Het palet van Rinus
Van de Velde voor het tijdschrift ATELIER (Nl) sept 2013
HVC: Klopt het dat je een workaholic bent die volgens een vast
stramien, 7/7 werkt? Dit omdat je anders niet weet wat te doen?”
RVdV: Workaholic is
een moeilijk woord. Op zich beschouw ik wat ik doe niet als echt werken. Ik doe
wat ik het liefste doe en ik kan me niet voorstellen dat ik iets anders zou
doen. Ik voel me het beste en rustigste in mijn atelier, op andere plekken word
ik onrustig. Ik wil eigenlijk elk moment van de dag naar hier komen. Mijn leven
en werk lopen helemaal in elkaar over.
HVC: Je oeuvre is eigenlijk één grote fictieve biografie.
Eerst maakte je kleine tekeningen met ironische onderschriften, intussen maak
je monumentale houtskooltekeningen – taferelen bijna – die je uitbreidt met
teksten.
RVdV: Dat fictieve
verhaal is wel belangrijk, want ik ben van mening dat mijn eigen biografie
betrekkelijk oninteressant is om uit te tekenen. Ik maak een biografie van de
verbeelding. Mijn tekeningen zijn groter en groter geworden, omdat ik wil dat
een tekening autonoom is. Een tekening is altijd iets van in de marge geweest: als
voorstudie voor het uiteindelijke schilderij. Ik wil specifiek met het medium
tekenen bezig zijn. Nu zijn dat taferelen geworden met veel personages en dat
werkt beter op groot formaat. De personages zijn op mensenmaat, je kan als het
ware in het beeld stappen. Een klein beeld is ook gemakkelijk consumeerbaar,
denk maar aan het doorbladeren van een kunstboek of magazine, daar ben je ook
snel door. Ik wil dat de kijker mijn werk moet afscannen, ontlede n. Daarom zet ik er ook tekst bij, dat
vertraagt het proces van kijken.
HVC: Je vindt dat je werk te ‘open’ is als er geen tekst bij
is geschreven. Beeld en tekst zijn dan ook gelijkwaardig voor jou.
Je speelt graag met beeld in combinatie met tekst: om het beeld
goed te zien, moet je van wat verder kijken, maar anderzijds, als je dan
dichterbij komt om de tekst te lezen, kan je het beeld niet meer overzien. Dat
vind je een boeiend gegeven, omdat het de communicatie tussen beeld en tekst
bemoeilijkt en je zo het werk ook niet in één oogopslag kan ontdekken.
RVdV: Ik vind het fijn
dat de kijker constant lijkt gewrongen te zitten tussen twee dingen. Je kán het
gewoonweg niet in één oogopslag zien.
HVC: Vroeger vertrok je voor je tekeningen vanuit een archief
van wel 10.000 foto’s, gaande van National Geographic tot biografieën van
wetenschappers en kunstenaars.
Voor je laatste solo ‘The story of Frederic, Conrad, Jim and
Rinus’ in de Van Laere galerie te Antwerpen, ben je wel op een heel vreemde en
tijdrovende manier te werk gegaan om die serie tekeningen te verwezenlijken.
RVdV: Ik ben ervan
afgestapt om met bestaande beelden te werken, omdat je al snel in een
esthetische val trapt. Daarom wilde ik ook zelf mijn beelden gaan creëren. Zo
zou ik die narratiever kunnen maken en ik zou er zélf ook in kunnen staan,
aangezien ik toch fictieve biografieën maak die uitdrukkelijk over mezelf gaan.
Zo wilde ik het leven dat ik leid, mythologeren. Ik ben begonnen met een reeks
over de bekende schaker Bobby Fischer. Dat was de eerste keer dat ik zelf
decors ben gaan bouwen waarin ik dan in een Bobby Fischer-houding zat. Zo heb
ik gemerkt dat ik door zelf foto’s te maken, ik ook meer controle heb over alles,
bijvoorbeeld over de lichtinval.
Mijn laatste reeks kan
je eigenlijk zien als een soort soapserie.
HVC: Je werk werd al wereldwijd getoond, wordt gesmaakt bij
verzamelaars en al enkele musea kochten je werk. You live your own dream? Of is
het gewoon het resultaat van de rauwe realiteit: keihard werken?
Wanneer was het moment dat je voelde: “Het is me hier aan het
lukken als kunstenaar”? Want mensen vergeten soms dat er een lange weg naartoe
is. Ik ben je ook al in de Belgische kunstwandelgangen tegengekomen en je vertelde
me dat je handen werkelijk vol eelt zaten, ze waren gewoonweg ‘kapotgetekend’.
RVdV: Op mijn eerste
expo kwam misschien vier man af naar de opening, “maar ik had een expo!”. Je
legt die lat telkens hoger en verlegt constant je grenzen en ambities. Ik ben
nog altijd het gelukkigst als iemand me uitnodigt voor een tentoonstelling of
project waar ik echt veel zin in heb. Dan gaat er zoveel open. Daarover gaat
het: nieuw werk kunnen blijven maken en de kans krijgen om dat verder uit te
breiden. Maar dat is natuurlijk het resultaat van daarmee bezig te zijn. Dat
was me nooit overkomen als ik na school voor een baan had gekozen waar ik
onmiddellijk geld mee verdiende. Ik heb altijd voor een nietig jobke gekozen en
als ik thuiskwam, begon ik te tekenen, ook al woonde ik op een klein
appartement. Ik heb me altijd aangepast aan de middelen die ik had, om te
kunnen maken wat ik kon maken.
HVC: Toch blijf je tekenen omdat dit iets is waarmee niet te
veel gedoe mee is gepaard: je neemt papier, houtskool, begint eraan en achteraf
kan je het oprollen en er bij wijze van spreken onder de arm gewoon mee over
straat lopen.
Daarnaast zit het grootste talent in het begínnen met
tekenen, las ik.
RVdV: Daarom vind ik
het ook fijn om bijvoorbeeld enkele dagen ergens een muurschildering te maken. Je
gaat er naartoe, neemt wat houtskool mee, maakt je tekening en je bent terug
weg.
HVC: Inspiratiebronnen waren ‘in den beginne’ de GraficNovel,
de fotoroman en cartoons. De Amerikaanse kunstenaar Basquiat heeft dan weer
jarenlang je beeld van het kunstenaarschap bepaald. Andere helden van jou zijn -
ook nu nog – zijn El Greco, Richter, Ensor, Guston en Klossowki.
RVdV: Ik ben opgegroeid
in een heel normale omgeving en had totaal geen besef hoe een hedendaags kunstenaar
leefde. Ik fantaseerde erover. Op mijn 16de zag ik de film van
Julian Schnabel over Basquiat. Dat romantisch beeld van de kunstenaar, die
nachtenlang doorschilderde, heb ik jaren lang voor ogen gehad.
HVC: Wat kunnen de kijkers over jou of de wereld leren door
naar je tekeningen – je fictieve stories
- te kijken? Zijn ze maatschappelijk relevant? Of wil je de kijker alleen maar
even de werkelijkheid laten vergeten?
RVdV: Ik wil niemand
iets bijleren, ik ben geen schoolmeester. Daarnaast is het ook moeilijk te
zeggen of kunst maatschappelijk relevant is. Ik vind dat kunst een fascinatie is
die vertrekt vanuit één persoon en dan hopelijk een grote gemene deler heeft
bij dat publiek. Maar ik ben niet bezig met wat het publiek moet denken van
mijn werk. Als ik dat zou doen, zou ik geloven dat ik het publiek moet behagen,
en dat wil ik niet. Natuurlijk wil ik de kijker meenemen in een soort droom of
verbeelding en hen tonen dat een leugen ook interessant kan zijn.
HVC: Je hebt geen weekends zeg je, omdat je altijd bezig bent
met je eigen praktijk. Het is een gevaarlijke balans tussen passie versus
obsessie. Heb je nog tijd om je collega’s uit binnen- en buitenland te volgen
in galeries en musea?
RVdV: Ik probeer
zoveel mogelijk te zien, ook al spendeer ik veel tijd in mijn atelier. Ik ben
jaloers op de curatoren en verzamelaars die heel de wereld kunnen rondreizen en
constant nieuwe dingen kunnen ontdekken.
HVC: Wil je nog iets kwijt over het woord ‘kleur’?
RVdV: Het is alsof ik
geen kleur kan zien. Ik maak af en toe eens een werk in kleur, maar het bevalt
me zelden. Ik kan er niet tegen om die kleuren naast elkaar te zoeken en te
zien wat bij wat past. Dat brengt me uit mijn concentratie. Ik vind dat mijn
werk nú in zwart/wit moet zijn en daarom is dat in zwart/wit. Er zijn maar
weinig hedendaagse tekenaars die erin slagen een groot werk in kleur te maken
dat er overtuigend uitziet.
rinusvandevelde.com