Interview met Katrien De Blauwer, sept 2014
Hilde Van Canneyt: Hallo Katrien, op je
website staat te lezen dat een belangrijke overweging om je beelden te maken,
emotie is. Je bent ook aangetrokken door ongemakkelijke affecten zoals pijn, verdriet,
angst, verlangen en obsessie. Daarnaast ‘hou je’ ook van de dualiteit leven en
dood, van de liefde …
Katrien De Blauwer:
Emotie is inderdaad mijn belangrijkste drijfveer. Ik ben een overgevoelig
persoon en ik probeer dat te uiten via mijn werkjes. Het zijn eigenlijk
allemaal vertalingen van een aantal thema’s die mij bezighouden en uit mij
borrelen. Vandaar dat er ook bepaalde elementen steeds terugkomen en dat mijn
werk vaak een variatie is op een reeks thema’s. Hierdoor heeft het na al die
jaren ook een zekere maturiteit gekregen. Het is zo dat als je iets lang doet, je
er ook steeds beter in wordt. Het is zoals een taal leren. Onlangs zag ik een
documentaire over Michelangelo Antonioni waarin hij zei: “Als men mij iets
vraagt, antwoord ik door een film te maken.” Daar zit heel veel in, vind ik.
Hij gebruikt zijn films als zijn taal, en ik mijn collages.
HVC: Collages maken is voor jou een dagelijkse routine, om je gedachten op een directe manier te ordenen en om je demonen te bannen. Je ziet het als een soort ‘re-tunen’ van jezelf.
KDB:
Ik krijg hierdoor een zekere rust. Ik hecht heel veel belang aan het ritueel en
de routine, niet alleen van het maken zelf, maar ook aan het zoekwerk en de
voorbereiding die eraan voorafgaan. Ik wil het niet echt een dagboek noemen,
maar het is wel iets waar ik al jaren obsessief en rigoureus op regelmatige
tijdstippen mee bezig ben. Zodoende is de evolutie en de verandering van het
werk ook belangrijk voor mij. De eerste jaren dat ik collages maakte, bestonden
ze uit ontelbare kleine fragmentjes en/of repetitieve stukjes. Ik was daar uren
mee bezig, zonder echt een doel voor ogen of enige inspiratie te hebben. Na
verloop van tijd werden dat werkjes die bestonden uit enkele stukken, van vier
of zes fragmenten en daarna van twee, tot we nu bij werken met één verknipt
fragment aanbeland zijn. Door deze evolutie en die elementen die terugkeren te
bekijken, kom ik veel over mezelf te weten. Er zit een zeker patroon in, zoals
ik al zei zijn het een aantal thema’s die terugkeren.
HVC: Je noemt je werk therapeutisch
- iets waar weinigen durven voor uitkomen. Eens je begint met het uitwerken van
je collages, zit je in een flow van drie à vier uur.
KDB:
Zeker, ik geef in die werkjes een deel van mezelf prijs. Ik heb het nodig om ze
te maken. Het is zoals ademen geworden. Iemand zei ooit tegen mij: “Art heals.”
Dat stemt tot nadenken. Misschien gaat dat wel op voor mij. Alvorens aan het
uitwerken van de collages te beginnen, snijd ik eerst een verzameling magazines
alsook oud papier of karton tot fragmenten die als achtergrond dienen. Als ik
dan eenmaal begin, verdwijnt alles rondom mij; er zijn dan enkel al die
fotofragmenten. In dat stadium denk ik niet echt meer na: het lijkt wel of
alles automatisch gebeurt. Ook de tijd lijkt stil te staan. Door deze spontane
manier van werken kom ik natuurlijk tot onverwachte resultaten. Soms wijst
iemand me op iets dat ik zelf eerst niet had gezien: bijvoorbeeld een lijn die
perfect aansluit, een figuur die bijna verbonden is in de twee beelden, of een
ongewone associatie tussen beelden.
HVC: Het samenstellen van
je collages gebeurt intuïtief, maar toch zit er een logica in. Je werk lijkt me
– innerlijk en tastbaar – heel fragiel. At first glance zou je het ook
eenvoudige simpele beelden kunnen noemen, maar een goeie kijker merkt dat niks
zomaar for granted is gedaan.
KDB:
De paradox van mijn werk ligt erin dat ik autobiografie en onpersoonlijkheid
samenvoeg. Het is bijna alsof ik een verhaal vertel in de derde persoon.
Misschien is dat ook een van de uitdagingen van kunst maken: hoe kan een
persoonlijke belevenis universeel worden, iedereen raken en niet alleen
anekdotisch zijn. Mijn collages zijn gemaakt van foto’s, maar het zijn geen
foto’s. Ik gebruik fotografie, maar ik ben geen fotograaf. Of misschien ben ik
wel een fotograaf zonder camera. Als ik in magazines naar afbeeldingen zoek,
frame ik de afbeeldingen niet met de lens van een camera, maar met heel mijn
lichaam, wat maakt dat ik het onderwerp op een meer open manier benader. Noem
het bijna een performance op zich.
HVC: Je houdt van de
directheid van bestaande beelden: het samenbrengen van beelden tot één beeld,
om er zo een eigen verhaal van te maken. Al blijft het onderzoeksgebied jezelf:
je zit graag in je eigen cocon. En je hoopt dat anderen je universele thema’s
en universele beeldtaal herkennen.
KDB:
Ik probeer een dubbelzinnigheid te creëren en de kijker te desoriënteren. Het
werk is dan wel zeer intiem. Het komt uit mijn innerlijke wereld en stelt
vragen over mijn persoonlijke leven, lichaam, vrouwelijkheid, seksualiteit, ...
maar tegelijkertijd is het ook heel anoniem door gebruik te maken van
afbeeldingen uit magazines. Door gezichten weg te snijden, worden ze ieders
verhaal en worden ze universeel. Ik ben als een neutrale tussenpersoon tussen mijn
verhaal en dat van de ander. Ik ben niet de maker van al deze afbeeldingen,
maar ik geef ze wel een nieuw leven en betekenis. Ik breng verhalen van anderen
in mijn innerlijke wereld en omgekeerd; daardoor kunnen anderen zich herkennen
in mijn werk.
HVC: Anderzijds zit er toch een rebels kantje aan: eigenlijk wil je meer een botsing dan een conversatie veroorzaken. De storing = de leegte + poëzie.
KDB:
Die botsing of storing wordt veroorzaakt doordat mijn collages afbeeldingen
samenbrengen van verschillende bronnen. Ik maak één afbeelding met een nieuwe
betekenis van twee gescheiden afbeeldingen, wat steeds een gevoel geeft van
scheiding of onvermogen tot communicatie tussen beiden. Ook al zijn ze door de
montage samen - naast elkaar -, de snit is er nog steeds. De lijn, de grens
tussen de twee beelden, is nog steeds zichtbaar. Wat gescheiden was, is weer
samengesteld, maar blijft toch nog gescheiden. Dat is, denk ik, wat die storing
of leegte veroorzaakt. In mijn recentste werken ga ik hierin nog verder: ik
neem één afbeelding die ik verdeel en opnieuw samenvoeg op een onverwachte
manier.
HVC: Je houdt het meest
van old school fotografie. Je collages stralen iets cinematografisch en iets
filmisch uit. Denk maar aan je cut-ups. Maar op zich gaat het in jouw beelden
niet om de technische kant van de foto’s.
KDB:
Ik hou inderdaad van old school fotografie en ik hou ook van oud papier: van
dingen die voor een stuk al voorbij zijn, die ons de vergankelijkheid tonen. Mijn
collages lijken dan ook iets aan te geven dat verdwijnt. Zij zijn de resten van
deze verdwijning. Ze zijn aan- en afwezig op hetzelfde moment. Ze getuigen van
iets wat verdwenen is of wat gaat verdwijnen. Op deze manier werken ze als een
geheugen en geven ze oude foto’s en magazines een nieuw leven en een nieuw
verhaal. Ze geven nieuwe betekenis aan wat als afval, marginaal of voorbij
wordt beschouwd. Het gaat ook over verwijderen en tot de essentie brengen. De
collages snijden iets weg en daardoor zijn ze soms vergelijkbaar met de
offscreen-techniek in cinema. Er ontbreekt iets van de afbeelding, maar het is er
nog steeds; we kunnen het nog voelen, horen, ons voorstellen. Zelfs als je het
niet kan zien, weet je dat het bestaat. Op deze manier is het altijd alsof er
geen vooraf bepaald einde is.
HVC: Je werkt in series: ‘Dress’, ‘Rendez-vous’, ‘Feminin’, … Allemaal heel girly. Mode is nooit ver weg. Ook sensualiteit is nooit ver weg. Je laatste serie heet ‘Single cuts’, maar is er een reden waarom ze zo heten?
KDB:
Dat is eigenlijk bijna accidenteel gekomen. Al die werkjes hadden eerst geen
titel, en ze behoorden ook niet tot een reeks. Maar om wat orde in die werkjes
te krijgen, besloot ik om ze titels te geven. Omdat een aantal thema’s steeds
terugkeerden, was het handig om ze dan ook te groeperen per thema. Later werd
de titel van dat thema dan een element van het werk. Door deze heel vaag te
laten, bijvoorbeeld ‘Movement’, ‘Repetition’ of ‘Dress’, krijg je nog een extra
laag dat gaat meespelen tijdens het lezen van het werk. Wat dan eerder
bevreemdend werkt en waardoor ik de kijker in een bepaalde richting probeer te
sturen.
HVC: Nooit zin om met
zelfgemaakte foto’s te werken? En wat doe je als je een compleet op zichzelf
staand beeld aantreft?
KDB:
Dat is een idee dat zeker al door mijn hoofd gegaan is, maar dan wordt het zo
technisch. Je moet dan zo’n apparaat gaan instellen en bedienen, op het licht
letten, enzovoort. Het wordt al snel een heel gedoe. Ik ben daar niet zo goed
in. Nog niet zo lang geleden heb ik een iPad aangeschaft, waarmee ik me wel aan
het maken van foto’s waag, maar dan ga ik eerder fragmenten van bestaande
foto’s (uit magazines) opnieuw fotograferen. Een compleet op zichzelf staand
beeld dat me iets doet, kan ik ook koesteren hoor. Dat snijd ik uit en bewaar
ik in een plakboek. Ik heb een hele verzameling van die boeken met beelden die
ik niet kan of wil verknippen. Daarnaast heb ik ook nog kleine notebooks die ik
vul met kleine fragmenten, vergelijkbaar met schetsboeken.
HVC: Vrouwelijke voorbeelden zijn voor jou Louise Bourgeois, Tracey Emin, Marina Abramović… Atypische kunstenaressen. Waarom?
KDB:
Het zijn niet echt voorbeelden voor mij, denk ik, maar wel allemaal vrouwen
die autobiografisch werken en ervaringen
of trauma’s uit het verleden gebruiken in hun werk. Vandaar dat ik wel een
verwantschap voel. Ik denk dat de uitspraak van Marina Abramović het heel mooi
weergeeft: “Difficult childhood
problems, families, all those things, somehow become a treasure, become some
kind of source of inspiration for later on.”
HVC: Denk je dat je werk evenveel door vrouwen als door
mannen wordt gesmaakt? Want men ziet er toch een vrouwenhand in, vermoed ik. Of
heb ik het mis?
KDB: Nee, ik denk dat
je er inderdaad een vrouwenhand in ziet, maar toch heb ik de indruk zowel
mannen als vrouwen te raken. Misschien dat sommige werkjes wel eerder door
mannen opgemerkt worden en sommige eerder door vrouwen. Nog niet zo lang
geleden werd ik gecontacteerd door een naar LA uitgeweken Braziliaanse muzikant
die helemaal betoverd was door één bepaald werkje (en dat graag voor een cover
wilde gebruiken), omdat het hem deed denken aan ruimte, afstand en verlangen,
en de scheiding die hij voelde sinds hij Brazilië verlaten had. Zo zie je dat
het dikwijls uit een onverwachte hoek komt.
HVC: Iemand vergeleek je collages met de boeken van Milan Kundera. Ik vond dat op sferisch vlak een mooie vergelijking …
KDB: Dat is de eerste maal dat ik dat hoor
en ik beschouw het als een groot compliment. Als ik aan Kundera denk, is het
natuurlijk aan ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’, maar dan vooral aan
de film die ik al meermaals gezien heb. Het boek heb ik heel lang geleden
gelezen. Het verhaal speelt zich af in de jaren 60 en ik werk ook veel met
materiaal uit die periode, vandaar misschien. Ook de dualiteit van de
woordspeling ‘De ondraaglijke lichtheid’ is misschien iets dat ook in mijn werk
aanwezig is.