Interview met Theo De
Wilde (1937), Lokeren (Oudenbos) 2012
HVC: Dag Theo. Ben je het eens met Joseph Beuys die zegt dat iedereen een kunstenaar is?
HVC: Dag Theo. Ben je het eens met Joseph Beuys die zegt dat iedereen een kunstenaar is?
T: Ja, iedere mens is
uniek.
HVC: Ook de mensen die geen kunst maken, zoals uw zoon?
T: Zeker, alle mensen
krijgen impulsen. Komen deze er niet uit op het vlak van schilderkunst, dan is
het wel op een andere manier. Kunst heeft vaak meer te maken met hoe iemand in
het leven staat. Iedere mens is eigenlijk de kunstenaar van zijn eigen leven.
HVC: Waar komen bij jou de kunstkriebels vandaan?
T: Soms haal ik mijn
inspiratie uit banale zaken. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer ik mijn
kleinkinderen onbevangen zie spelen. Ze maken dan kampen, maken soep van bladeren,
schieten met een boog. Die beelden neem ik dan mee in mijn werk. Ik schrijf of
schets ook nooit zaken op papier. Als ik interessante beelden zie, sla ik deze
gewoon op.
HVC: Wat Fons Schippers over jou schreef: “Hij heeft de wereld en de werkelijkheid nodig. Indrukken, herinneringen, ontmoetingen en kleine gebeurtenissen in zijn kleine directe leefomgeving vormen voor hem dan ook de prikkel tot creatie. Hij vindt ‘het’ vooral in het onzichtbare en onbenoembare = het innerlijke leven, alsook het onbekende mysterie, het naïeve en het fantastische en tot slot de droomwereld.”
Freddy Huylenbroek schreef over jou: “Zijn composities met maatschappelijk-kritische inslag stralen een trefzekere kracht en een emotionele betrokkenheid uit, die zijn pastellen op een hoog niveau tillen. Indrukken, herinneringen, ontmoetingen en kleine gebeurtenissen in zijn directe leefomgeving vormen voor Theo De Wilde de drijfveer tot schilderen. In die zin is elke pasteltekening, elk schilderij een soort van aforisme. Hij tovert een wereld die tot op zekere hoogte verwantschap heeft met de imaginaire en poëtische beeldtaal van Chagall, met het surrealistisch expressionisme, van Frits Van Den Berghe, soms zelfs een zweem van “Ensoriaanse fantastiek”. Zijn werk is visueel, intellectueel en emotioneel.
HVC: Vroeger tekende je al, maar hoe ben je bij het schilderen terecht gekomen?
T: Dat heb ik te
danken aan mijn vroegere buurman. Hij mengde verf en zo kwam ik er voor het
eerst mee in aanraking. De materie op zich fascineerde me meteen. Ik was toen
tien jaar oud. Tijdens mijn pubertijd bleef ik af en toe bezig met verf. Een
echte kunstacademie waar je schilderkunst kon beoefenen was er toen nog niet en
ik werd ook niet kunstzinnig gestimuleerd door mijn ouders. Dit moet mede door
de tijdsgeest bekeken worden. Ik ben geboren in 1937. Het eerste decennium na
de Tweede Wereldoorlog maakte kunst geen deel uit van de dagelijkse realiteit.
In mijn geval kwam dit gegeven nog sterker tot uiting omdat we enerzijds vaak
verhuisden en anderzijds doordat we vaak in grensdorpen woonden.
HVC: Heb je dan kunnen studeren? Je hebt je kunstactiviteiten ook altijd gecombineerd met een job.
T: Ik heb eerst voor
de vakschool gekozen om daar een opleiding schilderen en tekenen te volgen. Een
leerkracht heeft mij toen gezegd dat ik talent had voor tekenen en daar moest
in verder gaan. In die tijd werd er nog veel getekend in de reclamewereld. Hij
probeerde me eerder die richting uit te sturen. Daarna moest ik mijn
legerdienst vervullen. Naderhand heb ik in Antwerpen een job aangenomen bij een
bedrijf dat lichtreclames verzorgde. Daar ging ik aan de slag als tekenaar van
de ontwerpen. Dat heb ik ongeveer vijf jaar gedaan. Daarna heb ik nog een
tijdje bij een bedrijf gewerkt dat glasdecoraties deed. Ik werd er gevraagd om
de zeefdrukafdeling op te starten. Door de band genomen heb ik me in zekere
mate altijd wel creatief kunnen uitleven in mijn dagjobs.
HVC: Wat heb je bijgeleerd tijdens je studie aan Sint-Lukas?
T: Een visie op kunst.
Kunst bestaat voor mij uit drie facetten: je moet over een bepaalde kunde
beschikken, je moet een visie hebben en je moet je werk kunnen bezielen. Je kunt
deze drie zaken als het ware in een piramide plaatsen.
HVC: Wanneer heb je dan beslist om zelf een atelier te beginnen?
T: In de jaren ’70. Ik
ben eerst begonnen met schilderen in mijn garage. Die ruimte werd echter snel
te klein en toen heb ik besloten om zelf een volwaardig atelier in te richten.
HVC: Je website is onderverdeeld in verschillende thema’s. Eén daarvan is katten. Hoe kom je erbij die zoveel weer te geven?
T: De katten van de
buren zijn zeer aanwezig in mijn tuin. Daarnaast vind ik een kat een
opmerkelijk mooi dier. Katten hebben een bepaalde elegantie en uitstraling.
Andere dieren als vogels hebben mij ook altijd al geboeid. Ik schilder deze dieren
bijna altijd uit het hoofd, nooit gebruik ik beeldmateriaal en slechts
uitzonderlijk maak ik eerst een schets.
HVC: Je schildert ook vaak bloemen. Waarom grijpen kunstenaars volgens jou zo vaak terug naar natuurmotieven? Het lijkt alsof niemand dat beu raakt.
T: Ik vind bloemen de
parels van de schepping. Ze vragen geen verzorging, komen altijd terug, geven
een pracht aan kleuren en vormen... Ze zijn kortom mooi en gratis. Bloemen
schilder ik wel vaak naar een voorbeeld dat ik dan voor me staan heb. Foto’s
gebruik ik ook hier, nooit. Foto’s zijn namelijk ‘dode beelden’. Ik moet om
mijn model heen kunnen lopen om het van alle hoeken te bekijken. Dat geldt ook
voor de portretten van mensen die ik schilder. Dan kan je pas echt de expressie
van je model vastleggen. Ik schilder eigenlijk alles als een deel van een
groter geheel, iets waarin alles met elkaar in verbinding staat.
HVC: Het mensenlichaam: nog zo’n thema dat eeuwig boeit… Ik zie hier ook een bloot achterste staan...
T: Dat werk is
afkomstig van een schets. Soms heb ik eens zin om figuratief te werken. Dan
vertrek ik van een schets en maak ik verschillende werken binnen dat thema,
vaak telkens abstracter. Het idee evolueert altijd verder als het ware.
HVC: In 2011 had je een expo genaamd ‘Theo De Wilde en Corneille’.
Dit stond er te lezen in de brochure: ‘Theo De Wilde tovert ons een wereld die tot op zekere hoogte een
geestelijke verwantschap heeft met de kleurengedrevenheid en de bijna
kinderlijke expressiviteit van Corneille. Hij profileert zich ook als een
ontdekkingsreiziger in zijn eigen belevingswereld. Net als de plastische
iconografie van Corneille bezingt ook Theo wat hem als mens het nauwst aan het
hart ligt: het fascinerende mysterie van het leven van een kind, de vrouw als
symbool van sensuele schoonheid en aardse erotiek, de speelse vinnigheid van de
kat als schalkse pendant én het mysterie van de vogel, als komische schakel in
de verbinding tussen het hemelse en het aardse.
Is de kunstenaar Corneille (1922-2010) een grote inspiratiebron?
T: Niet in het bijzonder. Van de Cobrabeweging houd ik het meeste van Carl Henning Petersen (1913-2007). Het idee om Corneille daar te gebruiken, kwam eigenlijk van de mentor van ID+Art in Hamme. Hij zag een bepaalde lijn tussen mijn werk en dat van Corneille. Persoonlijk vind ik Corneille eerlijk gezegd te gesofisticeerd. Ik ben meer gefascineerd door de kinderlijkheid die Petersen in zijn werk brengt. Ik vind hem bruter, ruwer en intiemer, maar dat alles op een positieve manier.
HVC: Ik las dat ook de Russische kunstenaar Marc Chagall (1887-1985)
een invloed heeft gehad op jou. Zijn werk wordt vaak geassocieerd met het
surrealisme, maar eigenlijk valt zijn werk onder verschillende stromingen, al
maakt het nergens deel van uit. Hij heeft een eigen stijl die dromerig aandoet.
Hij haalde zijn inspiratie uit de Russische volkskunst en het volksleven.
T: Ik zie mezelf
eigenlijk als een verteller. Mijn schilderijen van 50 jaar geleden zijn erg narratief
van aard. Chagall tovert eigenlijk op een even narratieve manier zijn wereld
tevoorschijn van toen hij nog jong was. Hij schildert taferelen uit zijn dorp
en zijn kinderleven die vaak religieus getint zijn. Dat laatste ligt mij ook.
Het uit zich nu minder expliciet in mijn werk. Maar wat is nu religieus?
HVC: Dat is inderdaad iets onbenoembaar.
T: Het is iets wat je
niet meteen kan vatten.
HVC: Je werkt met verschillende technieken: etsen, aquarel, pastel,… je hebt zelfs al beelden gemaakt. Is het dan zo dat je vertrekt vanuit een techniek? Of vertrek je eerder vanuit een bepaald thema?
T: Ik kan dit best als
volgt toelichten. In september werk ik mee aan een groepstentoonstelling rond
de illustere Hamse schrijver Filip De Pillecyn (1891-1962). Dat was een
schrijver uit de streek van Hamme. Er werd aan een aantal kunstenaars,
waaronder ikzelf, gevraagd om een tentoonstelling te verzorgen rond zijn oeuvre.
Ik kreeg hiervoor een aantal bladzijden uit een boek van hem. Aan de hand van
deze tekst maakte ik dan een reeks etsen. Bij een ets wordt de kleur uitgesloten.
HVC: Noemen ze je hier in het dorp ‘den kunstenaar’?
T: Dat weet ik niet...
HVC: Deel je je dagen in volgens een vast atelierstramien?
T: Neen, maar als ik
lang niet in mijn atelier gewerkt heb, begint het te kriebelen! Mijn atelier is
achteraan mijn huis, dus soms kom ik hier ook wanneer ik gewoon in de tuin aan
het werken ben. Tuinieren is een activiteit die mij vaak inspiratie biedt. De
bloei van de bloemen en het schuifelen van de vogels zorgen vaak voor de
geboorte van een nieuw idee. Mijn tijdsgebruik valt over het algemeen variabel
en weinig logisch te noemen. Een beetje zoals ik er zin in heb...
HVC: Ik zag ook op je website dat je vaak inspiratie opdoet in vreemde landen. Maak je dan daar ter plaatse eerst schetsen? Je bent al in Guatemala, Peru en Thailand reeksen gaan maken… Trek je op reis wél foto’s die je maakt om dan in je atelier uit te werken?
T: Ja, van de
Azuurkust maakte ik bijvoorbeeld een hele reeks schetsen die ik dan later pas uitwerk.
Ik neem wel foto’s, maar niet om er op verder te werken in mijn atelier. Mijn
interesse gaat vooral uit naar oude culturen: oude sites in Egypte of Latijns
Amerika zijn verbazend. Het intrigeert mij vooral wat de ideologische
drijfveren zijn om dergelijke tempels of piramiden te bouwen. Als ik de trappen
beklim van een tempel, heb ik een eigenaardige gewaarwording die moeilijk te
beschrijven is. Een prehistorische handafdruk in een natte kleimuur geeft mij
rillingen.
HVC: Je nam ooit deel aan de Canvascollectie. Welke feedback kreeg je toen in het S.M.A.K. van juryleden Leo Copers en Ante Timmermans?
T: Ze twijfelden eerst
sterk tussen mijn werken. Ik had drie stukken mee: één naaktwerk, een kind dat
aan het trommelen was en een kat. Uiteindelijk werd het kind met de trommel
geselecteerd. Voor het overige doe ik eigenlijk zelden mee aan wedstrijden. Ik
vind niet dat er moet gekozen worden op basis van een veel te klein aandeel uit
iemands oeuvre. Je werkt als het ware met een momentopname.
HVC: Vertel eens wat meer over ID+Art en IdCollectief in Hamme.
T: Dat is een vzw die
kunstwerken tentoonstelt en verkoopt. Het verschil met een galerie is dat ze
geen winst moeten maken. Een deel van de opbrengst dient om de onmiddellijke
kosten te dekken. Wat over is op het einde van het jaar gaat naar het kankerfonds.
HVC: Zou je zelf graag meer tentoonstellen?
T: Met
tentoonstellingen ben ik niet zo sterk bezig. Ik stel zelden tentoon in echte galerieën,
die vind ik te commercieel van aard.
HVC: Ik zie hier een affiche van een expo in Thailand waar je tentoongesteld hebt...
T: Ik heb een vriend
die in Thailand les geeft aan de universiteit. Ze hebben daar een afdeling Fine
Arts. Hij kwam op vakantie naar België in het gezelschap van twee Thaise
leraren. Hij nodigde ze uit om mijn werk te bezichtigen en dat sprak hen wel
aan. Ze stelden toen voor om mijn werk te exposeren in Shanghai. Op zich was
dat wel confronterend. Thailand heeft op zich helemaal geen verleden in de
schilderkunst. Schilderijen tref je daar nooit aan in de huizen, enkel
religieuze motieven en decoraties.
HVC: Je bent nu 75 jaar oud. Heb je voor jezelf het gevoel dat je het verder had kunnen/moeten brengen in de kunst?
T: Neen. Ik ben ook
nooit voldoende bezig geweest met het verzorgen van mijn PR, publiciteit en
expo’s. Mensen die weten dat ik schilder, kunnen mijn atelier bezoeken. Ik heb
ook altijd voornamelijk werken verkocht aan vrienden aan kennissen.
HVC: Heel veel sculpturen heb je niet gemaakt, lijkt me?
T: Niet zo veel
eigenlijk. Ik heb wel ooit beelden gemaakt om langs een nieuw wandelpad te
plaatsen. Hier gebruikte ik diverse materialen voor zoals beton, hout, en glas.
Het maken van sculpturen zal ik niet zo vaak uit mezelf doen, eerder wanneer er
mij iemand naar vraagt. Ik verlaat af en toe wel graag eens mijn veilige haven van
de schilderkunst, maar dan zal ik eerder een mozaïek of nog iets anders met
steen maken.
HVC: Wat doe je in periodes dat ‘de muze’ zwijgt?
T: De muze is zelden
met verlof. Met een fluisterstem roept ze steeds - de weg is nog niet ten einde
- doe verder! Het is moeilijk om hieraan te weerstaan, maar ook boeiend.
HVC: Kunstenaar Octave Landuyt (°1922) zegt: “Op het palet liggen alle kleuren. De ene weet ze tot een meesterwerk te vormen, de andere niet. Daarom denk ik dat ons gedrag belangrijker is dan het residu: schilderijen en beelden zijn slechts bezinksels van het menselijk gedrag.
Akkoord?
T: Zeker niet slecht
geformuleerd van Octave. Ook ik denk dat het spirituele belangrijker is dan de
materie, in al zijn facetten. Om het simpel te zeggen: geest bepaalt alles,
verf is slechts materie in functie.
HVC: Volg je de wereld van de grote kunst nog?
T: Ik bezoek wel nog
regelmatig tentoonstellingen.
HVC: En volg je ook de kunst van het jonge geweld?
T: In mijn ogen is het
jonge geweld nog in opleiding. Ik besteed er wel aandacht aan, maar ik ben dan
kritischer. Oudere kunstenaars hebben natuurlijk al een grote hoeveelheid werk
geproduceerd en kunnen dus gemakkelijker hele tentoonstellingen vullen. Zo
krijgen ze uiteraard vanzelf meer aandacht.
HVC: Wat denk je dat de grootste verandering is in de kunstwereld als je vroeger met nu vergelijkt?
T: Vergelijken is
riskant, omdat het aantal stromingen in de kunstwereld steeds maar evolueert.
De menselijke geest zal steeds met nieuwe ideeën op de proppen komen. Zoals
iedere evolutie, bouwt men steen na steen aan een bouwwerk dat nooit helemaal
af zal zijn. Vandaag is het ideologische aspect in de kunst toonaangevend, waar
vroeger vooral het fysieke aspect primeerde. Doorheen de geschiedenis zien wij
een golfbeweging van deze twee aspecten.
HVC: Zie je jezelf tot je laatste dag schilderen?
T: Zo lang het kan...
HVC: Heb je er nooit aan gedacht om een kunstenaarscollectief op te richten?
T: We hebben met bevriende
kunstenaars ooit zo’n collectief opgericht: ‘De Groep van Vier’. We schilderden
toen met vier mensen op een enorm groot doek. Dat was heel aangenaam om zo
ondertussen ook van gedachten te wisselen. Toen we wilden meedoen met een expo
in Lokeren en ze ons zagen aankomen met ons groot doek, dachten ze waarschijnlijk:
“Met wat komen die mannen hier af?”
HVC: Met vieren inspireer je elkaar toch meer, denk ik.
Heb je nooit last gehad van de eenzaamheid in je atelier?
Want met vier in een atelier is toch meer ‘fun’?
T: Schilderen in je
atelier is vaak een soort gevecht met jezelf. Je moet als het ware altijd eerst
een beetje met jezelf in het reine komen. De expressie klopt niet altijd en dat
kan je wel naar beneden halen. Ik schilder wel enkel voor mezelf, niet voor
anderen. Anders kan je het niet volhouden.
HVC: Heb je ooit provocerend werk gemaakt?
T: Ik heb dit zeker
nooit bewust gedaan. Ik werd wel ooit eens uitgenodigd om mee te werken aan een
tentoonstelling in een kerk in Moerbeke. Daar moest ik drie werken exposeren.
Blijkbaar waren mijn werken te revolutionair en te choquerend om opgenomen te
worden in de eigenlijke tentoonstelling. Ik vermoed dat dit wel met een
mentaliteitskloof te maken heeft tussen de religieuze gemeenschap en de
werkelijkheid.
HVC: Jouw zoon heeft me bij jou uitgenodigd omdat hij graag een interview van ons wilde voor op jouw website. Ben je je ervan bewust dat een website hebben ‘niet onbelangrijk’ is voor een kunstenaar?
T: Vroeger moest men
naar een galerie of een museum om kunst te bekijken, tegenwoordig kan men bijna
alles zien via internet. Als kunstenaar kan je werk veel gemakkelijker bekeken
worden door veel meer mensen. De drempel is laag, het is één grote cinema. Een
website zal denk ik alleen maar meer belangrijk worden om je werk te tonen,
echter de geur van verf kan men nog steeds maar opsnuiven als men voor het
schilderij staat.
HVC: Wat heeft kunst jou het meeste bijgebracht?
T: Dat het leven
boeiend is.
HVC: Misschien moet ik me daar elke dag nóg meer bewust van zijn…
Hilde Van Canneyt, copyright 2013.