vorig interview: Ante Timmermans, volgend interview: Johan Van Geluwe of Michel Couturier
Interview met Hermine De Groeve, galeriehoudster
Galerie S en H De Buck te Gent, 20 februari 2013.
Interview tussen Hilde Van Canneyt en Hermine De
Groeve naar aanleiding van de viering van de 40ste verjaardag van de
galerie, die gevierd wordt met de tentoonstelling ‘Het Paradijs - Le Paradis- Paradise’ en uit twee luiken bestaat.
De eerste tentoonstelling werd geopend op 22 november 2012 door Jan Hoet en op
1 maart 2013 wordt de tentoonstelling ingeleid door Stef Van Bellingen.
(Isolde De Buck, audioregistratie van het
interview)
HVC: Kom je uit een artistiek milieu?
HDG: Kunst was
wel aanwezig in ons gezin. Ik ging mee naar de kunstveilingen klassieke en
moderne kunst en mijn ouders verzamelden oude kunst tot aan de modernen. De
hedendaagse kunst heb ik voornamelijk leren kennen door mijn man Siegfried.
Door zijn opleiding (in Maredsous en aan l’Académie des Arts Décoratifs in
Strasbourg), had hij oog voor vormgeving en hedendaagse kunst en architectuur.
HVC: Hoe zijn jullie gestart met de galerie?
HDG: We zijn zeer
jong getrouwd en wij hadden al vroeg twee kinderen. Eddy Van Der Noot die de
heel mooie zaak ‘Dangotte’ had in de Veldstraat, mixte als eerste oude en
hedendaagse kunst. Dat was wel speciaal in die tijd: je kon er als het ware een
Rubens naast een werk van Jan Burssens zien. Ik ging er graag gaan kijken. Hij
had ook oog voor de eerste juwelen van Siegfried, mijn man. Hij was het die ons
aanraadde om met een galerie te beginnen. We spreken over 1971/1972.
HVC: De juwelen van Siegfried De Buck waren het
uitgangspunt om met een galerie te starten?
HDG: Ja, er waren
niet echt veel galeries of een cultureel circuit op dat moment.
We hebben een
cliënteel van liefhebbers van Siegfrieds juwelen opgebouwd. Dat waren meestal
klanten die al de prille hedendaagse kunstscène volgden en jonge creatieve
mensen stimuleerden om verder te werken en te creëren.
HVC: Hoe zijn jullie gestart met de Galerie?
HDG: We hadden
een kleine juwelenruimte met vitrine in de Kuiperskaai en op de eerste
verdieping hebben we dan later een galerie ‘voor de grotere werken’ ingericht.
Er waren niet veel galerieën in die tijd: ik herinner me Foncke en Vyncke Van
Eyck, al had die laatste meer klassiek en modern werk. Er was wel de
‘Vereniging van de Vrienden van het Museum voor Hedendaagse kunst’ met zijn
bezieler Karel Geirlandt. Hij vond dat Siegfried goed bezig was en beloofde dat
hij na enkele jaren zou terugkomen, wat hij ook heeft gedaan. Zo ging dat in
die tijd. Je moest je bewijzen. Onze eerste klanten waren heel erg enthousiast,
droegen de juwelen en brachten andere mee. We waren jong en leerden elke dag
bij.
HVC: De hedendaagse kunst heb je dan op jezelf
leren kennen?
HDG: Ik kende wel
de eigentijdse Amerikaanse kunstenaars zoals Warhol, maar de grote namen van
die tijd waren toen nog Picasso, Braque, Matisse enz.
Onze eerste
tentoonstellingen brachten werk van docenten van de Academie van Gent, zoals
Jean Bilquin of starters als Frank Liefooghe, Roger Raveel, Enk de Kramer,
Emiel Hoorne, Marcase, Eric De Volder, Cabe, Plompen, Charlotte Reine, Arno
Arts, Jackie Van Bruaene,Danny Matthijs, Daneels, Sleppe en Della, en vele
anderen.
Dat waren veelal
ludieke tentoonstellingen waar ik mooie herinneringen aan heb.
In de jaren
tachtig toonden we ook fotografie, een medium dat heel moeilijk lag en moeilijk
kon concurreren met schilderkunst. In de tentoonstelling zoals van bijvoorbeeld
Jean-Marie Bottequin, waren erotisch geladen lichamen te zien. Dat mocht met
moeite aan het publiek getoond worden. Daarvoor moest je in die tijd een
goedkeuring krijgen bij de politie. De foto’s werden op kleine afmetingen
getoond omwille van financiële overwegingen. Grote afmetingen vond je toen nog
niet. Als je vandaag naar Thomas Ruffs foto’s kijkt, dan draagt de grootte
zeker bij aan de impact bij het publiek en aan de schoonheid van het werk. De
eerste tentoonstelling van Carl De Keyser en Dirk Braekman had ook plaats bij
ons in 1985.
HVC: Wie was jullie publiek?
HDG: In het begin
voornamelijk kunstenaars, schrijvers en kunstliefhebbers. Dat was zo’n beetje
de entourage van de Academie en het kunstenaarscafé Hotsy Totsy, met Guido
Claus, Motte, Hugo Claus, Silvia Kristel en het fotomodel Laura Gemser, die
toen de rol speelde van Black Emmanuelle, etc. die bij ons in de galerie
passeerde.
Sleppe en Dellas’
tentoonstelling was in de jaren tachtig memorabel. Ze hadden het plan opgevat
om 14 dagen bij ons in de galerie te leven en brachten al hun interieurspullen
mee. Op de uitnodiging stonden hun achterwerken afgebeeld, maar dat mocht toen
niet verstuurd worden of in de vitrines hangen. Ze hebben die er dan maar
uitgeknipt en op de opening werden die dan gesigneerd … Op de opening mocht
iedereen proeven van taart in de vorm van achterwerken. In die tijd was het
heel ongedwongen en spontaan dat er kunstenaars ergens plekken zochten om te
exposeren. Er waren toen geen subsidies, maar er was veel dynamiek,
cordialiteit en zin om te exposeren en nieuw werk te tonen. De kentering en de
interesse van het grote publiek is een beetje gekomen in 1986 met Jan Hoets
‘Chambres d’Amis’ en ‘Initiatief ’86’, waaraan we ook hebben deelgenomen. In
onze galerie - we waren net verhuisd naar de Zuidstationstraat - was er werk te
zien van Hans Vandekerckhove, Wim Delvoye, Danny Matthijs en Gerard Kuypers.
Jan Hoet heeft me toen ook doen inzien dat je moet durven eigen keuzes te maken
en een eigen richting uit te gaan. Maar ik heb nooit commerciële keuzes
gemaakt: de kunstenaar en zijn werk stonden bij mij altijd op de eerste plaats.
HVC: Hoe maak jij die keuze? Waarom
vertegenwoordig je die of die kunstenaar.
HDG: Voor mij is
dat toch veelal de hand van de kunstenaar: zijn motivatie en het verhaal dat je erin moet voelen, het idee achter het
werk. Ik krijg elke week een aantal mensen over de vloer met een portofolio;
als het me interesseert ga ik ook hun atelier bezoeken. Veel mensen werken in
de stijl van een bepaalde kunstenaar, maar ontbreken aan authenticiteit, een
eigen denkwereld.
Nu zijn er veel
meer financiële en technische middelen om iets uit te werken, maar daarom zijn
ze niet waardevoller. Beuys’citaat ‘Jeder
ist ein Kunstler’, wordt helaas te letterlijk genomen. Het is opmerkelijk
hoe de perceptie over kunst en de kunstenaar zo veranderd zijn. In de jaren 70
was een kunstenaar die naar de Academie ging vooral heel erg moedig: iedereen
raadde het hem af omdat er geen geld met de verdienen was. Ook mijn ouders
waren erg argwanend en dat gaf ons een reden om het dan toch zelf te maken en
te proberen. Ik leefde met een kunstenaar/ontwerper en probeerde ook
kunstenaars op weg te zetten. Vandaag heb je veel kunstenaars die denken als
ondernemers. Ik ben daar niet tegen maar je moet wel nog weten waarmee je bezig
bent.
HVC: Heeft de intrede van de computer de
kunst/wereld veranderd?
HDG: Ik heb de PC
vrij vlug gebruikt als communicatiemiddel en om uitnodigingen te versturen. Wat
ik wel merk vandaag, is dat je daardoor meer afstand krijgt. Je nodigt meer
mensen uit, maar het bizarre is dat er daardoor wat meer afstand ontstaat
tussen mensen. Rechtstreeks contact blijft voor mij essentieel, ook in mijn contact
met de kunstenaars. Ik ben geen handelaar die koopwaar verkoopt.
HVC: Mark Ruyters, hoofdredacteur van het
kunstmagazine Kunsthart, omschrijft in zijn introductietekst voor de catalogus
van de galerie dat de pers vandaag weinig aandacht meer heeft voor de
inspanningen van kleine en eigen initiatieven in de kunst en dat er enkel
ruimte is voor blockbusters in de grote cultuurhuizen. Hij bewondert je
inspanningen om onze kunstenaars te lanceren en te promoten, maar schrijft dat
je - waarschijnlijk omwille van financiële redenen - nooit echt doorgebroken
bent als internationale speler op de kunstmarkt.
HDG: Ja dat klopt
voor een stuk. Ik heb helaas het ongeluk gehad dat kunstenaars ervoor opteerden
om naar een andere galerie te verhuizen op het moment dat ze werden opgemerkt
door de pers en investeerders. Ik heb daar weinig collegialiteit in gevonden.
Net toen het me financieel voor de wind begon te gaan, werden ze gelokt naar
een andere galerie. Een samenwerking is bij mij gebaseerd op een woord en een afspraak.
Ik ben daar heel erg door geschrokken en ik had me kunnen wapenen door heel
rigide contracten af te sluiten met kunstenaars maar zo ben ik niet en zit ik
niet in elkaar. Ik kan daar gevoelsmatig niet aan beginnen. Ik wil mijn
vrijheid bewaren. Ik ben er van overtuigd dat het voor mij nog altijd de juiste
manier van werken is en het sterkt me nog altijd om in die richting te blijven
werken. Het is een kwestie van wederzijds respect.
Ik
vertegenwoordig kunstenaars van alle leeftijden in hun ups en downs. Je kan
inderdaad rijk worden van kunst, maar - naïef misschien - ik geniet veel meer
van de relatie die ik heb met kunst en de makers, dan dat ik er louter geld wil
op verdienen. Begrijp me niet verkeerd: geld is een middel dat je mogelijkheden
geeft. Ik werk heel hard om de kunstenaars te tonen opdat ze kunnen groeien in
hun loopbaan, maar ik heb ook geld nodig, zodat ik kan investeren in beurzen en
tentoonstellingen en publicaties.
HVC: Het valt me op dat er op de vernissages alle
leeftijden aanwezig zijn.
HDG: Ja , het is
iets waar ik wel fier op ben. Ik heb een erg gemengd publiek.
HVC: Jan Hoet beschrijft je als iemand met een
optimistische kijk, die eerlijk en toegewijd haar kunstenaars en hun kunst
vertegenwoordigt. Wat is voor jou de voorwaarde om te volharden en een
kunstgalerie te runnen.
HDG: Daarin kan
ik kort en bondig zijn: de liefde voor de kunst. Ik ben getrouwd met iemand die
creatief is en dingen zelf maakt en ik heb daar veel respect voor.
HVC: Is Siegfried De Buck, als juweelmaker,
eerder een toegepast kunstenaar?
HDG: Ik zou dat
niet beperken in die omschrijving. Vandaag wordt er iets teveel in hokjes
gedacht. De mooiste omschrijving voor het werk van Siegfried kwam van de
directrice van Le Musée des Arts Décoratifs van Parijs: “Les bijoux de Siegfried ce sont des sculptures pour le corps.” Het
zijn inderdaad kleine sculpturen die ook nog eens draagbaar zijn. Kijk naar
Nederland; in het museum Boijmans van Beuningen,wordt niet zo expliciet
onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van kunst. In 1993 had
Siegfried een overzichtstentoonstelling in het PMMK, tegelijkertijd met de
schilder Bert De Beul. Er werden vooral door kunstenaars zeer positieve
commentaren gegeven op zijn werk, er werd geen onderscheid gemaakt. Mijn man
maakt unieke stukken die technisch niet altijd evident zijn om te maken.
In 2010 werd
Siegfried door Jan Hoet uitgenodigd in het Museum van Herford met een
tentoonstelling van zijn zilverwerk en op dat moment werd ook het werk getoond
van Robert Devriendt. Trouwens, we zien vandaag dat het unieke
kunstwerk/ontwerp meer en meer aan belang wint. Ik denk dat we al te veel
afgietsels hebben gezien; van Mona Lisa tot aan tuinkabouter.
HVC: Je hebt een neus voor kunstenaars: Je
lanceerde Berlinde De Bruyckere, Dirk Braekman, Johan Tahon, Sofie Muller, ….
HDG: Ik heb nooit
gedacht vanuit een mode of trend of gespeculeerd op de toekomst. In 1986 zat de
conceptuele kunst en het minimalisme heel erg in de markt. Ik heb het niet
speciaal opgezocht of uit de weg gegaan. Maar ik heb altijd schilderkunst
gebracht, ook op momenten dat het niet in de mode was. Ik toonde Belgische
kunstenaars zoals Hugo De Baere, Philippe Tonnard, maar ook de Griek Nikos
Baikas, de Duitse Elvira Bach, New Yorker Andrew Mc. Nair, de Pool Marek
Ghlanda en de Tchech Tomas Lahoda, … Mocht ik altijd hetzelfde parcours gevolgd
hebben, dan zou ik in de eerste plaats veel tijd verloren hebben. Ik citeer
Gabin: « Je sais, je sais que je ne sais rien à mes 60 ans …»
Ik verkocht in
het begin het werk van Berlinde De Bruyckere en Dirk Braeckman aan kleine
prijzen , 5000 BEF, 8000 BEF. Dan kreeg ik de opmerking dat ik te goedkoop
verkocht, dat zeggen ze nu nog … Dan dacht ik bij mezelf dat ze dan maar
moesten kopen. Het lukte soms maar na twee of drie tentoonstellingen. Ik geef
dus niet op en blijf erin geloven. Meer en meer kon ik verkopen: o.a. aan de
Provincie en aan liefhebbers en dat gaf een boost waarna de anderen volgden.
HVC: In hoeverre heeft de kunstmarkt je manier
van werken beïnvloed. De afgelopen jaren zijn er werken voor exuberante prijzen
verkocht van hedendaagse kunstenaars.
HDG: Mijn manier
van werken heeft het niet beïnvloed. Kunst is altijd een deel van mijn leven
geweest. Dat is onze luxe die we ook doorgeven aan onze kinderen en
kleinkinderen. Kinderen leren kijken naar kunst en ze een wereld laten
ontdekken is een verrijking.
HVC: De galerie is je leven?
HDG: Ik zou graag
hebben dat de Galerie blijft bestaan. Misschien dat Isolde, onze dochter, dit
zal verder zetten? Ik heb altijd mijn eigen keuzes kunnen maken en financieel
is het nooit echt gemakkelijk geweest. Ik weet niet of deze manier van werken
mogelijk blijft. Binnenkort breng ik het werk van Maureen Bachaus (NL) en Karel
Fonteyne, twee kunstenaars die erbij gekomen zijn en ik heb de goede hoop dat
ze worden opgemerkt. Weet je dat in het begin zeer weinig mensen het werk van
Berlinde De Bruyckere en Dirk Braekman konden smaken? Maar talent drijft altijd
boven. Als je kijkt in de geschiedenis, dan is het maar weinigen gegund om op
jonge leeftijd erkenning te krijgen. Roger Raveel en Leroy waren al 60 jaar en
Louise Bourgeois 80 jaar.
Wel geloof ik dat
de kunstenaar er moet staan: hij kan het zich niet veroorloven om zich weg te
stoppen. Als hij zelf niet naar buiten komt, dan kan de galerie een ideale
schakel zijn.
HCC: Wat zijn de droevigste en meest blije
momenten in je leven?
HDG: Het heeft
geen zin om stil te blijven staan bij verdriet. De goede momenten zijn
belangrijk. Ik ben heel erg tevreden over de boeken ‘Voorbij de Grens’ ( layout van Klaus Baumgärtner) met 18 van onze
kunstenaars uit België, Nederland, Frankrijk en Duitsland en ‘Miniaturen, Gras dat verder groeit’, een
expo en boek dat ik samen met Jozef Deleu en 28 kunstenaars van bij ons heb gemaakt.
Naar aanleiding van die boeken had ik samen met Jozef Deleu en mijn kunstenaars
een tentoonstelling in de Brakke Grond in Amsterdam, het museum van Deinze en
de Leiestreek, het CC te Hasselt en het CC De Markten in Brussel gerealiseerd.
Daarna in de Boekentoren te Gent, het museum 1302 te Kortrijk, het CC te
Hasselt.
Tijdens
de Olympische spelen van 2010 heb ik op uitnodiging van Frank Uytterhaegen in
zijn Chinese Art Foundation de tentoonstelling ‘Merci Marie Pétronelle ‘ - naar
de roman van Pascale Geulleaume, zijn vrouw – gemaakt met acht kunstenaars:
Johan Clarysse, Frans Labath, Karl Mechnig, Stefaan Van Biesen, Luc Van Der
Velde Lux, Jean De Groote, Jimi Dams en Piet Pollet.
In
de Ambassade werd tijdens de diners het bestek ‘Tools for tables’ van de hand
van Siegfried gebruikt.
Voor de 40ste
verjaardag van de galerie hebben Jan Hoet en Marc Ruyters spontaan een tekst geschreven,
waarmee ik heel erg blij ben.
HDG: Uit het
plezier van samenwerken en de appreciatie. Twee jaar voor de Documenta Kassel
van Jan Hoet, toonde ik het werk van de Griek Nikos Baikas. Ik ondervond al
vrij vlug dat het geen gemakkelijke persoon was om met samen te werken, maar ik
heb het toch volgehouden. De openingsspeech van zijn tentoonstelling bij ons in
de galerie heeft Karel Geirlandt gedaan, drie weken voor zijn dood. Hij is
gekomen uit sympathie en hij heeft mij goede moed ingesproken. We hebben nog
tot 3 uur ‘s morgens over van alles gepraat.
Zo heb ik ook
veel sympathie voor Jan Hoet. Hij is niet door iedereen geliefd, maar ik heb
het altijd goed kunnen vinden met hem. Soms hadden we andere meningen over iets
dan kon het er nogal heftig aan toe gaan. Wederzijds respect is er altijd
geweest, samen met een goede verstandhouding.
Ik laat me niet
gauw van mijn gedacht brengen door wat de markt dicteert.
HVC: Wanneer kan je zeggen dat je iets van kunst
kent? Wat is het criterium?
HDG: Dat is een
vraag die niet eenduidig te beantwoorden is. Ervaring en jaren kijken zijn
primordiaal. Kunst gaat ook over lezen, de kunstenaars ontmoeten en van hen
leren. Tentoonstellingen en boeken maken dragen ook bij tot die kennis. Het is
ook plezant om te doen. Niet altijd eenvoudig, ik heb veel respect voor boekenmakers.
Mensen
samenbrengen vind ik heel verrijkend. Er ontstaan telkens nieuwe ideeën. Ik
ervaar dat ik daar een positieve rol kan in spelen.
HVC: Dat evenwicht tussen creativiteit,
menselijkheid maar toch ook verhandelen is hier een constante. Ik las in een
interview met Greta Meert, dat ‘kijken’ ook getraind moet blijven, omdat je
anders bij het niveau blijft steken van een 12jarige. Vandaar dat veel mensen bij Jeff-Koons-achtige-dingen blijven steken.
HDG: Dat kan ik
beamen. De wereld stopt niet bij Gent. Je moet reizen en leren. Toen Siegfried
en ik bijvoorbeeld in Peking de galerieën 978 bezochten, zagen we dat er ook
nog veel werk onvolwassen is bij jonge Chinese kunstenaars. Leren kijken en
goed adviseren neemt tijd in beslag.
HDG: Ik lig er
niet van wakker en jaloezie interesseert me niet.
HVC: Wat vind je de meest onhebbelijke eigenschap
van kunstenaars?
HDG: Goh, iedere
kunstenaar is verschillend al kan ik wel zeggen dat ik enkel kan werken met
mensen die eerder energie stoppen in hun werk dan in hun ego.
HVC: Is het een strijd geweest?
HDG: Ik zie het
niet als een gevecht. Ik haal voldoening uit de samenwerking.
HVC: Wat is de belangrijkste rol van een galeriehouder?
HDG: Tegen de
kunstenaar durven zeggen wat er goed en slecht is, ook in zijn atelier. Keuzes
durven maken.
HVC:Wat is kunst voor jou?
HDG: Dat wordt al
voor een groot stuk bepaald door het woord zelf. ‘Kunnen’: kunst is kunnen,
authenticiteit, een eigen schriftuur ontwikkelen.
HVC: Mocht je niet met een galerie begonnen zijn,
waar ligt volgens jou je sterkte?
HDG: Mijn manier
om met mensen samen te werken en mensen samen te brengen. Ik denk dat ik toch
bij kunst zou uitgekomen zijn. Kunst is een breed begrip, daar valt ook muziek,
het schrijverschap, toneel, etc. onder. Kunst is elitair, al heeft dat niet met
snobisme te maken. Het is een manier om zich te uiten, het verlengde van ‘het
zijn’. Dat leren kennen is een
voorrecht.
HVC: Je droom?
HDG: Nog verder
kunnen werken, kunstenaars groot maken - ook het werk van Siegfried - ervan kunnen leven, gelukkig zijn met en door
de ervaringen en mogelijkheden. Je geest kunnen verrijken, jong blijven in wat
je doet, samen met Sieg, de kinderen
en de kleinkinderen en de mensen die we graag zien…
HVC: … met een open blik kijken naar de wereld …
HDG: … maar dan
wel met de voeten op de grond.
Hilde Van
Canneyt, copyright 2013.
Open van 15 tot
18u. Gesloten op zo, ma en di.
Zuidstationstraat
25, 9000 Gent
Enkele
kunstenaars in de
-Kuiperskaai van
1972 tot 1985:
Jean Bilquin,
Frank Liefooghe, Jackie Van Bruane, Decabooter Lieven, Pjeroo Roobjee, John
Quivron, Willy Dee, Marcase, Julien Van de Velde, Jean-Marie Bottequin,
Danneels, Danny Matthijs, Arno Arts, Thouzeau, Charlotte Reine, Marc Van
Schuylenbergh, De Block Luc, Jean-Pierre Wenseleers, Eric De Volder, Miki
Vereecken,Willy Dee, Cabé, Emiel Hoorne, Franky Cane, Willy Plompen, Veerle
Rooms, Pol Den Hollander, Marcel Maeyer, Jan Burssens, Enk De Kramer,Jackie Van
Bruaene,
-Zuidstationstraat
van 1986 tot vandaag
Siegfried De
Buck, Elvira Bach, Robin Winters, Jimi Dams, Danny Matthijs,Wim Devoye,
Initiatief-Chambres d’Amis, Patrick Lefebure, Debrabandere, Weyers en Borms,
Rombouts en Droste,Jan Burssens, Eric De Volder,Weyers&Borms,Philippe
Tonnard , Hugo Debaere,Horse, Pepo Dorado Ruiz, Lieve Blancquaert , Dirk De
Bruycker, Julien Van DeVelde, Bart Clement, Gerard Kuypers, Tapta, Bartel
Ritsen, Hans Vandekerckhove, Christ Michiels, Beatrice Balcou,Berrie Van Beers,
Ben Siebelt, Wim Van Der Plaetsen,Jan De Wachter, Piet Pollet, Chantal Grard, ,
Karien Van De Kerckhove,Nadine Tasseel, Elke Andreas Boon, Maureen Bachaus,
Klaus Baumgärtner, Koen Blanckaert, Evi Breuer, Johan Clarysse, Robine
Clignett, Jimi Dams, Siegfried De Buck, Ann De Caestecker, Jean De Groote, Pierre
Depuydt, Geert De Smet, Marie-Jeanne De Smet, Meltem Elmas, Karel Fonteyne,
Marie-Paule Haar, Philip Henderickx, Emiel Hoorne,Ian Kane, Tomas Lahoda, Frans
Labath, Maaike Leyn, Daniël Libens, Dany Lobe, Andreas Lyberatos, Marcase, Karl
Mechnig, Parcifal, Haleh Redjaian, Reniere&Depla, Marie Odile Candas
Salmon, Margriet Smulders, Alan Smith, Stefaan Van Biesen, Hans Vandekerckhove,
Jan Vandenabbeel, Luc Vandervelde Lux, Sven Verhaeghe, Liesbet &Piki
Verschueren, Frans Westers , Henk Delabie, Agnes Maes,Patrick De Spiegelaere,
Werner CuvelierPierre Depuydt, Natasja Lefevre,Katleen Sterck&Terry RozoTentoonstelling
“Angolus novus” Amerikaanse kunstenaars: Dike Blair, Lisa Beck, Lucky
Debellevue, Sam Gordon, Richard Hawkins, GB Jones, Michael Lazarus, Judy Lynn,
ik toonde haar werk ook daarna in het Museum voor Fotografie te Antwerpen,
David Moreno, Jerry Philips, Alexander Rossin 1999, Naomi Ban Shahar, Huma
Bhabha, Jean-Luc Blanc, Anouscka Blommers, Niels Schumm, Jesse Bransford , Alex
Brown, Sico Carlier, LORENZO DE LOS Angeles, Roberto deluna, Devon Dikeou,
David Dupuis, Jason Fox, Sam Gordon, Risk Hazekamp, Una Henry, Lidy Jacobs,
Kinke Kooi, Tony Payne, Jerry Philips, B.Wurtz in “Not a Lear “ met Amanda
Lear, Weyers & Borms, Francy Cane, Lieve Blancquaert, Ibrahim Miranda
Ramos, Béatrice Balcou, Ben Siebelt, Maen Florin, Luc De Block,Andrew MacNair
de Amerikaan die verloren liep op de autostrade in Gent ,de Canadees Michael
Buckland en Alan Smith, De tentoonstelling met 80 Belgische fotografen naar aanleiding
van het boek van Johan Swinnen”De lichte kamer” De tentoonstelling in Amsterdam
op de Rai met Siegfried zijn juwelen en zilveren ontwerpen, Marek Clanda en
Berlinde De Bruyckere met Dirk De Bruycker (Santa-Fe) zijn werk is ondertussen
aangekocht door Bill Gates, Horse de (Sydney, Australië), Enz.