierdoor is het, meestal, meer doordacht. We staan hier op het open plein aan het open afdak, bij de gaanderij in wording. Ook hier hangt een kleine reeks werken die je maakte na de brand. Ik zie op het canvas overal gezichten tussendoor of onderdoor. Heb je daar bewust voor gekozen? Heb je behoefte om iets een gezicht te geven of…?
Ja, waarschijnlijk ook voor mezelf, al zoekend. Het was ook een scharnierpunt. Met de eerste centjes die vrijkwamen ben ik wat verf en doek gaan halen. Ik had een dubbel gevoel: ga ik verf en doek halen of enkel bic en papier? Dat was een moeilijke start, vandaar dat ik nog meer dan in het vroegere werk het menselijke wou centraal stellen. Vandaar mijn keuze om te werken vanuit een gezicht. Al was ik ook in de laatste werken voor de brand bezig rond gezichten, dus misschien ook een poging tot continuïteit…
Naar mijn aanvoelen interpreteer je de brand, wat een ingrijpend gebeuren is, als een teken van boven, als een nieuwe start in je leven…
Je kan na zo een ramp in zak en as blijven zitten, in groot verdriet rouwen om wat verloren is en nadien een heel ander leven gaan leiden. Het is een cruciaal moment. Je wordt gedwongen om stil te staan, terug te kijken en om keuzes te maken, keuzes die je zelf moet maken. Er is de financiële onzekerheid. Wat zal nog mogelijk of haalbaar zijn? Wat zie ik nog zitten? Waar heb ik de energie voor? Ik kon een zwerver worden zoals de zwervers die ik maakte, met een minimum aan bagage, niet veel ballast om mee te dragen, met een rijke wereld aan herinneringen en indrukken in mijn hoofd. Maar op zo’n moment ervaar je des te sterker dat je niet alleen staat in het leven, dat je het leven waar je voor gaat, niet alléén leeft en ook niet alléén maakt. Deze plek is en was mijn plek, door mij eigenhandig opgebouwd, maar niet voor mij alleen. Ze heeft zo veel betekenis voor mijn kinderen, voor de vele vrienden. Ze zou ook niet door mij gebouwd zijn indien de vele mensen om me heen er niet zouden zijn… En wat in het bloed zit, wat in mijn lijf zit, daar moet ik het mee doen…
Mooi gezegd! Proficiat voor je moed en succes met de rest van je carrière.
Hilde Van Canneyt
Ik kom hier nu als een vreemde in je atelier, stoort jou dat niet? Geeft dat geen gevoel van schaamte, zo iemand die binnen dringt in een stuk van jouw intimiteit.
Neen, al ben ik wel nieuwsgierig naar wat het voor jou doet. Ik hou er juist van mijn atelier en mijn leefplek een beetje open te houden, tenminste voor wie daar ook open voor staat. Niet iedereen komt hier zomaar binnenwaaien, wie komt toont op zich al een engagement. Omgaan met kritiek leer je met de jaren en negatieve commentaar kan soms pijn doen, al hangt het ervan af van wie die komt.
Iemand die aan je werk raakt, raakt ook aan jou?
Als de kritiek komt van iemand die voor mij van betekenis is, raakt dat zeker. Maar dat raken hoeft niet negatief te zijn, het kan ook uitnodigen tot reflectie.
Soms maakt een kunstenaar goed werk, maar kan hij/zij als persoon oninteressant lijken…
Soms kan het ontdekken van de hand achter een kunstwerk dat je heel erg aanspreekt een meerwaarde vormen, maar niet altijd. Een mens kan in zijn kunst dingen tonen en uiten die hij daarnaast als mens heel moeilijk naar buiten kan laten komen en dan werkt die kennismaking eerder remmend. Wanneer het niet klikt en de kunstenaar niet bereid blijkt jou een heel eind toe te laten, riskeert een mislukte poging ook jouw toegang tot het werk te hinderen. Toch kan het anders: het ontdekken van de leefwereld waarin een werk ontstaat, kan nieuwe inzichten in het werk brengen. Je mag nooit vergeten dat een goed kunstwerk iets in beweging zet bij jezelf. Via het kunstwerk ontdek je ook een beetje jezelf. Daar kan de kunstenaar achter het werk niet meteen iets aan toevoegen, dat zit reeds in het werk. Wanneer het bovendien klikt tussen twee mensen kunnen zij die reis doorheen het kunstwerk een eind samen maken, en dat is dan zowel voor de toeschouwer als voor de kunstenaar een bijzondere ervaring. Als je er de tijd voor kan nemen om de mens achter het werk beter te leren kennen en de kunstenaar dit ook toelaat, dan veronderstel ik dat dit de appreciatie en de rijkdom van wat tussen jou en het kunstwerk ontstaat alleen maar ten goede kan komen.
We staan nu in je tuin, op de plaats waar vroeger het atelier stond. Je vrienden organiseren een benefietavond om je te helpen hier terug een atelier op te bouwen.
Ja, hier bevond zich het atelier… Het was overigens veel meer dan enkel een atelier of een werkruimte. Het was tevens een opslagruimte voor mijn oeuvre. Het was ook de ontmoetingsplek, voor mijn vrienden en de vrienden van mijn vrienden. Aan het atelier verbonden had je ook het zwembad, het speelparadijs van de kinderen.
Je bent hier blijkbaar al volop iets terug aan het opbouwen?
Ja, het wordt een heel ander concept. Na de opkuis door een aannemer bleef hier op het terrein alleen een stuk gereden ravage achter. Stukken fundering gemengd met zware klei. Er zat niets anders op dan op het grondvlak van het oude atelier een grote betonnen plateau te laten gieten. Daarna ben ik stelselmatig en manueel terug een polyvalente plek beginnen te creëren. Veel kleiner in oppervlakte dan het oude atelier en aanhangen, maar geconcentreerd rond wat restte van het zwembad. Naast het oude woonhuis heb ik nog een soort gastenverblijf. De voorbije jaren werd dat gebruikt door goede vrienden. Zij hebben intussen en andere plek gevonden en verhuizen eind juni. Dat gebouw staat in orde en daar zijn slechts enkele kleine aanpassingen nodig om het als atelier te laten functioneren. Er is centrale verwarming en water. Enkel de verlichting moet nog aangepast worden. Het is een kleinere ruimte dan het oude atelier dat hier stond, maar als werkruimte is het toch behoorlijk ruim. Bedoeling is dan ook om op de fundamenten van het oude atelier meer de focus te leggen op het polyvalente aspect. Het paradijs voor de kinderen, een overdekte ontmoetingsplek waar kleine tentoonstellingen, maar ook andere samenkomsten, kunnen plaats vinden. Het is een goed geïsoleerde ruimte met mooie lichtinval. De ruimte is wel niet volledig te verwarmen. Een paar maand per jaar zal het er te koud zijn om veel te kunnen doen. Daarnaast komt er buiten een grote open plek, aan één zijde voorzien van een twintig meter lang afdak. Het wordt een lange gaanderij die zowel kan functioneren als een open galerij maar ook als een openluchtatelier. Dat polyvalente aspect staat centraal. De benefiet die de vrienden in Gent organiseren is in zekere zin het verder zetten van de feesten en ontmoetingen die hier plaats vonden. De voorbereidende samenkomsten van de vrienden de voorbije maanden waren kleine en vooral warme menselijke samenkomsten. De opbrengst van de benefiet wil ik dan ook in de eerste plaats daarvoor aanwenden. Ik wil er hier terug een warm nest van maken met accommodatie om samen te komen, te exposeren, maar ook om te musiceren, filmvoorstellingen en lezingen te organiseren en mensen en cultuur samen te brengen en delen.
Waarom zet je hier niet op dezelfde plek terug een atelier zoals vroeger? Of zou dat te pijnlijk zijn?
Het oude atelier was zo organisch gegroeid uit de oude ruïne van gebouwtjes die hier stonden. Wat zo organisch gegroeid is, kan je niet opnieuw nabootsen. Daarnaast zou het heropbouwen van zo’n volume aan gebouw financieel niet te dragen zijn. Het oude had vele gebreken - was hier en daar eerder “kramiekelig” en niet altijd even “architecturaal”, maar het had een ziel. Wat er aan gebouwen en materie stond is grondig vernield en afgevoerd, maar de ziel, die krijg je zomaar niet verbrand, die komt terug. Die zit hier in de klei en in de mensen die hier komen, vandaar mijn wens en wil om dat hier spoedig terug mogelijk te maken. Zolang het niet vriest kan ik hier dan ook onder het lange open afdak schilderen en bricoleren, met de sterren en de maan als dak boven mijn hoofd. Voor het meer intieme werk of voor de koude wintermaanden behoudt ik het atelier naast het huis. Zo leef ik mee met de seizoenen. Het is het hier ook een beetje een dierentuin. We hebben een pony, een schaap, een geit en nog drie paarden, maar die staan een beetje verder op een andere weide…
Heb je nog tijd om te lezen? Nadat ik uw dierentuin gezien heb, je hele opbouw, je huis, je werk, je atelierzolder, je kinderen, je vriendin...
Weinig, nochtans heb ik vroeger heel veel gelezen. Ook tijdens mijn academietijd. Wanneer ik me in een boek of een schrijver had vastgebeten kon ik soms dagen niet naar de academie gaan omdat ik gewoon dag en nacht las. Input hé. Maar met wat ik nu om me heen heb, ben ik wel gedwongen om wat meer structuur aan te houden.
Zijn film en muziek inspiratiebronnen voor u?
Jawel en ik probeer er ook wel tijd voor te maken. Film en muziek kunnen zeker inspireren, vooral ook omdat zij het beeldend werken zo mooi aanvullen, het zijn andere non-verbale expressies, bovendien ook zo onstoffelijk, zeker de muziek…
In het leven is het zo dat je keuzes moet maken: de tijd is beperkt. Als het aan jou ligt kies je na je gezin voor het creëren. Voel jij je niet schuldig wanneer je aan het creëren bent en je dan geen tijd aan het besteden bent met je gezin?
Ik probeer het mooi te verdelen. Ik heb mijn kinderen hier in co-ouderschap. De week waarin zij hier zijn gaat het gezin voor alles en kom ik meestal niet tot schilderen zolang niet iedereen slaapt. Gelukkig heb ikzelf niet zo veel slaap nodig en kan ik dan in de rust die de nacht brengt nog uren geconcentreerd doorgaan. In de weken wanneer de kinderen bij hun mama verblijven haal ik ook overdag mijn hart op tussen verf en materie, naast het deeltijdse werk in de kliniek natuurlijk. Kinderen, vriendin, vrienden, werk en soms toch ook alleen… Ook van het alleen zijn kan ik genieten. Ik heb heel graag de mensen om mij heen, zij zijn hier allemaal heel welkom en weten dat ook, maar ik kan ook zo genieten van de rust en de stilte wanneer ik op mezelf ben. Bijvoorbeeld alleen te paard door het landschap rijden. Dat is gewoon zalig! Alleen met mezelf zijn in het atelier ook, al zitten in mijn achterhoofd natuurlijk alle mensen waar ik een stukje leven mee deel.
Ik ben er van overtuigd dat creëren iets is wat je vooral alleen moet doen. Vandaar mijn interesse om vooral kunstenaars te interviewen. Bij muzikanten gaat dat veelal toch anders. Ze kopen vaak in groep een gitaar, een drum, een bas en versterkers. Ze zetten een bak bier in het midden en maken samen muziek. Hierdoor graven ze minder diep, vermoed ik, er is meer fun mee gemoeid. Kunstenaars en schrijvers vind ik meer denkers. Ze moeten zichzelf “in hun ukki” soms helemaal omkeren om te vertellen wat ze willen vertellen. Hierdoor is het, meestal, meer doordacht. We staan hier op het open plein aan het open afdak, bij de gaanderij in wording. Ook hier hangt een kleine reeks werken die je maakte na de brand. Ik zie op het canvas overal gezichten tussendoor of onderdoor. Heb je daar bewust voor gekozen? Heb je behoefte om iets een gezicht te geven of…?
Ja, waarschijnlijk ook voor mezelf, al zoekend. Het was ook een scharnierpunt. Met de eerste centjes die vrijkwamen ben ik wat verf en doek gaan halen. Ik had een dubbel gevoel: ga ik verf en doek halen of enkel bic en papier? Dat was een moeilijke start, vandaar dat ik nog meer dan in het vroegere werk het menselijke wou centraal stellen. Vandaar mijn keuze om te werken vanuit een gezicht. Al was ik ook in de laatste werken voor de brand bezig rond gezichten, dus misschien ook een poging tot continuïteit…
Naar mijn aanvoelen interpreteer je de brand, wat een ingrijpend gebeuren is, als een teken van boven, als een nieuwe start in je leven…
Je kan na zo een ramp in zak en as blijven zitten, in groot verdriet rouwen om wat verloren is en nadien een heel ander leven gaan leiden. Het is een cruciaal moment. Je wordt gedwongen om stil te staan, terug te kijken en om keuzes te maken, keuzes die je zelf moet maken. Er is de financiële onzekerheid. Wat zal nog mogelijk of haalbaar zijn? Wat zie ik nog zitten? Waar heb ik de energie voor? Ik kon een zwerver worden zoals de zwervers die ik maakte, met een minimum aan bagage, niet veel ballast om mee te dragen, met een rijke wereld aan herinneringen en indrukken in mijn hoofd. Maar op zo’n moment ervaar je des te sterker dat je niet alleen staat in het leven, dat je het leven waar je voor gaat, niet alléén leeft en ook niet alléén maakt. Deze plek is en was mijn plek, door mij eigenhandig opgebouwd, maar niet voor mij alleen. Ze heeft zo veel betekenis voor mijn kinderen, voor de vele vrienden. Ze zou ook niet door mij gebouwd zijn indien de vele mensen om me heen er niet zouden zijn… En wat in het bloed zit, wat in mijn lijf zit, daar moet ik het mee doen…
Mooi gezegd! Proficiat voor je moed en succes met de rest van je carrière.
Hilde Van Canneyt
PHOENIX FEEST bij DE VIEZE GASTEN
Reinaertstraat
za 11 juni'11 vanaf 15u tot in de vroege uurtjes...
programma op google: 'Phoenix feest
kind: 3 euro, volw 5 euro, de opbrengst gaat naar de kunstenaar voor oa de opbouw van zijn atelier
www.bloggen.be/gertvanweyenberg/