volgend interview: Evi Vingerling (NL), Miet Warlop,..
Interview met Benjamin Verdonck (1972), Antwerpen, september 2013
“Verdonck heeft een naïviteit in zijn
theatertaal, maar niet in zijn denken. Hij speelt het spel van een kind, maar
heeft de rimpels van een van een filosoof. Hij is één van de eerlijkste
kunstenaars, wars van eigenbelang.” (Liv Leveyne)
Hilde Van Canneyt: Hallo Benjamin,
toen ik ‘Toneelhuis Antwerpen’ googelde, kwam ik allereerst op: ‘Back to basics
met Benjamin Verdonck’. Daaronder staat te lezen: “Ik heb een droom. Ik wil
heel graag tafeltoneel maken. Ik zie het zo voor mij: een hoop materiaal dat in
een paar koffers past, zodat ik er gemakkelijk mee kan rondreizen.”
Benjamin Verdonck: Ik vertrek niet altijd vanuit teksten of vanuit ‘een
bestaand toneelstuk’, dus het is soms op voorhand moeilijk te omschrijven wàt
ik zal maken. Ondertussen geeft dit werk een naam gekregen: ‘Not all who wander
are lost’. Ik heb hier in mijn atelier de maquette staan. Het vertrekpunt is
een barok theater met toneeltoren, coulissen en achterplan.
Vroeger had je kamertoneel, dat waren de rijke mensen die
miniatuurmaquettes van bestaande theaters hadden en daarin de decorwissels
lieten zien. Heel ingenieus allemaal. In Český
Krumlov in Tsjechië, heb je nog zo’n goed
bewaard theaterke. Ik hou enorm veel van die techniek, vandaar dat ik nu zo’n
maquette aan het bouwen ben waar je – in tegenstelling tot vroeger – net wel
heel goed ziet hoe die techniek ineen zit.
Ik wil dat het publiek geen naturalistische, maar net een abstracte
verschuiving ziet. Ik wil kleurvlakken en figuren laten voorbijkomen en
veranderen, met zo weinig mogelijk referentie naar wat dan ook. Mijn opzet is
dat je als kijker affectie zou hebben met wat er op en naast de scene gebeurd.
HVC: Dus dat originele idee van ‘in
een koffer steken’…
BV: Dat was een oorspronkelijk idee, maar nu ik die maquette heb gemaakt,
wil ik twee richtingen uit en er inderdaad eentje in een koffer kunnen steken.
Zoals muzikanten hun instrument altijd bijhebben in hun koffer, wil ik dat ook
overal kunnen bovenhalen en direct kunnen beginnen spelen. Het idee van: “Dit
heb ik bij, ik zal dat hier eventjes ‘doen’.” Daarnaast heb ik het verlangen om
het vijf keer zo groot te maken, omdat ik voel dat dat mooi gaat zijn. Voor mij
zit de ontroering in het laten zien hoe simpel het is: aan een koordje trekken.
En dan beweegt het.
HVC: Ik las: ”Tijdens een
voorstelling een pintje gaan pakken, kan zomaar niet. Maar doordat mensen een
uur ‘stil moeten zijn’, geef je andere mogelijkheden.” Toch hou je nog steeds
van dat ongedwongene: als mensen niet willen kijken, hoeven ze niet te kijken.
BV: In een museum kan je je eigen tijd kiezen en rondlopen waar je wilt,
terwijl dat in het theater min of meer wordt opgelegd. Soms verlang ik naar
iets daartussenin.
HVC: Onlangs speelde je SONG”#2 ,
waar ook het liedje ‘Afscheid nemen bestaat niet’ de revue passeert.
BV: (draait met de ogen) Hilde, jij haalt alles uit de promoteksten. (Wat
moet ik anders?, red)
Neen, het is moeilijk op voorhand te beschrijven tot wat een stuk zal
uitgroeien. Meestal is het zwoegen om het ding een naam te geven. Ach,
uiteindelijk moet je gewoon gaan zien. SONG#2 was een ontmoeting tussen mij en
Abke Haring. Zij maakt heel andere dingen, maar wij waren geïntrigeerd door
elkaars werk.
HVC: De Theaterkrant schreef erover:
‘Het is een pareltje van belevingstheater en ritueel ervaringstheater.’
BV: Weet je daar nu al iets meer over dan? Toneelstukken moet je gaan
zien Hilde.
HVC: You win! Maar mensen moeten
natuurlijk getriggerd worden om te komen…
Laten we nog even teruggaan: zo
maakte je in 2011 ‘DISISIT’. Het is een scene met aan elkaar gekleefde
tekstfragmenten, stukjes muziek en beelden. Jullie spraken er ‘de taal die het
hart verstaat’, las ik.
BV: In 2009 had ik een jaar lang meer dan 150 acties in de stad Antwerpen
gedaan onder de noemer KALENDER. In 2010 heb ik het dan proberen te vertalen
naar de zwarte zaal en naar de white cube. Zo heb ik de tentoonstelling
‘KALENDER/WIT getoond in het MHKA. Materiaal van de actiecyclus vormde de basis
voor een theatervoorstelling KALENDER/ZWART.
In 2011 wilde ik een nieuw stuk maken in de theaterzaal en vroeg ik me
voornamelijk af: “Wat is dat dan theater? Wat is dat spelen?” Dat stuk ging
voornamelijk over spelen in al zijn verschijningsvormen van amuseren,
ontdekken, doen alsof…
Ik hou van het moment, het hier en nu, wat er gebeurt
tussen jou en de toeschouwers. ‘DISISIT’ was: niks in de hand, niks in de mouw.
Ik heb een hoop teksten, een aantal dingen die ik op elkaar kan stapelen en de
rest is vrijheid: zien wat er gebeurt. Hoe lang kan ik het trekken? Voor mij
was die voorstelling een dissectie van een voorstelling.
Ik gebruikte daarvoor fragmenten van schrijvers die ik al lang in mijn
boekenkast had staan. Zo heb je Georges Perec, die op een geheel eigen manier
met een tekensysteem een werkelijkheid probeert te inventariseren. Of ik
gebruikte een stuk uit Jorge Luis Borges, die alle fabeldieren uit de
literatuur inventariseert. Voor Track in Gent (een kunstwandeling doorheen de
stad: www.track.be) had ik ook een alfabet gemaakt van merken, dit samen met
een klas: A is Alpro, B is Bifiworst, C is Coca-Cola, d is Danone,
e is Evian, f is Frutella, g is
Granny Smith, enz… Met dat alfabet heb ik dan uit plasticine de producten in
kwestie gemaakt, half zo groot als ze in het echt zijn gemaakt, die ik dan op
een rij tentoonstelde in de Maria Gorettikerk. In de voorstelling zat ook zo n
alfabet waarmee ik het palindroom ‘was it
a cat i saw’ schreef. Dat zag er mooi uit, maar daarna schoot ik de bus Alpro
kapot en werd dat een dier dat ik platkneep en kwam er een ander dier
aangewandeld, enz.
‘Hebban
olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu, wat unbidan we nu?’ is de zin
die ik geschreven had in de Maria gorettikerk.
HVC: Laten we
nog een stukje terugkeren: in ’92 studeer je af aan de toneelafdeling van het
Antwerpse conservatorium.
BV: Eigenlijk zat ik vanaf het tweede jaar al alleen
in die klas. De opleiding bestond vooral uit een ontmoeting met fantastische
mensen uit het veld en die maakten dan ‘iets’ – een stuk ofzo - met je. Zo heb
ik een hele goeie band gekregen met Johan Simons, waarbij ik heel snel ben gaan
spelen. Ondertussen maakte ik met mijn maten – die van muziekmakerij
Think of one - muziektoneel. Ik hield wel van het gegeven ‘optredens’, omdat
dat minder dwingend is. Op dat moment was ik meer op zoek naar dat soort sfeer.
Voor mij was toneel nogal ‘heilig’ en daar had ik op dat moment geen zin in. Je
gaat veel feesten en dat feest namen wij eigenlijk mee op het podium. Kunst als
exponent van je leven, haha!
HVC: Daar kan
ik inkomen…
BV: Tegelijkertijd wilde ik niet altijd met dat
theater bezig zijn, dus toen ik werd gevraagd voor een festival, vroeg ik hen of
het eens een keertje géén toneel mocht zijn. Ik ben dan bouwhutten beginnen
bouwen, iets wat ik vroeger ook graag deed met mijn broer. Erna vroeg iemand me
of ik niet iets kon bedenken voor een plein en dan tuimel je zoals met je acties,
de publieke ruimte in.’
HVC: Zo heb
je een grappig filmpje op Youtube, waar je met een berg aankoopzakken door de
Meir van Antwerpen loopt.
BV: Ik wandelde tijdens de kerstdagen inderdaad met
massa’s merkzakken door de Meir of ik was héél lastig in winkels: zo belemmerde
ik al eens de ingang van een winkel. Ik vond het goed te provoceren. Ik merkte
bij mijn acties in boomhutten, dat mensen naast het bouwwerk, ook
geïnteresseerd waren in mij als persoon. Ze zagen mij als de belichaming van
mijn werk. Nochtans, de cultus rond de mens zijn werk, ligt niet in mijn aard. Mijn
werk is belangrijk, niet ik.
HVC: Toch sta
je graag op de barricades, lijkt me. Zo schreef je dat handvest waar je
aandacht vraagt voor de ecologische catastrofe die op de loer ligt.
BV: Er zijn inderdaad bepaalde dinges waar ik graag een bepaald standpunt rond formuleer. Als het
gaat over ‘Het handvest voor een actieve
medewerking van de podiumkunsten aan een transitie naar rechtvaardige
duurzaamheid’ uit 2011 (www.handvest.be), dan is die tekst dat werk. Ik
lees dat dan voor, omdat ik het heb geschreven. Ik zet het op een website,
zodat daar mensen reactie kunnen op geven. Ik ga ook achter die mensen aan,
enz…
Dat handvest voor de podiumkunstencentra, is een werk
dat voortvloeide uit KALENDER (’09). Dat was eigenlijk een oneindige oefening,
waar actie vooruit ging op reflectie. Dat ging echt over mogelijkheden van reageren
en dingen doen. Wat betekent dat? Heeft dat waarde? Heeft dat mogelijkheid?
Heeft dat invloed? Enz…
Je kan het zien als ‘een mogelijkheid opperen’ en een
onophoudelijke oefening in formuleren. Ik had dat allemaal gedaan in KALENDER,
maar dan was voor mij de vraag: “Wat zou nu het werk zijn waar dat tastbare,
maatschappelijke in zit? Wat zou nu het meest concrete in die richting zijn dat
ik te zeggen heb, maar tegelijkertijd ook nog altijd een werk is?
Ik dacht: “Hoe kan ik iets formuleren dat daar naartoe
gaat?” Zo heb ik dan dat handvest geschreven en dat baseert zich eigenlijk op
een soort low hanging fruits - dingen
die iedereen zonder noemenswaardige inspanning kan doen en vooral laten - zoals
Peter Tom Jones die in Terra Reversac reversa formuleert. Als je die als burger
zou doortrekken, zou dat echt wel een wezenlijk verschil maken. Beeld je maar
in dat niemand nog vlees of vis zou eten: wat voor gigantische consequenties
dat kan hebben gewoon door iets NIET te doen.
Het ging me er niet over dat ik moest zeggen hoe
andere mensen moesten zijn. Ik vroeg gewoon aan een organisatie om dat te doen,
net zoals enkele jaren geleden is beslist niet meer te roken op de werkvloer.
Iets wat vijftien jaar geleden ondenkbaar was. Werknemers die bijvoorbeeld geen
vliegtuigen meer nemen, kan ook verstrekkende gevolgen hebben voor een
organisatie. Ik vroeg me af of het mogelijk was om dat een half jaar door te
trekken, als een soort van oefening. Trouwens, ‘oefening’, vind ik ook een
mooie metafoor, omdat ik vind dat dat ook een soort van mogelijkheid is. Een
soort van valse ‘als’-formulering. Tenslotte was de hamvraag - de vraag waar
het hele werk om draaide, de oefening in kwestie, de propositie - wat dit tijdelijk
engagement en dus het voor een half jaar naleven van het handvest, uiteindelijk
als invloed op ons werk als dusdanig zou hebben. Dat interesseerde me. Zouden we
ander werk maken, zou het een invloed hebben op het soort werk dat we maken? Zouden
we iets anders willen vertellen? Dat was de oefening, dat was de vraag.
HVC: Voor jou
loopt in je praktijk alles in elkaar over.
BV: Er is voor mij nog altijd geen punt geweest waarin
ik dacht: “Nu doe ik dit niet meer.” Mijn werk speelt zich niet in één
discipline af.
Het verbaast me meer dat mensen me zeggen: “Aah, je
bent ook beeldend kunstenaar?” Dan kom je in een bepaald nieuw speelveld en
niche terecht. Dat gesprek en die dialectiek wordt anders. Die boomhutten
worden in zo’n kunstwandeling anders gelezen. Ik heb het gevoel dat ik mijn
werk maak, hoe ik het gewoon wil maken. Ik heb keiveel boomhutten gemaakt en
voor je het weet wordt je uitgenodigd voor TRACK in Gent en wordt dat als
beeldende kunst bestempeld.
HVC: In
KALENDER/WIT, vermaterialiseer je wel je acties door foto’s en filmpjes te
tonen. In het MHKA, het museum voor hedendaagse kunst in Antwerpen, sleurde je
je materiele stuff van dat jaar actie
voeren naar ginds.
BV: Ik heb heel lang mijn eigen ding gedaan. Op een
bepaald moment hebben het Toneelhuis en het KVS gevraagd mijn werk te steunen.
Dat was een heel mooi voorstel. Eén van de redenen waarom ik die
KALENDER-acties ook deed, was om te kijken of ik in een grotere structuur – wat
ook een andere leesbaarheid van je werk teweegbrengt – nog kleine acties kon
doen. Ik wilde dat op de spits drijven en zien hoe ver ik daarin kon gaan. Ik
wilde ook niet dat ze mijn acties op voorhand aankondigden. Ik wilde het pas na
dat jaar vertellen aan het publiek. Wat mij vooral interesseert is cityroomer, het gaat om de fabel, de
vertelling, de overlevering van iets dat is gebeurd. Daarin bestaat mijn werk
voort. Wat me interesseert is de vertelling, het verhaal, de overdracht. Niet
het werk op zich, maar hoe het tot je spreekt. Het werk is een “tool”, een
wertktuig.
Als mensen langs een bepaald gebouw passeren, wil ik
dat ze zeggen: “Dat is dat gebouw, waar ooit…“ Ik heb zelf geen vat wat dat
verhaal ook is, want ik werk voor een niet-exclusief publiek en weet niet wie
die mensen zijn.
KALENDER/ZWART was mijn verhaal met gebeurde en
niet-gebeurde elementen dat ik in een theatervoorstelling goot. WIT was meer de
brokstukken van dat jaar, aangevuld met een hoop foto’s en films, een soort van
onconventioneel archief.
Hier hield ik niet zoals in KALENDER/ZWART - de
toneelvoorstelling - de hand van het publiek vast. Het was meer een explosie
van materialen met de boodschap: “Kijk en wandel erdoor.” Dat leek mij een
zinvolle tweede manier. Nu blijft van dat jaar, enkel nog een fotobundel over
dat nu nog moet uitkomen. Ik heb alle foto’s evenwaardig naast elkaar
geplaatst, niks is belangrijker dan het andere of krijgt meer aandacht.
HVC: Hebben
de mensen die in het museum komen kijken naar ‘de reststukken’, dan eigenlijk
niet het leukste gemist?
BV: Ze hebben natuurlijk dat core-ding gemist, maar ik denk wel dat dat op zich zelf kan
bestaan.
HVC: Je hebt
vroeger ook nog een ander boek gemaakt. Hoe heb je dat toen aangepakt?
BV: Ik zag en zie dat ook als een op zich staand werk.
Er zitten ook geen verklarende teksten in.
HVC: Op zich
kopen alleen mensen die fan van je werk zijn, zo’n boek.
BV: Ik heb daar nog nooit bij stilgestaan. Ik denk dat
veel mensen dat gewoon een schoon
boek vonden.
HVC: Kan je
goed tegen kritiek?
BV: Ja.
HVC: Als je in
één woord je praktijk moet bundelen, onder welke noemer zou het dan zijn?
Verteller? Kunstenaar?
BV: Er is echt een woordverwarring met het woord
kunstenaar. Ik merk dat in de beeldende kunst, dat een kunstenaar iemand is die
beeldende kunst maakt. Anders ben je een toneelspeler, danser of muzikant. Voor
mij is een kunstenaar iemand die een discipline kan. Anne Teresa de Keersmaeker
is een kunstenaar voor mij. Vroeger was voor mij iemand een kunstenaar als die
een beloning kreeg voor een soort werk. Later vond ik dan dat een kunstenaar
iemand is die ‘één van de kunstdisciplines beoefend’.
HVC: Iemand
die meedoet aan de Koningin Elisabeth wedstrijd – en een stuk van een componist
speelt – kan je ook geen ambachtsman meer noemen, net omdat die persoon daar
zijn persoonlijke insteek aan geeft en fenomenaal speelt… en daarnaast nog
mensen ontroert. Dat overstijgt zoveel. Maar toch noemen we ze geen
kunstenaars.
BV: In dit geval is kunstenaar dan weer een beloning,
in die zin van dat je ook van een acteur zegt: “Ma da is echt nen kunstenaar! Die kan zo goed acteren!” Wettelijk
is er ook een onderscheid tussen uitvoerend kunstenaar en scheppend kunstenaar.
Is kunstenaar een geuzennaam of een naam die je moet verdienen?
HVC: De kunst
het leven te leven is al kunst op zich. Wat is jouw grootste betrachting?
BV: Goed werk maken en vrienden hebben.
Als ik een bepaald werk wil maken, denk ik gewoon waar
dat werk het beste terecht komt. Wil ik dat in een zaal of op straat tonen?
Waar zal dat het best werken? Het vertrekt wel altijd vanuit goesting, de
liefde voor een materiaal of een zin of een beeld in je hoofd. Je hebt zin om dat
te doen. Dat is altijd het begin. Erna denk je na: “Waar dan? En hoe?” En moet die
goesting niet wat ingetoomd?
Ik verzamel graag dingen. Ze waren in eerste instantie
echt van en voor mezelf. Ik heb een aantal verzamelinkskes
die me heel genegen zijn. Het is pas na jaren dat Ulrike Lindmayr van LLS 387 –
de vrouw van kunstenaar Guillaume Bijl - me er op wees ze tentoon te stellen. Zo
ben ik er ingerold en heb ik ontdekt dat ik op die manier ook een verhaal kan vertellen.”
Als ik 15.000 rondelles heb die ik
heb gelabeld - van waar ze vandaan komen, dan is dat ook een beeld dat tot
iemand kan spreken. Tim Van Laere (van de Antwerpse galerie, red) naar die expo
gekomen en nodigde hij me uit ook iets in zijn galerie te doen en zo gaat dat
verder. Plots kreeg ik er een nieuw speelveld bij om mijn verhalen te
vertellen.
HVC: Heb je
eigenlijk veel voorbeelden in de kunst? Kunstenaars waar je naar opkijkt?
BV: Niet zo veel eigenlijk…
HVC: Wat is jouw
motto elke dag opnieuw?
BV: Toen ik met Johan Simons s werkte, kreeg ik een
boek van hem. Het ging over Ben d’Armagnac en het Mickery Theatre in Amsterdam.
Uit dat boek komt de zin: ‘kunst is een exponent van het leven’.
Nog zo’n belangrijk ding tot op de dag van vandaag is:
ik heb mijn maten nodig, mijn lief, mijn kinderen en mijn familie om me sterk
te voelen. Al ben ik nochtans heel solitair. Uiteindelijk zijn het eindeloze
zelf-dinges wat ik maak.
HVC: Wat ga
je brengen in Brainbox 4 van het Gentse experimenteel kunstencentrum croxhapox?
BV: Daar heb ik nog geen idee van, het is een
gesamtkunstwerk samen met Dirk Zoete en Frank and Robert/Robert and Frank. Het
zijn vriendelijke mensen, dat is het enige wat ik voorlopig kan zeggen. We gaan
iets doen nadat we hebben gezien wat de kunstenaars voor ons deden. Waarschijnlijk
iets met heel veel mayonaise, daar hadden we allemaal goesting in
Maar het kan nog iets anders worden ook.
HVC:
Misschien moet croxhapox alvast dat frietkot bestellen.
Hilde Van Canneyt, copyright 2013, met dank aan
croxhapox.
Benjamin Verdonck stelt tentoon:
Brainbox, unit 4: benjamin verdonck (be), dirk zoete (be), frank & robbert/robbert & frank (be)
lucas munichstraat 76/82, 9000 gent(belgium)
OPEN: thursday to sunday from 2:00 till 6:00 pm
Opening saturday 2 november 2013
Brainbox, unit 4: benjamin verdonck (be), dirk zoete (be), frank & robbert/robbert & frank (be)
lucas munichstraat 76/82, 9000 gent(belgium)
OPEN: thursday to sunday from 2:00 till 6:00 pm
Opening saturday 2 november 2013
www.benjaminverdonck.be
Edities Brainbox:
Brainbox is een transformatief estafetteproject. Tijdens de derde editie wagen 22 kunstenaars (zes groepen van drie, één groep van vier kunstenaars) zich al of niet voorbereid aan een herinterpretatie (of transformatie) van de al of niet installatorische (romantisch-intellectuele, conceptueel door- of niet doordachte, briljante of van brillantine gespeende) presentatie van de vorige groep. Alleen de eerste groep begint out out of the blue. Alle volgende groepen grijpen in op de vorige presentatie, hebben quasi totale vrijheid, een afgerond budget dat ze ook zelf beheren en de beperking dat ze (a) niet met de vorige presentatie naar het containerpark kunnen rijden, en (b) de vorige presentatie niet in de stock kunnen dumpen. De kunstenaars kortom zijn zelf curator van de estafette. Dit keer wordt Brainbox gedocumenteerd via een wiki-page, beheerd door Boris Van Den Eynden en Lieven Van Speybroek, zie www.croxhapox.org.
Brainbox is een transformatief estafetteproject. Tijdens de derde editie wagen 22 kunstenaars (zes groepen van drie, één groep van vier kunstenaars) zich al of niet voorbereid aan een herinterpretatie (of transformatie) van de al of niet installatorische (romantisch-intellectuele, conceptueel door- of niet doordachte, briljante of van brillantine gespeende) presentatie van de vorige groep. Alleen de eerste groep begint out out of the blue. Alle volgende groepen grijpen in op de vorige presentatie, hebben quasi totale vrijheid, een afgerond budget dat ze ook zelf beheren en de beperking dat ze (a) niet met de vorige presentatie naar het containerpark kunnen rijden, en (b) de vorige presentatie niet in de stock kunnen dumpen. De kunstenaars kortom zijn zelf curator van de estafette. Dit keer wordt Brainbox gedocumenteerd via een wiki-page, beheerd door Boris Van Den Eynden en Lieven Van Speybroek, zie www.croxhapox.org.