volgend interview: fotograaf Bert Danckaert (Bozar, Roberto Polo Gallery, Brussel)
Interview met Marcel van Eeden (NL) (1965), september 2013.
Hilde Van Canneyt: Hallo Marcel, sinds
’93 werk je monomaan, elke dag, aan minstens één zwart/wittekening naar foto. Een foto van vóór het jaar 1965 welteverstaan. (want dat is je
geboortejaar)
Je noemt zo’n tekening de ‘min-ik’ of 'foto-negatief'.
MvE:
Het fascineert me al vanaf het begin dat ik foto’s kan zien van momenten dat ik
zelf niet besta. Dat zou eigenlijk onmogelijk moeten zijn: een moment zien,
licht zien dat dateert van een moment dat je niet bestond. Dichter bij je eigen
niet-bestaan kun je niet komen.
HVC: Het zijn eigenlijk historische
verhalen, maar toch meng je daar ook een vleugje fictie bij. Nochtans doe je
altijd grondig veldwerk vooraf, maar voor de kijker is het niet altijd
duidelijk waar de feiten ophouden en waar de fictie begint.
Marcel
van Eeden: Neen, dat is ook de bedoeling. Want ook pure geschiedenis of wetenschap,
is grotendeels fictie: gefilterd, gezien, beoordeeld en vertaald door een persoon. Dat kan nooit objectief zijn.
HVC: In de Volkskrant van juni ’10 zei
je: “Het verleden is een bak legostenen." Wat bedoel je daarmee?”
MvE:
Ik bedoelde dat ik het verleden als een bak Legostenen gebruik. Ik neem
elementen en stel die samen tot een nieuwe waarheid of werkelijkheid. Dat is
weliswaar fictie, maar de onderdelen waaruit die fictie is samengesteld, zijn
stukjes waarheid. Het verschilt niet zoveel van wat een historicus doet. Ik
probeer op die manier zo dicht mogelijk bij een niet-beleefde tijd te komen: een
tijd die een niet-zijn vertegenwoordigd. Dit om erachter te komen wat dat is.
Wat natuurlijk nooit lukt, maar die poging is de tragiek van het mens-zijn.
HVC: In 2003 ben je doorgebroken. In GEM
in Den Haag had je toen je eerste grote overzichtstentoonstelling. Het is
trouwens ongelooflijk hoeveel persbelangstelling je al sinds 2000 hebt genoten!
Ben je een goede netwerker – live of
achter de pc- of laat je dat liever aan anderen over?
Geen idee wanneer een eerste galerie je
onder de vleugels nam of hoe je zo in de armen bent gesloten. Is dat door je
tekenlog gekomen?
MvC:
Mijn eerste Nederlands galerie had ik al in 1993, mijn eerste buitenlandse galerie in
2000. Ik ben absoluut geen goede netwerker, maar dat is juist voordelig, geloof
ik. Maar ik denk dat mijn werk op veel niveaus functioneert, en daarom een
bescheiden succes heeft. Op een eerste niveau is er gewoon wat te zien,en het
ziet er aantrekkelijk uit, en dat loopt door tot het laatste niveau: de ideeën
die ermee te maken hebben, en die je zo ingewikkeld kunt maken als je wilt. Dat
is toch leuk? Voor elk wat wils.
HVC: Waarom ben je eigenlijk in 2007 met
je dagelijkse tekenlog – je “encyclopedie van je dood” - gestopt?
MvE:
Dat tekenlog heb ik zeven jaar bijgehouden, daarna was het wel genoeg geweest.
Ik gebruikte het als dagelijkse deadline, om mijn natuurlijke luiheid te
compenseren. Maar de druk wordt ook vervelend en is slecht voor je sociale
leven. Nu heb ik veel meer plezier in het tekenen, al was dat Tekenlog erg
belangrijk voor me. Nu post ik nog (on)regelmatig wat op Facebook.
HVC: Nochtans wilde je eerst dichter
worden. Zo ben je ook ‘fan’ van dichter Nederlandse dichter (1905-1962) Gerrit
Achterberg.
MvE:
Ja, daar is het allemaal mee begonnen.
HVC: Filosofen als Emil Cioran en Arthur
Schopenhauer laten je ook niet koud.
MvE:
Ik vond ooit het boekje ‘Geboren zijn is ongemak’, van E.M. Cioran, en daar had
hij het vooral over de tijd vóór de conceptie. Hij vond dat dat eigenlijk het
paradijs is. Dat klopte één op één met mijn werk. De wortels van Ciorans ideeën
– daar kwam ik pas later achter - liggen bij Schopenhauer.
HVC: Vanaf 2004 ben je
effectief met je ‘series’ begonnen. Zo heb je de deels fictieve biografieën
gemaakt van Celia Copplestone, Oswald Sollmann – kunstkenner, directeur van het
donkerste museum én huurmoordenaar - en Matheus Boryna.
Er is ook een verhaal
over de botanicarus, Karl’s dream en een fictief verhaal over K.M. Wiegand.
MvE:
Ja, dat zijn verhalen die allemaal samenhangen en bestaan uit mijn eerder
genoemde “Legostenen”. Dat maken van verhalen is meer spelen binnen de regels
die ik me heb opgelegd. Ik merkte gewoon dat binnen die regels - het alleen
gebruiken van materiaal van voor mijn geboorte - zo ontzettend veel mogelijk
is, bijna nog meer dan wanneer je geen regels hebt.
HVC: Vertel eens over je beeldverhaal
gemaakt van de Cornelia Maersk, een stoomschip dat de Deense vlag voerde en in
’42 werd gebombardeerd en daarna zonk. Dat was n.a.v. een expo rond de
Maasvlakte 2. Jij hebt dat stuk land een geschiedenis gegeven dat het niet had.
Iemand schreef: “Geschiedenis ontsproten
aan het brein van Marcel van Eeden.” Iemand anders schreef dat je een
persoonlijke interpretatie neerzet van gebeurtenissen en als het ware de tijd
“naar je hand” zet.
MvE:
Het is ontstaan zoals bijna alle delen van het grotere verhaal: naar aanleiding
van een vraag vertel ik een deels fictief, deels historisch juist verhaal over
een schip dat aan het eind van de tweede wereldoorlog wordt gebombardeerd.
HVC: Je laat vaak dezelfde personages terugkeren, waardoor je enerzijds al je beeldverhalen als één samenhangend verhaal kan zien, maar toch is voor jou ook elke getekende bladzijde, een eigen beeld op zich.
MvE:
Ja, maar het leuke is juist die samenhang. Met iedere tekening, en met ieder
verhaal dat ik eraan toevoeg neemt de complexiteit van het grotere verhaal toe.
HVC: Ondertussen ben je fulltime
kunstenaar en heeft galerie Zink in Berlijn – toch niet de minste – je al onder
de arm genomen, heb je nu een solo in Kunstencentrum Be-part in Waregem (B),
enz. Maar uiteindelijk kom je van ver. Pas in ’89 ben je aan een avondopleiding
beeldende kunsten in Den Haag begonnen en je hebt lang gewerkt als
verzekeringskantoorbeamte.
Hoelang duurde je
trial-and-errorperiode?
MvE:
Nou, ik werkte niet zo heel lang als kantoorbediende, slechts drie maanden en
toen wist ik: "Dit nooit! Dan maar iets bedenken waarmee ik hier weg kom”,
dacht ik. Ik wilde in die tijd schrijver worden.
Eigenlijk
wilde ik al van mijn 15e schrijver worden. Op mijn 17e kwam ik van
de middelbare school en ik ging toen 3 maanden werken bij een
verzekeringsmaatschappij en later als afwasser in een restaurant. Maar het jaar
erna ging ik Nederlands en Maatschappijleer studeren aan de Lerarenopleiding.
Dit gedurende een jaar. Daarna ging ik een jaar naar de sociale academie,
studierichting maatschappelijk werker. Dat vond ik wel leuk, maar ik bedacht me
dat ik toch liever iets met kunst wilde doen. Ik ben toen een jaar
kunstgeschiedenis gaan studeren aan de universiteit van Leiden, maar ook dat
was niet zo mijn ding. Daarna ging ik, op mijn 24e, naar de kunstacademie in
Den Haag.
HVC: Inderdaad een beweeglijke tocht.
Je hebt zelfs ondertussen al een
monografie uit met werk tussen 1992 en 2009, dat doet toch wat met een mens?
(kunstenaar ;-) )
MvE:
Neu… geloof ik niet. Tenminste, dat hebben velen toch?
HVC: Daarnaast pikte je ook al de Prix
de Rome voor tekenen, won je in 2006 de Volkskrant beeldende kunst prijs, was
je in 2005 jury in de Berlin Biënnale, enz… Blijven die motivatie-prijzen en de
feedback, je grootste motivatie? Of is het meer verteldrang? Of is het meer
zoals onze Belgische kunstenares Arpaïs Dubois, dat elke dag tekenen een
primaire, bijna rustgevende tot mentale behoefte is?
MvE:
Niet juist, helaas. Dat staat verkeerd op verschillende plekken op internet
vermeld. Ik was jurylid voor de Prix de Rome en de Volkskrant Beeldende
Kunstprijs. En deelnemer van de Berlin Biënnale in 2006. Ik heb wel de Prix
Guerlain voor tekenen gekregen.
Dat
alles is niet mijn grootste motivatie, maar het helpt wel. Nooit leuk als de
telefoon nooit gaat, en niemand geïnteresseerd is in je werk. Die verwachting
geeft ook een zekere druk die bij mij goed werkt.
HVC: Die verkeerde internetinfo is bij deze dan rechtgezet!
Op Wikipedia las ik dat je tot ’97
werken maakte van 19cm op 14 cm en erna werkte op 28cm/19cm-formaat. Had dat
een bepaalde reden? Om structuur in je werk te krijgen en geen tijd te
verliezen met kiezen van formaat, papier, enz.?
MvE:
De reden was dat ik in het begin wat onzekerder was en niet te groot wilde
werken. Die formaten hebben te maken met het papier dat ik gebruik. Het formaat
van een heel vel is 56 x 76 cm, en als je dat in kleinere stukken scheurt,
krijg je stukjes van 14 x 19 cm. Reken maar uit.
HVC: Na de opening van je expo in
Be-part (31/0913), opperden tijdens een paar mede-tafelgenoten, die mee de expo hadden
bezocht, dat het hen toch ietsje té narratief was. Zelfs op het randje van het
‘stripachtige’ (door de tekstballonnen). Kan je die opmerking verstaan?
Sowieso zit er een dubbele- tot zelfs
surrealistische – onderlaag in.
MvE:
Ja, ik weet zeker dat het niet eendimensionaal verhalend is. Het lijkt wel zo,
en het lijkt op een stripverhaal, maar dat vind ik juist een compliment.
HVC: Wat toon je precies op je huidige solo-tentoonstelling in BE-Part te Waregem?
MvE:
De grotere serie bestaat uit ‘The Lobby’, ‘The Room’ en ‘The Restaurant’. Het gaat
over een gijzeling: Oswald Sollmann ontsnapt uit de gevangenis, waar hij vastzit vanwege de moord op Matheus Boryna, en hij gijzelt een hotel om een vrijgeleide
naar Kongo af te dwingen.
HVC: Daarnaast heb je nog een nieuwe
serie speciaal voor deze expo gemaakt: de oorsprong vindt plaats in een
gebeurtenis die in maart 1918 plaatsvond. (Drama van Nieuwenhove)
MvE: Laat ik je de tekst van kunsthistoricus Norbert
Follens geven:
(bij
deze heb ik dus de copy/paste functie gebruikt, red)
De
synopsis van het fatale gebeuren
De open vlakte tussen het cafë ‘De Olifant' en de
Desselgemse herberg ‘De krekel' (hoek
Waregemstraat - Leemputstraat) was
in de Eerste Wereldoorlog tijdens de weekends eind maart, begin april 1918 een
"no go zone’ omdat de Duitsers in de regio Kortrijk grote schietoefeningen hielden. De
‘langeafstandkanonnen' stonden opgesteld tussen Harelbeke en Kortrijk en de projectielen kwamen neer in de
onbewoonde Waregemse zone. Na iedere schietoefening werd het oefenveld
grondig uitgekamd op onontplofte exemplaren.
Nu wil het toeval dat die 24ste maart een niet ontplofte obus
van 75 mm achtergebleven was. Twee dagen later, op 26 maart, was Adolf Vandeputte (11 jaar)
in de omgeving van het oefenterrein
paardenmest aan het verzamelen om de tuin van vader te bemesten en zodoende vond hij het explosieve tuig. Hij
schoof het in zijn mand en verstopte het bij zijn terugtocht stiekem in een sloot aan de
Nieuwenhovestraat dicht bij de Gaverbeek. Daar zou hij morgen mee uitpakken bij zijn vriendjes!
De volgende dag (27 maart) sneed hij op over zijn
oorlogsbuit die hij na schooltijd uitgebreid zou demonstreren. De verwachting
van zijn kameraadjes was hoog gespannen. Even voor het einde van de schooltijd
vroeg hij aan zijn onderwijzer de toestemming om een kwartiertje vroeger de school te verlaten, zogezegd om zijn vader op
het veld zijn vieruurtje te brengen, in werkelijkheid had hij zijn
obus opgehaald en hij stond bij het uitgaan van de schooi zijn vriendjes en
vriendinnetjes op te wachten aan de Gaverbeek, want via mond aan mond
berichtgeving waren ook een aantal meisjes geïnformeerd. Het zou zijn
gloriemoment worden!
De troep nieuwsgierige jongeren verdrong zich rond de
brug over de Gaverbeek in de Nieuwenhovestraat. Het explosieve tuig werd
beneden aan de oever bewonderend van hand tot
hand gegeven. Op dat ogenblik kwam een volwassen spelbreker de pret bederven:
George Loosveldt (23) die met zijn kruiwagen op het wegeltje naast de
beek voorbijliep, schreeuwe de joelende bende toe het gevaarlijke ding in de
beek te gooien. Dat deden ze, maar de obus
ketste af op de betonnen rand van de brug met de gekende gevolgen....
Op
zaterdagnamiddag werden 14 lijkkisten (13 kleine en 1 grote) van uit het
klooster in Nieuwenhove
te voet naar de kerk van het centrum gedragen: een treurtocht van ongeveer
één uur, onder massale belangstelling en in een doodse stilte.
|
HVC: Wat een verhaal zeg!
In het begin van de tentoonstellingsruimte, installeerde je een glazen archiefkast. Dit zonder tekst of uitleg. Pas na de expo viel mijn frank waarom… maar ik had natuurlijk al de perstekst gelezen. Vele bezoekers niet, dus zij gaan er misschien aan voorbij lopen…
In het begin van de tentoonstellingsruimte, installeerde je een glazen archiefkast. Dit zonder tekst of uitleg. Pas na de expo viel mijn frank waarom… maar ik had natuurlijk al de perstekst gelezen. Vele bezoekers niet, dus zij gaan er misschien aan voorbij lopen…
MvE:
Ja, dat geeft niet, het ziet er mooi uit, dat is met mijn meeste werk zo. Je
kunt eraan voorbij lopen, maar degene die moeite doet, kan heel veel ontdekken,
het zit vol verwijzingen en dubbele bodems.
HVC: In de kelderverdieping zien we drie
grote projectieschermen waarop een film is te zien. Ik ontwaarde op het ene
scherm een natuurbeeld, op het volgende scherm een gefilmde verkaveling en op
het derde scherm was een Waregemse vrouw – dat herkende ik aan haar uitspraak –
aan het spreken. Ik vermoed dus dat de drie films in Waregem zijn opgenomen?
Waarom?
MvE:
Het zijn familieleden van de kinderen die omgekomen zijn bij het Drama van
Nieuwenhove. Ik heb ze geïnterviewd. Daarnaast zijn het beelden van de plaats
waar het drama zich voltrokken heeft en detailopnamen van het graf van de
kinderen. Dat samen vormt een driedelige videoprojectie.
HVC: Ik las dat je nog 40.000
afbeeldingen op je laptop hebt staan die je nog wilt natekenen. Werkelijk?
Wordt het op den duur voor jezelf geen labeur of sleur? Inhoudelijk
waarschijnlijk niet, omdat je het zelf spannend houdt en het op die manier sowieso boeiend blijft
voor jou – en voor ons - maar misschien kriebelt het soms om meer eens met een ander medium of in kleur te
werken?
Of net niet en kijk je er net elke dag
naar uit om verder je verhaal te kúnnen vertellen.
MvE:
Oh, maar ik werk regelmatig met kleur hoor. En soms maak ik schilderijen, soms
sculpturen, soms animatiefilms, soms documentaire video’s. Er is zoveel
mogelijk met dit concept, bijna meer dan in totale vrijheid. Dan loop je pas
echt snel vast.
HVC: Vroeger werkte je ’s nachts, nu in
Zurich – waar je kersverse vrouw (galeriste Barbara A. Seiler) woont - van 9 tot 9.
Jij blijft ook flink volharden. Dan sta
jij vast ook achter de uitspraak van Rembrandt, waar iemand hem vroeg: “Hoe word je
schilder?” en hij antwoordde: “Achter je schildersezel, en nergens anders!”.
MvE:
Ik kan niets anders en ik wil niets anders. Ik ben gelukkig achter mijn
tekentafel. Dat is mijn habitat, daar ben ik als een vis in het water.
HVC: In de tekst van Nicole Ex las ik
dat je werkt van linksboven naar rechtsonder, nooit meer dan drie tekeningen
per jaar wegsmijt – je bent een spaarzame Nederlander ;-), je bij elk leeg vel
denkt: “Ik kan het niet meer” en tijdens het tekenen denkt: “Dit wordt helemaal
niks.”
MvE:
Ja, dat klopt. Van links boven naar rechts beneden is gewoon handig, anders
veeg je het, als je rechts bent, met je hand uit. Verder ben ik altijd onzeker,
ja.
HVC: Ook mooi gezegd is: “ Mijn
tekeningen verspreiden zich over de wereld en ik reis mee.”
MvE:
Dat is toch leuk? Ook heb ik mijn kinderen steeds gevoed met het geld dat de
tekeningen hebben opgebracht.. Mijn zoon van 20 jaar is zo groot geworden door het
geld dat ik met tekenen heb verdiend. Zo valt werk en leven pas goed samen.
HVC: Zien we jou binnen 25 jaar nog
altijd – grijs en blij – met de glimlach aan de tekentafel zitten als het van
jou afhangt?
MvE:
Zeker en vast!
HVC: Waarom moeten de Belgen en
Nederlanders massaal naar je expo in BE-part komen kijken?
MvE:
Dat moet niet, dat mag. Alleen als ze er zin in hebben. Of, voor de Belgen: “goesting”!.
(lacht)
Hilde
Van Canneyt, copyright 2013
Marcel
van Eeden stelt tentoon:
Be-Part, Westerlaan 17, 8790 Waregem (B)
Van
tot 01.09 tot 27.10.13, open van zo tot vrij, van 11u tot 17u.
De
expo N 50 51 40.9/E 3 24 1.3 trekt nog verder naar Den Haag, Gladbeck en Tel Aviv.