Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Dirk Wynants

Even tussendoor: interview met Dirk Wynants (1964), directeur van designstudio Extremis. Dit interview ook - in verkorte versie - verschenen in het tijdschrift D'ACADEMIE (tijdschrift ter promotie van het DKO, gratis te verkrijgen in alle Belgische (Nederlandstalige) academies, met oa 10 interviews met  ambassadeurs van het DKO)

Hilde Van Canneyt: Hallo Dirk, we zitten hier samen in je mooie werkruimte. Waarvan moeten de mensen jou kennen?

Dirk Wynants: Ik ontwerp en maak meubels. Mijn firma Extremis ligt in Proven en mijn designbureau is hier in Poperinge, in dit weidse landschap. We zijn een kopstaartbedrijf, wat wil zeggen dat we aan de ene kant het ontwerpen voor onze rekening nemen, en aan de andere kant ook de branding, de marketing en de sales doen. Het tussengedeelte,de ‘body’, gaan we zoveel mogelijk outsourcen. En design gaat verder dan meubels ontwerpen. Het gaat er ook om hoe je je business vormgeeft.

HVC: Een van jullie slogans is ‘tools for togetherness’. Jullie hebben ook een uitgesproken visie op design: ecologie en maatschappelijke relevantie spelen een grote rol, alsook ergonomie en economie.

DW: Het gaat erom de ideale verhouding te vinden tussen de drie P’s: People, Planet en Profit. Human-Centered Design is nu de nieuwe trend , maar ik ben daar al sinds ’94 mee bezig.  De mens stond toen blijkbaar niet centraal, terwijl dat een basiswaarde is die er altijd had moeten inzitten. Dat heeft ook geleid tot heel veel designstukken waar design een slechte naam door heeft gekregen: niet comfortabel, niet ergonomisch, te duur, … Het ging bijna meer om de designer zelf die eigenlijk meer kunstenaar wilde zijn en erkenning wou krijgen. Nochtans is kunst voor mij het tegengestelde van design.

HVC: Je aandacht blijft niet beperkt tot materiële noden, je onderzoekt ook hoe je kan inspelen op maatschappelijk relevante vragen. Design draait voor jou dus ook om innovatieve oplossingen die van de wereld een betere plek maken.

DW: De basis van mijn filosofie is de volgende: ik ga ervan uit dat er al veel te veel producten op de markt zijn. En wat doe ik als designer? Ik zet nog méér producten op de markt. Dat is een serieuze contradictie. Maar er zijn te weinig goeie producten op de markt: er is veel te veel brol. De kwaliteit moet dringend naar boven. Zaken die tegenwoordig de referentie zijn, zijn goedkoop, maar niet goed gemaakt en zonder respect voor mens en milieu. Die dingen zouden gewoonweg niet mogen bestaan. Het gaat om een geëngageerde visie op de maatschappij. Ik wil een nieuw product maken dat zin heeft. Als dat product geen zin heeft, wil ik dat product gewoonweg niet maken. Dan is het terug een ballast voor de wereld.
Of mijn producten nu het verschil maken, is moeilijk om te oordelen. Ik doe in iedere geval een poging. Je mag nog zo nobel zijn, als die ‘PPP’ niet in balans is, stopt het toch, want dan heeft het geen contiguïteit. Ik vind dat designers de taak hebben om te zorgen dat er veel betere producten op de markt komen en dat er een educatie komt van de producent, maar ook van de consument. Ik ga nu om de twee maanden lesgeven aan de Universiteit van Shanghai in China. Ook daar ga ik proberen studenten in die richting te overtuigen, omdat zij in de toekomst in al die bedrijven gaan werken. Zo kunnen zij daar vanuit hun positie ook een invloed uitwerken.

HVC: Wat kunnen wij hier in België van de Chinezen leren?

DW: We kunnen van overal leren, maar de Chinezen moeten zelf weer hun cultuur en creativiteit ontdekken, want die is wat doodgemaakt door de culturele revolutie. Ik zou best durven zeggen dat de wereld serieus naar de kloten aan het gaan is – en dat is een understatement volgens mij. Wij consumenten kunnen het niet maken zaken te gaan kopen die niet koosjer zijn. Wij moeten onze verantwoordelijkheid nemen. Als wij de moeite zouden doen om de juiste keuzes te gaan maken en de bereidheid zouden hebben om ook te betalen wat nodig is, dan lost dat probleem zich automatisch op.

HVC: Dat is een mooie gedachte, maar niet iedereen heeft het budget om zo’n keuzes te maken...

DW: Dat geloof ik niet. Dat is voor mij een grote mythe. Laten we eerst eens kijken wat de mensen nodig hebben en wat ze niet nodig hebben. Er is àltijd een keuze tussen kwaliteit en kwantiteit. Je mag eens mee naar mijn kleerkast kijken. De helft van wat ik heb, is minstens tien jaar oud. Kleding is trouwens het meest vervuilende van alle industrieën in de wereld. Mensen moeten zich meer tweedehandskleding gaan aanschaffen. In de Aldi lokken ze mensen binnen met dingen die bijna niks kosten, maar sorry hoor, de helft van die dingen heeft bijna niemand nodig. Een ander voorbeeld: een mega-industrie is het kopiëren van Rolex horloges. Ok, niet iedereen heeft het geld om een Rolex te kopen, maar ook heeft niemand een echte Rolex nodig. Waarom heeft iedereen dan het recht met zo’n nephorloge rond te lopen? Dat is gewoon bullshit. In China is de levensstandaard zodanig aan het groeien dat als iedereen daar dezelfde levensstandaard wil hebben als wij hier, er wat zit aan te komen. Ik ben nu natuurlijk niet het voorbeeld om dit te zeggen, want je ziet dat ik hier wel volgens een welbepaalde standaard leef. Maar dit gebouw is grotendeels renovatie. Hier is niks van verwarming met slechte fossiele brandstoffen, we hebben zonnepanelen en waterpompen.

HVC: Esthetiek is maar één element in je verhaal: ‘mooi’ is niet genoeg. “Mooi is nietszeggend”, zei Raoul De Keyser, “‘Het is niet lelijk’, zegt meer.”

DW: Voor mij is schoonheid een van de functionaliteiten die een product moet hebben. Het moet niet hét kenmerk zijn. Voor mij moet een product een aantal zaken hebben. Zo moet er innovatie zijn, anders kan je evengoed bij het oude blijven. Je moet ook durven op je bek te gaan: je kan nooit vernieuwen als je geen risico’s neemt. Het is ook een van onze mantra’s die we blijven herhalen in ons bedrijf: innovate or die! Als er geen innovatie is, is het product – het concept – dood.

HVC: Moet design altijd innovatief zijn?

DW: Neen, dat is míjn streven. Als je op de meubelbeurs van Milaan rondloopt en je ziet alle introducties, dan vraag je je bij 95% af: “What’s the point?” Ik zie alleen maar variaties en afkooksels. Innovatie is verbetering, dus als er geen verbetering  is, waarom zou je het dan doen?

HVC: Toch heb ik er moeite mee dat in onze maatschappij altijd alles maar moet ‘vernieuwen’ en ‘verbeteren’ en ‘meer’ moet zijn … voor mij mag alles blijven zoals het is. Of kan ik gewoonweg niet mee?

DW: Ik zeg niet dat alles altijd moet verbeteren… Als je terugkijkt in de tijd: de snelheid van verandering wordt altijd maar hoger en het ziet er niet naar uit dat dat zal veranderen. Wat wij doen, hoe wij reageren, werken, leven, dat verandert continu door onze omstandigheden. Ik kom nog uit de tijd dat er geen gsm’s en computers waren. Kijk hoe dat is veranderd. Daarom besef ik dat er wél nood is aan nieuwe producten, nood om alles te herbekijken. Kijken of het niet béter kan.

HVC: Door die vooruitgang, wil iedereen ook terug naar een soort achteruitgang, terug naar de basis…

DW: Sowieso moet je de geschiedenis kennen om goeie dingen te kunnen maken. Je zal me nooit horen zeggen dat je niet mag achteruitkijken. Maar de vooruitgang tegengaan, zal je toch nooit kunnen. Het feit dat we nu binnen niet meer roken, maakt dat alle rokers buiten staan, dus zoeken designers daar oplossingen voor, om de mensen comfortabeler buiten te laten staan. We zien ook werkomgevingen veranderen. Doordat we een hele dag voor dat computerscherm zitten, praten we minder met elkaar, waardoor communicatie op andere momenten weer belangrijker wordt. Ik geloof minder en minder in hokjesdenken. Er is niet ‘buiten’ en ‘binnen’ en ‘ontspanning’ en ‘werken’. dat is een trend die niet is uitgevonden, dat gebeurt gewoonweg. Ga naar grote bedrijven kijken zoals Google, dat zijn de meest creatieve bedrijven. Langs de ene kant heb je die verandering die de druk op de mensen enorm verhoogt: de performance die we nu hebben en de snelheid waarmee we dingen kunnen doen, is enorm. Toch geloof ik enorm in het yin-yangprincipe waarbij je alles in balans moet houden. Dus ja, langs de andere kant is er ook meer nood aan ontspanning, aan échte conversatie. Daarom ontstaan er zelfs ‘wasbars’. Vroeger wilde men op reis alleen maar comfort, terwijl nu de avontuurlijke reizen net in zijn, mensen willen alles in evenwicht houden. Of het buiten nu -10° is of 30°, hier binnen in huis gaan we praktisch het verschil niet voelen. We zijn dat contact met de natuur daardoor aan het verliezen, waardoor  mensen meer buiten willen zijn. Genetisch gezien is de mens nog identiek als 1000 jaar geleden.

HVC: En dat is wat jij met je meubels wilt laten voelen…

DW: ‘Tools for togetherness’ is geen holle frase, hé. We willen dat mensen meer met elkaar kunnen communiceren en meer tijd met elkaar kunnen spenderen. We willen nu eenmaal geloven dat communicatie veel kan oplossen.

HVC: Vind je dat wat jij doet, ‘creatief’ is? Het evenwicht vinden tussen ‘creativiteit’ en zakelijkheid, lijkt me moeilijk.

DW: Ik heb een raar gevoel bij mensen die zeggen: “Jullie zijn creatieven en wij zijn niet-creatieven.” Dat is gewoon een excuus: wat voor job je ook doet, je moet creatief zijn.

HVC: Toch kan ik me voorstellen dat jullie soms geniale dingen bedenken, maar dat het dan economisch bijvoorbeeld niet uitvoerbaar is.

DW: Er belandt behoorlijk veel in de vuilbak. Het ontwerpen is een heel frustrerend langdurig, bloed, zweet en tranen vergend proces. Achteraf gezien vraag ik me soms af hoe we daar in godsnaam zo lang over hebben gedaan om tot een zo simpel ding te komen. Maar het is net die simpele eenvoud die het ultieme moeilijke doel is.

HVC: Het is dus gemakkelijker iets heel geks op de markt te brengen dat in alle pers verschijnt dan een degelijk basisstuk te brengen?

DW: Véél gemakkelijker. Ons topproduct, de Hopper, is niet alleen in twee jaar tijd ons meest succesvolle product geworden naar omzet toe, maar heeft ook dertien internationale design awards gewonnen. Ik denk niet dat er op de markt één product is dat zoveel awards heeft gewonnen. Maar dat kunnen combineren met een commercieel succes, is een andere zaak. Dat lukt je ook niet als je een attitude hebt als ontwerper: je moet je boekhouding kennen, goed marketing kennen, je goed organiseren – tot  transport  toe - en een enorme realist zijn… Wat ik probeer mee te geven aan multi-designers, is dat ze multidisciplinair moeten zijn. Ik ben multidisciplinair en ik ben daar heel trots op. Als je een fantastisch ontwerp maakt, en je weet niks van productie en al de stappen die erachter komen, dan moeten alle mensen die na jou komen, al die dingen oplossen. Maar dan moet je compromissen maken, en gaat de kwaliteit altijd maar naar beneden en zwakt alles af. Ik bewijs dat het effectief mogelijk is, maar het lukt niet als je het jezelf gemakkelijk maakt. Al weet ik dat ik in niks perfect ben en er op andere vlakken mensen zijn die beter zijn dan ik, maar ik probeer de beste te zijn in het combineren van al die dingen.

HVC: Maar als je niet met dat zakelijke moest bezig zijn…

DW: … kan je geen design maken.

HVC: Als je iemand aanwerft, kies je dan voor de creatiefste sollicitant?

DW: Ik vind het toch belangrijk dat ze een even breed spectrum hebben als ik. Uiteindelijk gaan zij ook deeltaken uitvoeren, maar ik blijf wel de hoofdontwerper. Ik kom met een ontwerp af en zij werken dat uit. Zij leren daar ook uit, ik heb ook mijn tijd nodig gehad om het te leren. Het is toch opmerkelijk hoe die mensen in China dat aanpakken.

HVC: Je hebt er een vestiging. Doe je dat om daar je steentje bij te dragen en er juiste visies te creëren? Je steekt daar toch ongelooflijk veel energie in?

DW: Wij hebben er ons kantoor. Ik leer er enorm veel bij. Ik heb dat ook nodig, zodra ik geen uitdagingen meer heb, val ik stil en draai ik in een knoop. Ik heb prikkels nodig.

HVC: Kan jij op zondag ‘stop’ zeggen? Je woont hierboven en je praktijk lijkt me een 24 urenbezigheid…

DW: Dat gaat altijd door. Maar dat wil niet zeggen dat ik me er niet mee amuseer, want ook die werkmomenten kunnen inspiratiemomenten zijn. Maar zoals ik al zei, geloof ik niet in de begrenzing van werken en niet-werken. Ik doe ook alleen maar zaken met mensen met wie ik het goed kan vinden. Elk jaar reis ik de wereld rond en elk jaar kom ik bij mensen thuis, waardoor ik de beste gidsen van de hele wereld heb. Ik kan trouwens van elk van mijn ontwerpen het verhaal reproduceren van waar het vandaan komt. De eerste lijn wordt niet in een schetsboek gezet, maar in mijn hoofd. Ik heb nogal een goed ruimtelijk inzicht en het moment dat ik iets neerzet en al die schetsen maak, is het ontwerpen al gedaan.

HVC: Ben je dan het type dat overal rondkijkt en vormen ziet?

DW: Ik ben geen vormgever, maar ik heb alles altijd gezien. Er is natuurlijk een groot verschil tussen kijken en zien. Je moet analyseren en er dingen van opsteken. Als je nieuwe meubels wilt ontwerpen, kan je in boekjes gaan kijken en produceren wat er al bestaat. Ik kijk in geen enkel designboekje, omdat ik bang ben dat dit me te veel zou beïnvloeden. Ik kijk net naar al het andere wat bestaat.

HVC: Kan kunst je inspireren?

DW: Ik heb een vaste afspraak met de kunst- of architectuurbiënnale in Venetië. Daar krijg je de kans om de observaties van duizenden mensen wereldwijd te zien. Ik geloof ook niet dat kunst mooi moet zijn. Dat kan natuurlijk, maar het zegt me niks. Ik wil kunst zien die zelfexpressie en observatie is van de dingen die er zijn en daar kan ik enorm van genieten. Ik zou dat zelf niet kunnen. Ik zie het trouwens niet combineerbaar: een goeie kunstenaar kan geen goeie designer zijn en omgekeerd.

HVC: Kan een goeie kunstenaar dan wel een goede zaakvoerder zijn? Ik zie hier een kleine sculptuur staan van Arne Quinze… Ook Wim Delvoye, Jan Fabre, Koen Vanmechelen of Nick Ervinck, zijn goede zaakvoerders.

DW: Voor mij is dat geen contradictie. ‘Den armen kunstenaar’ die ergens zijn oren afsnijdt uit pure miserie, dat hoeft niet. Koen Vanmechelen is een van mijn favoriete kunstenaars, omdat ik goed snap wat zijn concept en streven is. Ik vind dat ongelooflijk schoon. En hoedje af dat hij daar een commercieel succes van kan maken.

HVC: In de kunst worden die mensen soms net met de vinger gewezen. Commercieel denken ‘hoort niet’ in sommige kunstmiddens.
DW: Bullshit!

HVC: Laat het ons over je studies hebben, welk parcours heb je afgelegd?

DW: Ik heb binnenhuisarchitectuur op Sint-Lucas gevolgd, pas daarna deed ik legerdienst. Dan heb ik tot mijn dertigste de tijd genomen om alle mogelijke jobs te doen waarvan ik vond dat ik ze nodig had om te kunnen doen wat ik vandaag doe. Ik heb daarvoor alle soorten bijlessen en avondonderwijs gevolgd. Van boekhouding tot balanslezen tot marketing tot management… Ook een lascursus. Als je een bepaald proces niet kent en je wilt dat als designer gebruiken, moet je het toch leren? De profielen die je hier ziet, kan je niet leren uit de boekjes.
Mijn ouders zijn houtbewerkers, ik heb vanaf mijn veertiende elke woensdag en zaterdag moeten werken in het atelier van mijn vader. Houtbewerking kent dus geen geheim voor mij. Ik ben dan een dochter van een metaalconstructeur tegengekomen en ook daar ben ik beginnen lassen. Ik denk dat je als designer een enorme productkennis moet hebben en de productieprocessen moet kennen. Zo haal je er het maximum uit. Het verwondert me hoe weinig designers daar interesse voor hebben... Ik denk ook dat wij daarom als relatief klein bedrijf zo succesvol en winstgevend zijn, omdat er minder geld verloren gaat aan derden. Ik probeer ook goed doordachte intelligente producten te maken.

Op school werd ook het principe gehuldigd dat wij halve kunstenaars waren. Ik heb daar een grondige hekel aan. Alsof alles wat met geld te maken had, vies was. Ik heb een hekel aan zo’n attitude. Ik heb mijn thesis geschreven over het economische…. Ik wilde de relatie bestuderen van consumenten met vormgeving. Waarom vinden vele mensen kitsch zo mooi? Waarom willen ze daar geld aan spenderen? Dit omdat ik geloof dat we zo afhankelijk zijn van de keuze van de consumenten. Er zijn een aantal mensen in de kunstwereld die vinden dat als te veel mensen een werk mooi vinden, het niet mooi kan zijn. Omdat het dan niet elitair genoeg is.

HVC: Heb je soms bepaalde lessen willen volgen in het DKO en die bepaalde cursus nooit gevonden?

DW: Ik wil hierbij een oproep doen: ik wil doodgraag leren drummen! Ik heb echt een privéleraar nodig die hier in de buurt woont. Sowieso geloof ik dat onderwijs nooit stopt. Je moet je altijd blijven bijscholen als je goed wilt zijn in je job. Als je afgestudeerd bent op je 22ste, weet je dat de verandering die je in je professionele carrière zal meemaken, gigantisch groot zal zijn. Hoe komt het denk je dat mensen boven de vijftig jaar geen werk vinden of zich afgeschreven voelen? Ik word vijftig en kan me niet voorstellen niet meer te werken. Mensen die ouder worden, worden ook duurder, dus als je dan niet de juiste dingen kan teruggeven… Ik kan een andere manier van leven en scholing voorspellen. Ik volg ook mensen die bepaalde trends voorspellen en daarvoor oplossingen formuleren. Zij zeggen: “Eigenlijk zit ons model verkeerd in elkaar. Op je achttiende zou je eigenlijk een paar jaar moeten gaan werken. Dan studeren, weer werken, weer studeren…” Toen mijn zoon achttien was, vond ik hem nog niet klaar om af te studeren. We waren op dat moment dit gebouw aan het renoveren en ik vond dat er nergens anders een plek was waar hij meer kon bijleren dan hier. Hij is hier een jaar lang werfopzichter geweest en is dan gaan verder studeren.

HVC: Heeft hij jouw voetsporen gevolgd?

DW: Ja, maar dat is toeval. Hij is een pure ontwerper. Ik zou zelfs niet weten wat hij anders zou moeten doen. Ik geef toe dat de overheid het me inderdaad niet gemakkelijk heeft gemaakt. Als iemand op zijn achttiende niet klaar is met zijn met keuze, laat hem dan gewoon gaan werken. Ook in een verdere carrièreplanning moet dat kunnen. Op zich heb ik ook het verkeerde gestudeerd, want buiten mijn eigen interieur, heb ik nooit één interieur getekend. Als we langere carrières willen, zal heel dat concept moeten veranderen.

HVC: Heb je ergens een klein ateliertje waar je onmiddellijk aan de slag kan gaan als je iets wilt uitproberen?

DW: Ja, hier in de kelder. Maar het is niet altijd mogelijk zomaar iets ineen te steken. Bij deze stoel, de ‘Capitan’s chair’, hebben wij eerst een aantal prototypes gemaakt, maar die waren niet comfortabel genoeg. Dus zijn wij die met klei beginnen te vormen tot we een ontwerp hadden dat goed was.

HVC: Walter Benjamin zegt: “Talent is één ding, maar genialiteit zit hem in de werkijver.”

DW: Het concept van hard werken, wat is dat nu juist? Zijn wij nu aan het werken of wat zijn wij hier nu aan het doen? Als we nu vinden dat we niet aan het werken zijn, dan vind ik dat we meer van dat soort dingen moeten doen. Ik denk dat lang geleden de mensen ook niet iets hadden van: “We werken tot dat uur en vanaf nu werken we niet meer”. Dat moet meer en meer gemixt worden. Ik zou het zelf jammer vinden om te moeten uitkijken naar een pensioenleeftijd. Het is spijtig dat je moet verlangen om oud te worden… en toch wordt dat veel gedaan: “Dàn gaan we genieten…”

HVC: Ik heb nog volgende vraag voorbereid: “Welke ambitie wil je nog verwezenlijken voor je op pensioen gaat?” Maar laat ik het anders formuleren: “Wat hoop je me binnen twintig jaar te vertellen als we hier nog eens samen zouden zitten?” Nog een hoop succesvolle ontwerpen erbij?

DW: Het zou niet om iets materieels gaan. Bij mij is het heel simpel: ik heb gewoon de ambitie om ooit een wijs man te worden. En die ambitie zegt vele zaken: als ik een wijs man word, wil dat zeggen dat ik ook oud word. Als ik een wijs man word, word ik waarschijnlijk ook mentaal gezond. Als ik een wijs man wordt, heb ik op alle soorten manieren veel ervaringen opgedaan. Die ambitie heeft heel veel verschillende luiken. Dat klinkt misschien een beetje melig en onnozel, maar dat is écht mijn ambitie. Maar dat kan allemaal alleen maar als je een comfortabel en gezond leven hebt. Mijn enigste grote angst is dat ik in plaats van een wijs man, een ambetante oude zaag en criticaster zou worden.

HVC: Zo heb je wel veel miskende kunstenaars…

DW: Ik kan niet tegen mensen die zich ‘niet erkend’ voelen. Als je je miskent voelt, zeg je eigenlijk dat het de schuld van de anderen is. Er is nooit iets de schuld van de anderen, het is gewoon je eigen schuld. Het moet zijn dat je niet goed genoeg was of foute keuzes hebt gemaakt. Die attitude zie ik soms bij designers: ze zien niet in dat dat geniale moment dat zij gemaakt hebben, niet iedereen wil kopen. Je moet heel kritisch zijn voor jezelf. Als je zelf kritisch bent, moet je constateren: daar ken ik niet genoeg van. En dan moet je avondonderwijs volgen: om aan jezelf te werken.

HVC: Je hebt ook al eens twintig jaar teruggekeken, met je boek en je expo ‘Dirk Wynants, Design Works’ in het Gentse Design museum. Hoe voelde het om terug te kijken op de laatste twintig jaar?

DW: Een journaliste heeft mijn boek vorm- en conceptgegeven, met haar eigen visie. Het was een aangename samenwerking. Er staan veel stellingen in, maar anderzijds zijn het contradicties, waar ik mijn visie dan op heb gegeven. Langs de ene kant voelde ik me er ongemakkelijk bij. Zo belangrijk is dat nu toch ook weer niet waarmee wij bezig zijn? Maar langs de andere kant weer wel. Het is altijd egostrelend dat er zo’n boek uitkomt, al is het beperkt. Er zal dus nog een vervolg moeten komen, want dit verhaal is nog niet compleet.

HVC: Is België het ideale oord om designer te zijn? Of had je liever je bedrijf vanuit New York geëxpandeerd?

DW: Scholing is cruciaal op alle gebied. Als ik hoor dat er in scholen besparingen zijn, word ik lastig. Het is het enige dat wij nog hebben om het onderscheid te maken. Men zegt dat in Europa creativiteit de laatste reddingsboei is voor onze economie. Maar als het over de bescherming van creativiteit gaat, dan gebeurt er niks. De erkenning van creativiteit door het publiek wordt niet gestimuleerd. Want de consument ziet er nog altijd geen bezwaar in om kopieën te gaan maken. En de overheid doet daar niks aan. Men doet ook niks aan de publieke opinie, om mensen er op te wijzen dat het niet ok is om kopieën te kopen. Ik vind trouwens dat er in de scholen een verplichte cursus consumeren zou moeten zijn. Dat is een cursus om juiste keuzes te leren maken. Om te weten wat je moet kopen en vooral wat je moet laten liggen. Nu moet je dat allemaal zelf leren. Nochtans is dat iets dat moeilijker en moeilijker aan het worden is, er is een totaal overaanbod. Vroeger had je twee potjes Nivea, dat was het. Nu bestaat er echt keuzeverlamming, waardoor je 90% van de tijd het verkeerde mee hebt. Als de consument door zijn koopgedrag niet zal dicteren wat de goeie dingen zijn – met kwaliteit– zal er niks veranderen. Want de politiek zal het ook niet veranderen. Alles wordt bepaald door de publieke opinie.
Ik heb net een film gezien: ‘Pandora’s Promise’ van Robert Stone. Het was voor mij een ongelooflijke eyeopener. Het beleid inzake nucleaire energie wordt vooral bepaald door een publieke opinie. Maar het publiek is dom. Wij kunnen dat allemaal niet weten, omdat we de consequenties niet kennen. Dat is het drama van heel ons democratisch systeem: dat het beleid wordt gemaakt door iedereen en over bepaalde materies weet 99,9% niks. Hoe kan je dan een goed beleid hebben? Of hoe in Amerika dingen gemanipuleerd worden! Dat is toch om te huilen?  Als je dan ziet hoe Obama zich in alle bochten moet wringen om dingen gedaan te krijgen… dat is verschrikkelijk… en dat mensen vroeger dan nog altijd kozen voor mensen als George Bush, dat kan je toch niet geloven?

HVC: Wat heeft die film ‘Pandora’s Promise’ je dan het meest geleerd?

DW: Wel, dat niks alleen wit of zwart is. Over kunst net hetzelfde. Ik heb daar mijn idee over: “Kunst is dàt.” Maar iemand anders heeft weer een andere mening natuurlijk. Voor mij is kunst – zoals ik al eerder zei – zelfexpressie. Damien Hirst is het mooiste voorbeeld, omdat hij commercieel heel succesvol is, heel duur en controversieel. Maar als je een tentoonstelling van hem gaat bekijken, is zijn werk consistent en zit er wel iets in. Je kan commentaar hebben omdat hij succesvol is, maar waarom moet hij dan ‘minder’ zijn? De multidisciplinariteit van Jan Fabre vind ik ook bewonderenswaardig.

HVC: Op zich is jouw team – de mensen rondom jou – ook heel belangrijk in je succesvolle carrière.

DW: Het is een boot en ik ben de kapitein die zegt waar we naartoe gaan. Al de rest vaart mee, maar ik ben wel alleen begonnen in mijn klein bootje. De erkenning is dan ook niet volledig voor mij. Het toeval heeft mij in deze richting geduwd en ik ben daar heel blij mee. Ik denk dat ik al behoorlijk wat geluk heb gehad met de keuzes die ik gemaakt heb. Ik kan het verschil maken, al weet ik dat er andere domeinen zijn waar je nog meer het verschil kan maken. Maar ik zal nooit zeggen dat mijn job niet belangrijk is. Onze samenleving heeft nood aan goede en mooie producten die problemen oplossen.

Hilde Van Canneyt


statcounter