Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Jan De Vliegher



Brugge, 23 oktober 09.











Hilde Van Canneyt: Als je gevraagd wordt naar wat je doet in het leven, hoe stel jij jezelf dan voor?
Jan De Vliegher (°1964): Allereerst zeg ik dat ik kunstschilder ben en dat ik figuratieve schilderijen maak. Vervolgens vraag ik of ze weten wat figuratieve schilderijen zijn. Als ze dat niet weten, breng ik aan dat dat grote schilderijen zijn van ongeveer twee op drie meter, zoals de muur waarop ze kijken en tracht ik hen uit te leggen dat ik daar bv. een interieur of een stilleven op aanbreng. Tot slot vertel ik dan dat er een complexe theorie achter schuilt, maar dat ik die nu niet zal uitleggen. (lacht).

Je website is onderverdeeld in architectuur, mensen, natuur en stilleven. Is die onderverdeling gebaseerd op de thema’s die je altijd al geïnspireerd hebben?
JDV: Het is eerder een manier om de website te ordenen. De thematiek is maar een pretext. In die ordening kan ik mijn compositorische problemen kwijt. Wellicht bouw ik de website opnieuw op volgens bijvoorbeeld all-over composities, monochrome composities of tonale composities, zodat je de schilderkunst meer op een formele analytische manier benadert en je mijn werk beter begrijpt. Anders wordt het al snel plaatjes kijken.

Je reist veel om foto’s te nemen voor je thema’s.
JDV: Ja, en dat zijn echt werkreizen. Dat is geconcentreerd afzien, zeker in Italië waar je ook nog eens die loden zon op je knikker voelt en je toch bij de les moet blijven. Ik sta al snel een kwartier lang stil bij dezelfde façade om de juiste hoek te kiezen. Je moet ook weten dat ik niet op reis vertrek als ik er artistiek niets kan uithalen. Schotland lijkt mij bijvoorbeeld een plaats waarnaar ik niet onmiddellijk naartoe zal gaan omdat ik me die landschappen nog niet direct zie schilderen. Italië daarentegen spreekt mij dan wel weer aan. Als ik ernaar vertrek heb ik op voorhand ook écht een idee van de plaatsen die ik wil zien en vastleggen. Ik nam daar deze zomer in het totaal ongeveer een zesduizend foto’s. Negentig procent daarvan zijn uiteindelijk wel toevalligheden opgebouwd rond die uitgekozen plaatsen. Uit die duizenden foto’s distilleer ik dan ongeveer dertig magnifieke beelden. Twintig daarvan passen zelfs niet binnen de thema’s die ik aanhaal op mijn website. Dat schept natuurlijk het probleem van de keuze tussen reekswerk en een individueel werk. Persoonlijk werk ik liefst met het laatste.



Maak je die glasreeks bijvoorbeeld dan allemaal in één ruk?

JDV: Nee, die reeksen staan eigenlijk allemaal open en rond ik nooit helemaal af. Ik stap erin en eruit naargelang ik er zin in of inspiratie voor heb. Vaak hangt het er ook van af of ik genoeg fotomateriaal voorhanden heb om eraan door te werken. Ik heb het nog maar één keer meegemaakt dat ik het gevoel had dat een reeks af was en dat was die van de porseleinen borden. Uiteindelijk ben ik daarop teruggekomen nadat ik met een nieuw, professioneel fototoestel terug in Wenen belandde. Door die verbluffende technische verbetering van het fotomateriaal zag ik er opnieuw de potentie van in en voelde ik het opnieuw kriebelen. Daarnaast heb ik in 2011 ook een expositie in het Kasteel van Gaasbeek in het vooruitzicht, wat me de ideale setting leek om die porseleinen borden te laten zien. Dus klikt het plaatje opnieuw en ga ik opnieuw aan de slag.

Je zei me eens dat je een schilderij per dag maakt.
JDV: Ik maak er niet letterlijk één per dag, want anders zou ik 365 schilderijen verzameld hebben in een jaar. Maar ik werk wel altijd een schilderij af binnen een dag. Dat heeft onder andere te maken met technische beperkingen. De olieverf die ik zelf nogal fluïde prepareer droogt redelijk snel en daardoor moet je in één ruk doorschilderen om de lagen fris en nat in nat te kunnen schilderen. De Italianen noemen dat alla prima. Want de dag erna is dat anders al helemaal niet meer zo prima (lacht). Willem De Kooning kleefde bijvoorbeeld kranten of plastic op z’n doek om er de dag nadien toch nog vloeiend aan te kunnen werken.

Maar het heeft ook te maken met de sfeer van het moment?
JDV: Uiteraard, ik streef ernaar om de inspiratie en de energie van het moment in één ruk op het doek te krijgen. Ik wil daarom ook geen beslommeringen rond mijn werk. Ik heb een tijd geleden eindelijk eens een agenda gekocht en je zult zien dat wanneer we daar even in bladeren, er veel lege dagen tussen staan. Dat zijn de dagen dat ik mij met mijn atelierwerk bezighoud. Als er bijvoorbeeld toch iets tussenkomt, zoals mijn zoontje ’s middags naar school brengen, dan zal ik pas beginnen schilderen nadat dat van de baan is.

Je zei me ook eens dat je de dag nadien een werk durft te vernietigen?
JDV: Het gebeurt zeer zelden dat ik er op één dag niet uitkom of ik al dan niet tevreden ben van een werk. Dat komt meestal omdat ik mezelf dan een experiment opleg omdat ik vastzit in een bepaalde schilderstijl. Na verloop van tijd weet je waar je goed in bent en waar je eigen stijl ligt, maar er zijn dagen dat dat niet werkt. Dan wil ik toch weer vrijer gaan schilderen en begin ik aan iets compleet anders. Bij die series van het glas heb ik dat gehad, en toen begon ik aan die series van de façades, die veel drukker en barokker waren, zodat ik me terug kon losschilderen. Op die manier overschrijd ik dan vaak een grens, waardoor ik niet meer helemaal tevreden ben van het resultaat.

Is het niet goed om als schilder af en toe een heel andere weg in te slaan?
JDV: Soms. Er moet een noodzaak toe zijn. Meestal zet je als kunstenaar kleine stappen. Je evolueert. Een totaal andere weg inslaan, plots een ander geloof aanhangen zeg maar, doe je niet als je jezelf bent.

Zie jij je atelier als naar je werk gaan?
JDV: Niet onmiddellijk, maar het blijft werk. Je gaat nooit echt fluitend naar je atelier. Want je kan het niet ontkennen, het blijft een gevecht, je weet nooit op voorhand waar je zult belanden.



En als je een week geen zin hebt om te schilderen, ga je dan toch driftig op je doek af?

JDV: Nee, als ik geen zin heb, laat ik dat even los. Dat gebeurt enkel wanneer ik oververmoeid ben omdat ik bijvoorbeeld ’s nachts te lang opzoekwerk gedaan heb in mijn fotoarchief. Het is dus deugdzaam om jezelf enige discipline op te leggen.

De dagen die je thuisblijft, zie je dat dan als een verloren inkomstendag?
JDV: Nee, nooit. In de eerste plaats gaat het erom dat ik mij blijf amuseren en ten tweede dat je werk geapprecieerd wordt, anders houd je het ook niet vol.

Hou je je bezig met de kunstmarkt?
JDV: Nee, daar houd ik mij zo ver mogelijk vandaan. Ik weet dat mijn werk naar waarde geschat wordt maar daar houdt het mee op. Ik verwacht ook niet dat mijn werk gesmaakt wordt bij het grote publiek. Dat is ook helemaal niet realistisch. Voor veel mensen is mijn werk al te abstract. Zelfs veel van mijn leerlingen houden mijn werk al voor bekeken.

Doet roem jou iets als persoon?
JDV: Ik blijf toch liever achter de schermen. Het idee om kunstenaar te zijn om de kunstenaar ligt mij niet echt. Ik word daar veel over aangesproken dat ik een vrij normaal leven leid, maar ik vind dat dan ook maar de gewoonste zaak van de wereld. Het idee om bijvoorbeeld herkend te worden in een supermarkt, lijkt mij vreselijk. Ik hou van de mediaschuwheid van sommige kunstenaars. Neem nu Cy Twombley. Hij is aanwezig in alle grote collecties maar hij schuwt alle publiciteit. Ik wil evenmin mijn persoon uitspelen.

Zijn er naast Twombley, nog schilders die je inspireren?
JDV: Natuurlijk, veel. Sowieso Willem De Kooning maar ook Imi Knoebel, Gunther Forg of vroeg klassieke schilders als Lorenzo Monaco en Simone Martini om er maar een paar te noemen. Recentelijk is daar ook de jonge Katharine Bernhardt bijgekomen. Zij legt een ongelooflijke punch in haar werk. Het is net dat heilig vuur dat me inspireert.

Wil jij met het picturale de inhoud overstijgen?
JDV: Wat is de inhoud? Voor de formalisten is de inhoud de vorm. Voor hen komt alle kunstbeleving voort uit de vorm alleen. Voor mij is inhoud zeker geen verhaal of een literair element alleen. Het expressieve karakter of de emotionele impact dat een werk heeft is belangrijk, en dat kan zich aftekenen in het spel van de kleuren of zuiver in de esthetische beleving. Het gaat mij om de visuele schoonheid. En de essentie daarbij is vitaliteit. Door de eeuwen heen zie je bij de grote meesters die kiem. Zij kunnen door hun toetswerk of kleurgebruik het leven evoceren. Het tableau komt als het ware tot leven, net zoals bij muzikanten die een toets kunnen aanraken waardoor je haren komen recht te staan. Bij de vroeg Italiaanse schilders zie je bijvoorbeeld de nadruk van het bladgoud als zonlicht dat de warmte creëert.



Zie je schilderkunst als een troost?
JDV: Ik zie kunst eerder zoals Gerhard Richter als de hoogste vorm van hoop. Of het mij troost biedt, daar heb ik nog nooit bij stilgestaan. Iedereen kent het gevoel wel van het zich verlicht te voelen wanneer je een schitterende expositie verlaat. Bij Wolfgang Laib in Parijs kreeg ik een aantal jaren geleden bijvoorbeeld zo’n piek ervaring. Deze kunstenaar verzamelt het stuifmeel van bloemen en strooit het met een zeef uit over de grond in een grote witte kamer waardoor het een tapijt wordt dat als het ware over de grond zweeft. Het werk was zo buitengewoon mooi dat het mij een intens gevoel van geluk gaf.

Voel je je ook aangetrokken tot schilders die een tristesse uitbeelden?
JDV: Ik ga die schilderkunst eerder uit de weg. Niet om een of andere reden, maar ik voel me daar gewoonweg niet goed bij. Ik beleef alles heel sterk, dus ga ik alles wat pijnlijk is uit de weg. Het lijkt mij masochistisch om je daar ook in onder te dompelen.

Vaak worden die werken gemaakt omdat kunstenaars iets te verwerken hebben. Stel dat je vrouw komt te sterven, zou je dan toch nog aan de slag gaan om alles af te schilderen?
JDV: Nee, omdat ik vind dat er op dat moment andere dingen belangrijker zijn. Zolang ik me slecht voel, zou ik niet schilderen. Ik zoek niet naar een Sturm und Drang om alles van me af te schilderen. Ik schilder om de euforie die het leven me geeft.

Dus je kunt je zorgen niet van je afschilderen?
JDV: Ik zou gewoon niet kunnen schilderen. Trouwens, dat zou eerder een vorm van therapie zijn en dat vind ik geen artistieke visie uitdrukken. Daar heeft niemand een boodschap aan.

Zou jij je atelier kunnen binnenstappen met een fles wijn?
JDV: Dat zou wel kunnen, maar ik lust geen alcohol, dus zal dat sowieso al niet gebeuren. Schilderen is uiteindelijk ook een rationeel denkproces. Echt diep gaan en je gevoelens beleven zonder stelselmatigheid zoals in de expressionistische wereld gebeurt, vervalt al snel in iets animaal. Hoe vaak gebeurt het niet dat iemand in een roes denkt een ongelooflijk werk te hebben gemaakt en achteraf inziet dat het helemaal niets voorstelt? Ik zie schilderkunst meer als topsport waarbij je honderd procent controle uitoefent over wat je doet en waarbij je heel scherp staat. Je moet ook eens uit de bocht kunnen gaan, maar wel berekend.

Schilder je al van kinds af?
JDV: Al van mijn jongste jaren tekende of kleurde ik voortdurend tijdens de lessen. Het is dus een logische doorstroming geworden.

En je hebt nooit de drang gevoeld om in bijvoorbeeld beeldhouwkunst te stappen
JDV: Nee, je kan het een lelijke term vinden, maar ik ben op dat gebied nogal eendimensionaal. Zelfs in de schilderkunst focus ik mij het liefst op één iets, als een specialist in zijn vakgebied.



Vind je het van belang dat je schilderijen als hedendaags aanzien worden?
JDV: Jazeker, al blijft het moeilijk om revoluties te ontketenen binnenin de schilderkunst. Het is moeilijk om het persoonlijke pad te blijven bewandelen en tegelijkertijd een evenwicht te vinden met originaliteit, want je werk moet wel herkenbaar zijn. Het resultaat moet nog altijd een ‘Jan De Vliegher’ zijn.

Kan je mij verduidelijken waar die hedendaagsheid ligt in je klassieke thema’s
JDV: Op de manier waarop ik het beeld compositorisch uiteenrafel in combinatie met een vrije en brede schildertechniek. Gans de erfenis van de abstracte schilderkunst spreekt uit mijn doeken.

Volg je veel andere kunstenaars?
JDV: Jazeker, maar ik volg niet constant elke afgestudeerde van het HISK op de voet. Schilderkunst is een belevingswereld waarbij je voor jezelf intuïtief een kwaliteitscriterium volgt en dan hoop je zoveel mogelijk ontdekkingen te doen. Het is kwestie van de parels uit het hooi te halen. Ik vind dat er veel te weinig persoonlijkheden zijn en dat te veel mensen uit onzekerheid met de wind meedraaien. Verder voel ik me een klassiek geschoold schilder die uit het oogpunt van formele en expressieve criteria bekritiseert. Ik kijk bijvoorbeeld naar Veronese en leg precies vast waarom ik die zo goed vind en waarom ik Rubens beter vind dan bv. zijn navolger Gaspard De Craeyer. Na verloop van tijd ontwikkel je een bepaalde kunstesthetische kennis waardoor je persoonlijker iemand taxeert, los van de hype die er rond ontwikkeld wordt.

Voel je dat werken voor een galerij een extra drive creëert?
JDV: Dat situeert zich eerder op tentoonstellingen zelf los van galerijen. Zo had ik vorig jaar een tentoonstelling in het Chelsea Art Museum te New York waar Willy Vandenbussche curator van was, die uiteindelijk door de crisis niet is doorgegaan. Maar specifiek voor die tentoonstelling ben ik aan een reeks zeer grote werken begonnen. Die ging ik allicht nog niet onmiddellijk gemaakt hebben zonder de boost van die prospectie. Je kan als het ware de lat hoger leggen als je zo’n ruggensteun mee hebt.

Hebben galerijen als het Zwart Huis in Knokke-Heist een invloed op wat ze uiteindelijk exposeren?
JDV: Ze proberen altijd wel suggesties mee te geven, maar op het einde van de rit selecteer ik de werken.

En als ze hun idee zouden doordrijven?
JDV: Dan zou ik er moeite mee hebben om nog samen te werken. Het resultaat zou veel te veel vervlakken. Ik maak die keuze vanuit mezelf om met een bepaalde reeks verder aan de slag te gaan. Als bijvoorbeeld blijkt dat al mijn werken van een bepaalde reeks verkocht zijn en de vraag blijft, ga ik daarom geen extra werken bijmaken. De essentie blijft mijn eigen vrijheid.



Ben je vaak bezig met de positie van je werk in het buitenland?

JDV: Ik doe er eigenlijk niks voor. Op dat vlak ben ik wel ambitieus maar de dingen gebeuren nu eenmaal niet vanzelf. Ik ben ook best tevreden met wat ik heb. Ik heb ooit een psycholoog horen zeggen dat je een bepaald minimum bedrag aan geld nodig hebt om te kunnen leven. Alles dat daarbovenop komt, maakt je niet noodzakelijk gelukkiger en dat ik ervaar ik ten volle. Ik verdien wat ik nodig heb om mijn materialen te kopen en ik ben blij dat ik elke dag kan opstaan om te schilderen. Die vrijheid is onbetaalbaar.

Wat zou je doen met je leven als je moest stoppen met schilderkunst?
JDV: Ik zou veel tentoonstellingen aflopen en kunst kopen. Dat is toch schitterend, leven tussen de kunst. Als zou ik er wel ongelooflijk veel moeite mee hebben om de borstels neer te leggen natuurlijk.

Voel je schilderen als een onweerstaanbare drang?
JDV: Ik word best wel onrustig als ik twee weken niet schilder, dus ja!

Wat zijn je grootste sterktes en zwaktes als schilder?
JDV: Mijn trefzekerheid en vakkennis stellen me gerust. Ik weet ook wanneer een schilderij goed is omdat ik de systemen ken en ze ook kan ontwijken, manipuleren of ontkrachten. Ook daardoor kan ik makkelijk ‘uit de band springen’, kijken hoe ver ik kan gaan. Een bepaalde luiheid is wel mijn grootste zwakte. Op dit moment zit ik drie à vier dagen per week in mijn atelier. Ik denk er wel aan om dat uit te breiden, maar om de een of andere manier komt dat er niet van.

Schilderen is ook een beetje een kluizenaarsbestaan. Heb je soms moeite met die eenzaamheid?
JDV: Nee, totaal niet. Ik geniet geweldig van de stilte die het me brengt.
Het is ook geen echte eenzaamheid voor mij.

En zou je dat even makkelijk kunnen zonder een gezin rondom je?
JDV: Nu ik een gezinsleven heb, kan ik me nog moeilijk inbeelden hoe dat vroeger was. Maar ik denk niet dat ik daar toen veel last van had, want ik was dan vaak onder vrienden of op café. Nu ik mijn gezin heb, zou ik wel niet meer zonder kunnen.



Is er een andere kunstenaar zijn leven waar je voor zou willen tekenen?

JDV: Niet echt, maar als er dan toch één moet zijn, neem dan maar dat van Cy Twombley.

Is er een discipline waar je helemaal geen talent voor hebt?
JDV: Ik weet het niet. Ik heb nog geen andere disciplines geprobeerd!

Wat is je levensmotto?
JDV: Dat is een gezegde uit de film The Lion King dat ik meegepikt heb omdat mijn kinderen daar veel naar kijken: Akuna matata. Dat betekent zoveel als: maak je geen zorgen, pluk de dag

Je lijkt me niet echt belang te hechten aan titels. Vind je dat titels een meerwaarde geven aan je werk?
JDV: In mijn werk vind ik dat niet onmiddellijk nodig. Ik prefereer het abstracte boven het verhaal, zodat het beeld versterkt op de voorgrond komt. Ook bijschriften of uitleg vind ik daarbij hoogst overbodig. De mooiste titels blijven voor mij “untitled” met daaraan een nummer verbonden. Maar vaak geef ik mijn werken een eenvoudige beschrijvingstitel bij die nummering mee om het de galerijen makkelijker te maken en alles te ordenen. Mijn expo’s hebben de laatste jaren wel titels, maar ik houd het dan vaak bij “recent paintings”. Het hoort allemaal een beetje sec te blijven.

Vind je dat je schilderijen beter uitkomen in groep of apart?
JDV: Dat is niet onmiddellijk van belang voor mij. Een werk moet op de eerste plaats op zich kunnen staan en sterk genoeg zijn. De plaats in de ruimte vind ik wel belangrijk, dus ik vraag altijd een plattegrond van de ruimte waar ik exposeer. Je moet echt wel even doordenken waar je wat hangt. Wat ik daarbij nog altijd als een probleem ondervind, is hoe ik de essentie kan vinden van wat ik toon. Doe ik dat door een reeks op te hangen of door alles door elkaar te hangen?

Wat vind je zelf je hoogtepunt?
JDV: Zeer dikwijls mijn laatste schilderij. Dat vind ik meestal het beste dat ik gemaakt heb. Daarbij heb ik veelal het gevoel dat ik op mijn hoogtepunt zit en dan probeer ik nog een stap verder te gaan. Elke keer opnieuw zoek ik de uitdaging van die grens.

Step by step… zoals iedereen het leven zelf zou moeten bewandelen. Bedankt voor het interview Jan!
Hilde Van Canneyt. Copyright 2009.

Jan De Vliegher stelt tentoon:
Treasury: van 02/07/'11 tot 28/08/'11 in Galerie Zwart Huis, Zeedijk 635, 8300 Knokke.
Schatzkammer: van 06/05/'11 tot 26/06/'11 in het Kasteel van Gaasbeek, Kasteelstraat 40, 1750 Lennik.

Monografie JAN DE VLIEGHER 2004 – 2009, Uitgeverij Snoeck, Gent / Zwart Huis, Knokke.
Monografie TREASURY 2011, in samenwerking met de expo in het Kasteel van Gaasbeek.

www.galeriezwarthuis.be
www.veniceprojects.com
www.jandevliegher.be

Interview met Karin Borghouts

Gent, 13 november 2009.










Hilde Van Canneyt: Hallo Karin, hoe zou je jezelf voorstellen als kunstenaar?

Karin Borghouts (°1959)Na mijn studies schilderkunst ben ik lang werkzaam geweest als grafisch vormgever. Ondertussen ben ik blijven schilderen en heb ik sculpturen en video’s gemaakt. Ik ben pas vrij laat in mijn leven tot de fotografie gekomen. Dat maakt dat ik met een nogal beladen achtergrond aan het medium fotografie begonnen ben.

Wat bedoel je met beladen?

KB: Mijn achtergrond heeft een grote invloed op hoe mijn foto’s er uit zien. Ik zie de fotografie als een beeldend onderzoek, als een spel met tijd en ruimte.

Wanneer heb je de keuze gemaakt om voluit voor een artistieke loopbaan te gaan ?

KB: Nog maar pas eigenlijk. Ik moest daarvoor kiezen uit een innerlijke noodzaak, al is dat zeker niet evident. De vragen die ik mij stel over het leven en de kunst kan ik enkel op een beeldende manier onderzoeken. Ze zitten op een eigen manier vervat in mijn beelden.

Als iemand je vraagt wat voor foto’s je maakt, wat antwoord je daarop?

KB: Ik maak meestal foto’s van architecturale omgevingen die daarom niet altijd architectuur te noemen zijn. Ik heb bijvoorbeeld veel in musea, dierentuinen en pretparken gewerkt, maar ook op straat en in interieurs. Ik zocht daarbij vooral dié plaatsen op waar je normaal aan voorbij loopt. Ik fotografeer zelden mensen.

Is dat bewust of onbewust?

KB: Ik heb daar eigenlijk nooit over nagedacht. Toen ik schilderde, schilderde ik ook geen mensen. Al vinden sommigen het wel vreemd dat ik nooit mensen fotografeer. Het is echter geen principe, ik word gewoon meer geboeid door plaatsen.
Mijn foto’s gaan over een soort afwezigheid. Niet alleen een afwezigheid van mensen, maar ook een afwezigheid die moeilijk te benoemen is: iets wezenlijks dat niet af te beelden is. De foto toont enkel het decor. De actie is eigenlijk iets dat voor of na de opname gebeurt. Tussenin is er een ogenschijnlijke tijdloosheid. Mijn foto’s duren lang, het is geen momentopname.
Mijn foto's roepen ook volgende vragen op: Wat kan ik tonen in een foto? Kan een foto kunst zijn of lijkt het daar alleen maar op? Kan een stilstaand beeld iets zeggen over het leven? Het gaat, denk ik, ook over een soort onmacht. De afgebeelde omgevingen tonen een menselijke onvolmaaktheid.



Deze witte kamer is een van de eerste foto’s die ik genomen heb met mijn technische camera. Deze camera is een groot formaat analoog toestel.
Je ziet de kamer, er is iets geweest, maar nu is ze niet meer in gebruik. Wat ik in dit beeld belangrijk vind, is de leegte die door de twee lege kaders nog eens benadrukt wordt.
Het kader binnen het kader is iets dat wel vaker terugkeert in mijn beelden. Het roept de vraag op: Wat kan ik nog fotograferen? Kan ik wel nog iets tonen? Alles is immers al getoond.



Dit is een beeld uit 2003. Vaak zijn mijn onderwerpen plaatsen waar je eigenlijk aan voorbij zou lopen, maar door ze in een strak kader te plaatsen, gaan ze iets anders betekenen. Ik probeer met de foto een transformatie te creëren, zodanig dat het beeld meerdere betekenissen, meer lagen krijgt. Zo laat het beeld ook meer interpretaties toe. Het zwarte venster is ook weer een kader binnen een kader.
Het gaat over de fotografie zelf, over het zich spiegelen in de wereld rondom en tegelijkertijd over het duistere, het mysterie, het onvatbare. De dag en de nacht zit bijna letterlijk in deze foto. Het is belangrijk dat je de foto op een groot formaat ziet. De foto is gekaderd in een plexi dat een spiegelend oppervlak heeft. De toeschouwer ziet zichzelf erin, en hij kan er mij ook in zien. Op een klein formaat is dat niet te zien.



Deze foto komt uit een reeks die ik achteraf Rooilijn heb genoemd.

Vanwaar de titel Rooilijn?


KB: Dat is een term uit de stedenbouwkunde. Volgens de wet mag je niet voorbij de rooilijn bouwen. Mijn werk heeft vaak te maken met controle en afbakening. De rooilijn is de scheiding tussen het publieke en het private gedeelte, tussen binnen en buiten. Deze foto toont een ruimte, die je, op de foto althans, een vrij opgesloten gevoel kan geven. Als toeschouwer kun je als het ware niet uit de foto stappen, er zijn geen uitwegen. Ook de mensen die in dat huis wonen, lijken er niet uit te kunnen. Hierdoor krijgt het beeld een bepaalde psychologische geladenheid.



Dit is één van de eerste foto’s die ik gemaakt heb in een dierentuin. Je ziet dat de rotsen fake zijn. Ik kies mijn plaatsen dan ook heel intuïtief. Achteraf heb ik nog veel foto’s gemaakt in een artificiële natuuromgeving. Ik vond dat ik daarmee iets essentieels vertelde over de fotografie. Fotografie is eigenlijk maar een reproductie van iets dat zich in het leven bevond. Door ook nog eens artificiële, geconstrueerde dingen te fotograferen krijg je iets verdubbelends. Het zegt iets over de onmogelijkheid of de onmacht om iets echt af te beelden

Op de foto staat ook een trapje. Dat is een architecturaal element dat wel vaker voorkomt in mijn foto’s.



Als je een tijdje naar deze foto kijkt, zie je dat het een verblijfplaats is van een dier in de zoo. Het dier is zelf niet aanwezig. De foto gaat voor mij over de relatie tussen de fotografie en de schilderkunst. Er zit een verlangen naar de schilderkunst in mijn foto’s, denk ik. Ik uit dat door beschilderde oppervlaktes te fotograferen. De muurschildering op deze foto is helemaal niet bedoeld als kunstwerk, maar misschien wordt het op de foto er wel een.



Hier zie je een landschap met rotsen, water en een geschilderde berg op de achtergrond. Het gaat opnieuw over de afwezigheid: de afwezigheid van de wilde natuur of het echte landschap. Dit is een namaaklandschap waarmee we genoegen nemen. Belangrijk vond ik ook de zwarte reflecterende waterspiegel vooraan. Dit soort installaties roepen bij mij de vraag op in hoeverre de gehele kunst niet steeds een reproductie is van vroegere dingen, steeds opnieuw, totdat er iets volledig hol en leeg ontstaat, dat van alle leven ontdaan is. Dit is bijna een landschap van de dood.



Op deze foto zie je stenen: echte stenen, een gebouw met een nieuwe gevel die herinnert aan een oude bouwstijl en een poort met geschilderde stenen. De foto of het gebouw op zich moet een illusie opwekken. We worden eigenlijk beetgenomen, we worden verondersteld te denken dat die poort uit echte stenen bestaat. Deze foto gaat dan ook over de fotografie zelf: een foto is eigenlijk maar een illusie van de werkelijkheid. We zijn er zo mee vertrouwd waardoor we denken dat het echt zo is, maar het is een constructie, een toverplaatje waardoor we ons laten beetnemen. De foto is genomen in een pretpark. Er zit ook humor in.



Op deze foto zie je een lege kooi. Voor mij is dat een sterk metafoor voor wat een foto eigenlijk is: een kijkkastje. Een kader rond iets wat er was. In het begin waren mijn foto’s met een heel neutraal licht getrokken waardoor ze er heel plat en grafisch uitzagen. Naar verloop van tijd ben ik meer op het licht beginnen letten. Ik kan echt wel getroffen worden door het licht. Het is natuurlijk een reuzencliché, maar fotograferen is schilderen met licht. (lacht)



Dit is een foto van lege toonkasten. Ik heb deze foto gemaakt nadat ik al heel wat foto’s gemaakt had in musea. Dit is een beeld dat veel andere beelden samenvat. Ik vind het zelf enorm intrigerend. Het gaat over de afwezigheid van het getoonde. Het heeft iets met het verleden te maken, want het getoonde is weg. Ik heb met deze reeks foto’s de fotografie op de proef willen stellen: Ik heb ze onderzocht en ze ook bijna ontkend. Ik heb tijdloze beelden willen maken, autonome beelden, wat een verschrikkelijk moeilijke evenwichtsoefening was, want fotografie is zo concreet en heeft altijd een context. Fotografie heeft veel te maken met herinnering en herkenning. Het is eigenlijk een prachtig medium om het verleden vast te houden. at Eerst heb ik dat willen ontkennen maar nu begin ik dat ten volle te ontdekken. Ik denk dat ik nu een échte fotograaf aan het worden ben.

De tiende foto die ik hier wou tonen, bestaat nog niet en kan ik hier dus niet tonen. Alles is nog open. Ik ben zelf benieuwd hoe het verder gaat.

Slotnote


Ik denk dat mijn foto's een verlangen om kunst te zijn uitdragen. De dingen op mijn foto’s zien er soms uit als schilderijen of als kunstinstallaties. Ik ben er nog niet aan uit of een foto wel een kunstwerk kan zijn. Maar in mijn foto’s zit wel dat verlangen.

Praktisch

Zicht is een maandelijkse e-nieuwsbrief die ik rondstuur met een foto waarover ik tevreden ben. Ik schrijf daar een paar zinnen bij en zoek beelden die er op een associatieve manier een verband mee aangaan. Kunstwerken bijvoorbeeld, maar ook stripverhalen of filmbeelden die iets met de foto te maken hebben. In Zicht staat ook een overzicht van mijn tentoonstellingen en publicaties.

Wat is Ansicht?

Ansicht is een blog waarop ik elke dag een postkaart post. Waarom? Het is een onderzoek naar clichés en stereotypen in de fotografie. Het verwondert mij hoe toeristische plaatsen altijd op dezelfde manier worden weergegeven. Het heeft te maken met de herkenning en herinnering van beelden die ons zekerheid geven. Dat onderzoek ik door postkaarten van vroeger en nu met elkaar te vergelijken. Ik kies ook altijd voor postkaarten van plaatsen, omdat ik mij daarbij betrokken voel. Nu staat er een reeks postkaarten van Japanse tuinen op. Het lijken wel schilderijen, erg mooi. De reeks heeft te maken met mijn fototentoonstelling ‘View in a Japanese garden“ in croxhapox. Dat zijn foto’s die ik in opdracht in Japan gemaakt heb. Ik heb er speciaal voor deze expo ook een nieuw boekje over gemaakt. Met die foto’s wou ik iets anders tonen dan de clichés die we over Japan in ons hoofd hebben. En tegelijkertijd ontsnap je daar niet aan. Door enkel de decors te tonen, hoop ik een andere realiteit te tonen dan diegene die we gewoon zijn te zien op foto’s.

Dank je voor je beeld en tekst Karin!

Hilde van Canneyt,Copyright 2009. Met dank aan croxhapox.

http://www.karinborghouts.be/

ZICHT:
http://karinborghouts.wordpress.com/

ANSICHT:
http://karinborghouts.blogspot.com/

Karin Borghouts stelt tentoon:

Croxhapox, Lucas Munichstraat 76-82, Gent
29 november – 20 december 2009
opening 28 november 18 uur
open do-zon 14-18 uur
Er is tegelijkertijd ook werk te zien van Yoshimasa Matsumoto, Jerry Galle en het TVF art archive.
http://www.croxhapox.org/

Bibliotheek voor Kunstwetenschappen, Universiteit Gent (de Boekentoren)
2 oktober – 27 november 2009
open werkdagen 9-12 en 13-17 u
Er is een ontmoeting op vrijdag 27 november 15-17 uur met
Benn Deceuninck, bibliothecaris en fotograaf
Kristel Wautier, conservator Museum van de Geschiedenis van de Wetenschappen
Karin Borghouts, fotokunstenaar
http://www.kunstbib.ugent.be/

ELIMART
21 november 2009 – 28 maart 2010
Elim, psychotherapeutisch centrum
Jagersdreef 100
2950 Kapellen
zaterdag, zon- en feestdagen 14-17 uur
http://www.elim.be/

Interview met Lucas Devriendt


Gent, 8 november 2009.

"Schilderkunst is niet te ontcijferen en daarom blijft het ook boeien". Deze gevleugelde woorden komen uit de mond van kunstschilder pur sang Lucas Devriendt (°1955), die zijn schilderspenseel voor niks of niemand ter wereld wil inruilen. Liefde voor het schildersvak, liefde voor de kunst…








 


Hilde Van Canneyt: Dit schilderij gebruik je als beeld op de uitnodiging van je expo. Is het beeld representatief voor je gehele werk?
Lucas Devriendt: Ik ben in 2004 aan dit werk begonnen na een ontmoeting met danser Vincent Dunoyer. Ik had hem in mijn atelier uitgenodigd voor een gesprek en om polaroids van hem te nemen. Maar er wrong iets, er waren nogal veel stiltes tussen ons, ik denk dat we teveel op elkaar lijken. Ik nam foto’s van hem in bloot bovenlijf, maar dat leek me te naakt. Een man in bloot bovenlijf roept enerzijds allerlei connotaties op, maar anderzijds geen enkel, het is te direct. Je kan dat niet vergelijken met het cliché vrouwelijk naaktmodel. Op een bepaald moment vroeg ik hem: “Is er een schilder die jou aanspreekt?” Waarop hij onmiddellijk antwoordde: "Zurbaran". Zurbaran schildert zijn monniken meestal in het halfduister, alsof ze in een soort cel zitten. Enfin, toen hij op een gegeven moment zijn hoody op zijn hoofd als kapstok gebruikte, heb ik die kap voor zijn hoofd gehangen, en voilà, een straf beeld was geboren. Uiteindelijk neem ik hem als danser zijn zicht weg, en als portrettist neem ik hem zijn gezicht weg, waardoor we beiden ons (ge)zicht verliezen. Het toeval wilde dat, op het moment dat ik het schilderij in Kortrijk wilde tentoonstellen, toen net de eerste foto's van de Abu Ghraib gevangenis in Irak verschenen. Het nieuwe beeld dat ik had, was opeens verbrand. Ik heb er nog met Philippe Vandenberg over gepraat, en hij zei: "Als een beeld verbrand is, kan je daar niks aan doen en moet je wachten, maar in de meeste gevallen gaat dat wachten nooit over..."

Maar nu voel je dat het wachten over is…
LD: Ik heb het gevoel dat dit beeld niet meer zo beladen is en die link nu niet meer spontaan gemaakt wordt.

Het is een sterk beeld op zich, maar wat wil je ermee vertellen?
LD: Het is aan de toeschouwer om dat beeld in te vullen. Ik heb het op ware grootte geschilderd, zodat je ermee in conversatie kan treden. Je stelt je als toeschouwer ook vragen. Hoort hij mij? Ziet hij mij? Je ziet ook een persoon die heel breekbaar en kwetsbaar is. Door het gezicht weg te nemen, neem ik ook het schilderij weg. Die tesa tape lijn heb ik er later aan toegevoegd, omdat dansers ook met tesa tape hun danslijnen bepalen. Het feit dat ik dit doek niet opgespannen op mijn expo zal hangen, is een idee van de danser. Doordat het niet opgespannen is, voelt hij zich ook niet gevangen of opgesloten.












 

Toon je nog andere portretten op je expo?
LD: Misschien het portret Lore. Ik zag haar in een fanfare spelen en ik was onmiddellijk gefascineerd door dat beeld. Ik wou haar in mijn schilderij als een hedendaagse engel uitbeelden. Ze heeft een gezicht dat zowel mannelijkheid als vrouwelijkheid uitstraalt. Ik heb haar gefilmd en daaruit heb ik één beeld gekozen. Op dit beeld blaast ze één noot, een do, in één ademstoot, als een sirene. Ik heb me echt kapot gewerkt aan dat schilderij. Ik verwijs ermee naar De fluitspeler van Manet, maar ik heb de beweging tegenovergesteld afgebeeld. In de One Twenty Gallery van Tatiana Pieters in Gent, heb je voor de eerste keer schilderijen met projecties erop tentoongesteld.

Ben je dat nu ook van plan?
LD: Ik zou op dit schilderij geen film projecteren, maar wel ernaast een monitor met beeld plaatsen, waar ze haar instrument uit haar zak neemt en op haar sax begint te blazen.

Je vindt het blijkbaar belangrijk dat de kijker een link legt tussen het geschilderde doek en het bewegend beeld?
LD: Met die projecties wil ik tonen dat ik niks gefantaseerd heb. De kijker kan het verhaal reconstrueren en herbeleven zoals ook ik het beleefd heb. Ik wil daarmee aantonen dat een schilderij ook een realiteit kan zijn in plaats van een fantasie. Want de werkelijkheid op zich is al fantasierijk genoeg. Doordat je de realiteit schildert, verzamel je bewijsstukken dat je werk uit je leven komt.

Waarom wil je je verhaal dan per se schilderen? Omdat het jouw interpretatie van het echte leven is?
LD: Elke toets die je op een doek zet, gaat door je lichaam. Het is een vertraging. Bij een schilderij vertraag je het kijken, wat het interessanter maakt dan een foto. Een foto is mij te direct. Mijn schilderijen zijn dan ook geen momentopnames: ik hercreëer een moment door bijvoorbeeld van verschillende polaroids één beeld te maken.

Wat wil je met dit beeld losmaken bij de kijker?
LD: Dit schilderij is bedoeld als tegenhanger van een zonsondergang. Midden in het doek, in de holte van de saxofoon, zie je een zwarte bol. Die bol refereert naar het Melkmeisje van Vermeer, waar je vanuit het zwarte gat van de melkkan, melk ziet vloeien op dat melkmeisje.















Je schildert ook landschappen.
LD: Ik schilder graag de geijkte thema’s: figuren, portretten, interieurs, landschappen en stillevens. Toen ik eens op de bus stond te wachten, voelde ik mezelf omkijken naar de zonsondergang op het landschap, terwijl de andere wachtenden naar de straatkant bleven kijken en het landschap achter zich lieten. De meeste mensen kíjken gewoon niet naar de schoonheid rondom zich. Wat ik plezierig vind aan dit schilderijtje is de zon in het midden, de typische Vlaamse betonnen muur en het storend element: de bushalte. Doordat de bus vertrekt, krijg je een tijdsindicatie in het schilderij. Ik hou er wel van om een soort vertraging van het moment te tonen in mijn schilderijen. Ik steel heel even de tijd van de mensen. En doordat mijn schilderijen zo groot zijn, lijken het ruimtes in de ruimte. Er is daar een realiteit.

Je hebt ze ooit ‘de portretten van de schilderkunst zelf’ genoemd.
LD: Doordat ik veel clichés schilder, maak ik nog eens een portret van dat cliché. Het cliché nóg eens schilderen, is eigenlijk je eigen graf delven als schilder.

De kijker moet natuurlijk doorhebben dat je zo’n cliché als het ware naschildert. Voor iemand die je werk niet kent, is dat niet altijd even duidelijk.
LD: Inderdaad, daarom steek ik altijd een aantal aanwijzingen in mijn werk, maar om deze te zien moet je goed kijken. Trouwens, clichés zijn één van de mooiste dingen die er zijn. Een zonsondergang blijft gewoon mooi. Maar in die mooie lucht schilder ik dan bijvoorbeeld heel bewust strepen van vliegtuigen die passeren.

Je zei ooit: "Verf is een middel om een beeld te transporteren, ik ben niet geïnteresseerd in de materie van verf."
LD: Ik wil niet flauw doen met verf, niet ‘showen’ met mijn verf.

Kan je een voorbeeld geven van wie ‘flauw’ doet met verf?
LD: Het is misschien een foute uitspraak… alhoewel. We hebben het te veel meegemaakt dat schilders zeiden: "Kijk, het is verf." Alsof alleen de huid, de verflaag van het schilderij van belang was. In 1900 hadden we het ontkennen van de verf omwille van het reële beeld. Nadien werd dat omgedraaid, met gevolg dat je alleen nog verf zag.

Zoals Karel Appel bijvoorbeeld?
LD: Inderdaad, al is het wel mooi gedaan. Ik vind de werkelijkheid van het beeld van het schilderij, de diepte, de illusie, onwaarschijnlijk belangrijk. Als je mijn schilderijen van ver bekijkt, denk je dat het haast fotorealistisch is. Maar wanneer je mijn schilderijen van dichterbij bekijkt, zie je dat ze met grote verfstreken geschilderd zijn. Je ziet dat het een illusie is. Sowieso moet je als schilder blijven tonen dat het verf is.
Ik creëer in mijn werk een soort intieme ruimte waar je als het ware privaat staat bij het object dat geschilderd is. En ik wil dat de kijker ook in dezelfde ruimte staat als het object. De appelboom staat symbool voor Adam en Eva en voor het begin van de wijsheid. Dat vind ik niet onbelangrijk. Maar er is niks van de boom geplukt, dus het is een soort kritisch beeld ervan… Anderzijds is het een heel mooi, poëtisch beeld. Ik heb het getekend, er polaroids van gemaakt, gefilmd met bladeren, zonder bladeren, in verschillende seizoenen… Ik ga het schilderij presenteren met een film die ik erop projecteer en waarop je de bladeren op ziet bewegen.

Het valt me op dat jouw werk ook gewoon mooi poëtisch genoemd mag worden.
LD: Absoluut. Voor mij moet de kijker niet speciaal diepgang in mijn werk zoeken.

Hoe ga je om met de kunstcritici die het daar moeilijk mee hebben?
LD: Die vroegen mij: “Waar is de afstand, Lucas?”. Ze willen altijd de kritische reflectieve afstand. Dat zit er bij mij wel allemaal in, maar daarom hoef ik er nog niet mee uit te pakken.

Wat zeg je wanneer men je vraagt wat je met je werk wil vertellen?
LD: We weten zóveel, we maken zóveel, maar uiteindelijk is het enige wat we doen plukken en benutten. Zoals iemand boeken leest, lees ik beelden. Als ik een stilleven van Van Gogh zie met boeken op een tafel, dan wil hij in feite daar iets mee zeggen over zichzelf en over zijn leven.

Maar bij de hedendaagse kunst ligt de nadruk toch meer op inhoud en concept?
LD: Dat zit ook in mijn schilderijen, maar ik exploreer dat niet. Als ik naar een kruisafname van Rubens of een Maria van Van Der Goes kijk, dan ben ik mee. Punt. Dan is het alsof ik daar ook ben. Dat was toen de bedoeling. Ik schilder ook nog altijd om de mensen een verhaal te vertellen. Maar ik hou evenzeer van de schilderijen van Michaël Borremans en Luc Tuymans, waar er heel bewust een kantje af is. Dat is ook nodig is om hún verhaal in hun taal te vertellen. Dat houdt de schilderkunst hedendaags en levendig. Maar dat belet me niet om zelf met een meer cynische of ironische kwinkslag te schilderen.

Je zei ooit dat je schilderkunst uit zichzelf wil laten spreken.
LD: De schilderkunst zit op dit moment zeer gevangen in zijn eigen medium. Van mij mag je vergeten dat het een schilderij is. Het mag werkelijkheid worden. Ik schilder figuratieve naïeve schilderijen naar de werkelijkheid.













 

Hoe ben je tot het schilderij met dat zwart plastic ‘doek-alike’ gekomen?
LD: Eerst diende dat plastic doek als achtergrond voor mijn modellen, om diepte te creëren. Maar tijdens het schilderen begon dat plastic me meer en meer te fascineren om te schilderen en kreeg ik een heel interessant beeld op zich. Dus liet ik het model weg.

Zo’n doek refereert ook naar de kunstgeschiedenis.
LD: Inderdaad. Naar Veronica, het eerste geschilderde schilderij. Veronica was diegene die Christus een doek aanbood, toen hij de kruisweg liep. Ze is ook de patroonheilige van de fotografie. In het woord Veronica zit vero en ica: ‘echte icoon’. Zwart plastic is een modern materiaal dat werkt als een zwarte spiegel. Ik heb dat plastic gefilmd, zowel met het licht aan als uit. Dat leverde heel interessante beelden op. De horizontale plooien die erin zitten, heb ik er bewust in geschilderd om een soort illusie te ontwijken en het beeld te relativeren. Ik vond dat enorm belangrijk.

Wat wil je met dit plastic doek bij je publiek doen ontwaren?
LD: Het is dubbel, het refereert naar het zwarte vierkant van Malevich en de zwarte schilderijen van wijlen Philippe Vandenbergh. Ook naar Het laatste landschap, een tekening van Thierry Decordier. Voor veel schilders is het zwarte vierkant een soort alles en een soort niets.

Je wilt de schilderkunstige traditie omdraaien om de werkelijkheid te pakken te krijgen, las ik ergens.
LD: Inderdaad. En wat plezierig is: Je schildert eigenlijk zwart, maar je moet ook het meest ongelooflijke wit schilderen. Je ziet dat het zwart is, maar er zit bijna evenveel wit in en toch zeg je dat het zwart is. Het wit dat op dat zwart ligt, geeft puur licht weer. De essentie is licht en het schilderij zelf leeft door zijn licht. Door de breking van het licht maakt men het beeld. Bij de opbouw van een schilderij ervaar je dat het licht ontstaat door dat licht. Er zit natuurlijk iets over het schilderen zelf in mijn werk. Je kan natuurlijk ook kijken: Verbergt het iets? Ligt er iets achter? Maar nee, er ligt iets voor.

Je kan het terug als een wachten zien.
LD: Ja, en uiteindelijk wil ik door dat wachten dat de kijker nadenkt over zichzelf, dat mijn beelden als een spiegel werken. Ik creëer een ruimte die de toeschouwer kan binnengaan, als een platform dat ik aanbied. Dat plastic doek heeft ook iets bedreigends omdat het niet zo’n aantrekkelijk materiaal is, maar wel fascinerend werkt.

Ben je ervan overtuigd dat een schilderij ons kan veranderen?
LD: Ik denk dat elk kunstwerk invloed heeft op de manier waarop we naar de wereld kijken en hoe we die ervaren. We kunnen niet zeggen dat het niks uitmaakt; zelfs een fruitvlieg maakt het verschil. Trouwens, het verschil bestaat er al in dat ik ook besta op die wereld.

Welke schilders inspireren je het meest?
LD: Ik ben een enorme Velasques en Manet fan. Vooral Manet was er zich over alle jaren heen het meest bewust van wat schilderen was. Mijn twee all-time-favorites zijn Las Mininas van Velasques en Le déjeuner sur l’ herbe van Manet. Daar zit àlles in.

Is dat dan ook de reden dat je op de klassieke manier schildert en meestal klassieke thema’s aanhaalt?
LD: Misschien. Maar ik heb ook abstracte schilderijen gemaakt.











Wanneer voel je dat je nood hebt om een abstract werk maken?
LD: Bij abstract schilderen heb je altijd iets repetitief en ritmisch. Voor mij is dat zoals praten of zoals je vroeger straf schreef en telkens dezelfde zinnen moest herhalen, als in een soort trance. Ik zie het als een reiniging. Dat vind je bijvoorbeeld ook in de ambient muziek terug. Als ik een abstract werk maak, zie ik dat als een ritueel, als een soort ‘weg zijn’. Even alles vergeten. Visueel is er niet direct een connotatie met mijn figuratief werk, maar wel in de manier waarop ik ermee wil omgaan. Maar ze mogen niet té ernstig zijn, want ik wil er geen boodschap in meegeven.

Hoe ziet jou ideale werkdag eruit? Opstaan en naar je atelier gaan?
LD: Ja! En hoe meer ik aan verschillende schilderijen begin te werken, hoe meer ik op gang kom. Soms is het gevaarlijk om té veel in één werk te willen steken, want dan geraak je er mentaal niet meer uit. Daarom is het ook ideaal abstracte schilderijen te maken, je vindt er als het ware je eigen bioritme in terug. Je schildert al een jaar of dertig schilderijen bijeen.

Wat hebben die duizenden uren schilderen je geleerd? Wat zou je niet ontdekt hebben in het leven als je niet had geschilderd?
LD: Dat is een mooie vraag, maar niet zo eenvoudig. Misschien is de belangrijkste les die ik eruit geleerd heb, wel een soort bescheidenheid. Schilderen heeft met hybris te maken, met overmoed: “Ik ga dat hier eens schilderen.” Dat is voortdurend de waarheid of werkelijkheid in pacht willen hebben. Schilderen heeft bijna iets blasfemisch, zo van: “Wat beeldt dienen artiest hem hier in?”

Je schildert om iemand te zijn?
LD: Gedeeltelijk. Ik wou al van jongs af schilder te zijn. Je maakt van ‘het kijken’ je beroep en je wilt tonen wat je gezien hebt, wat je ervaart en voelt in het zien. Dat gaat allemaal samen. Ik vind schilder zijn het mooiste beroep ter wereld. Hoewel het wel eenzaam is, in tegenstelling tot muziek of film waar je meestal met meer mensen samenwerkt. Bij schilderen begin je ook van niets; je gebruikt je oog, je arm, je hand, het is ook de meest eenvoudige motoriek. Een penseel is ook het kortste en eenvoudigste werkstuk dat er bestaat. Elke beweging die je maakt is de meest perfecte vorm van hoe je een gevoel zichtbaar maakt. Bij het schilderen speelt alles een rol, van wat je gegeten hebt tot hoe je je voelt. Het is logisch dat mensen gek zijn op schilderen, want het registreert alles dat mentaal en lichamelijk door je heen gaat. Als je schilderijen van Van Gogh ziet, weet je op de meest onwaarschijnlijke manier hoe een brein werkt. Dat zijn de beste bewijsstukken daarvan. Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef hoe onwaarschijnlijk en onvoorwaardelijk de mystiek en het geheim van het schilderen zijn. Zelfs de meest nuchtere mens die over schilderen begint te spreken komt soms woorden tekort om precies uit te leggen wat er daar precies aan de hand is in of op dat schilderij. Schilderkunst is niet te ontcijferen en daarom blijft het ook boeien. Iemand die kiest voor de schilderkunst, maakt het zichzelf niet gemakkelijk. Drie uren feedback op een vernissage doen die honderden solitude uren niet vergeten.

Had je, toen je begon, het romantische idee van ‘de schilder’ voor ogen?
LD: Voor een stuk wel. Maar in mijn humaniora wist ik nog niet dat je schilderkunst kon gaan studeren. Een schilderij, dat was iets ‘dat al was gedaan’. Ik zag alleen maar schilderijen in reproducties

Heb je het gevoel dat schilderkunst je tot het laatste moment zal voortstuwen, omdat het een eeuwig mysterie blijft?
LD: Ah ja! Het klinkt misschien clichématig, maar ik heb het gevoel dat alles nog moet beginnen.

Dan schilder je nog meer voor jezelf dan om op een podium te staan?
LD: Ik kan laten zien waarmee ik bezig ben. Met mijn schilderijen kan ik tonen dat een zonsondergang fantastisch is om naar te kijken. Als ik erin slaag via een hedendaags schilderij daarin te bemiddelen, ben ik een gelukkig man. Maar uiteindelijk schilder ik voor mezelf. Als ik negentig jaar ben, lijkt het me fijn eens alle schilderijen naast elkaar te leggen en dan ben ik er zeker van dat het ene schilderij een antwoord op het andere zal zijn en dat ik bewust het ene na het ander gemaakt heb. Ik vermoed dat er een soort gedachtenwereld zou ontstaan waar ik zelfs zou kunnen in rondlopen, waar de tijd niet meer bestaat en dat ik in één oogopslag zou kunnen zien wat mijn leven was.

Sowieso lijkt schilderen me voor jou een handeling die zich opdringt, niet iets dat je zelf kiest.
Is het ook om de chaos in je hoofd te laten verdwijnen?
LD: Het is geen therapie, daar ben ik zeker van.

Hoe wil je later herinnerd worden?
LD: Via mijn schilderijen, want zo komen ze toch terecht bij de mens. Je kan exact via mijn schilderijen reconstrueren wie ik was en wat ik gedaan heb in mijn leven. Ik communiceer via mijn schilderijen. Als Luc Tuymans zegt: “Je moet praten”, dan heeft hij gelijk, maar je moet vooral praten via je werk.

Ben je tevreden met je carrière? Vind je dat je genoeg erkenning krijgt?
LD: Ik heb het gevoel dat ik pas echt helemaal uit mijn schulp gekropen ben sinds ik bij Tatjana Pieters van de Onetwenty Gallery zit. Ik was op den duur zo gewoon op mezelf te werken, mijn werken op te stapelen en af en toe iets te verkopen. Ik heb schilderen nooit aan commercie gelinkt. Een schilderij bestaat alleen maar als het getoond en gekocht wordt. Zo schrijf je eerst liedjes om je vriendin te verleiden, maar als veel mensen zich daarin beginnen te herkennen, begint dat lied een eigen realiteit te leven. Zo wil ik ook mijn beelden laten ontsnappen uit mijn handen. Je kan wel zeggen: "Alles is al gedaan, maar ik wil het ook wel zelf doen."
Er zijn momenten geweest dat ik dacht: "Mijn carrière is mislukt". Maar nu denk ik: "Het zit goed." Pas nu, op mijn vierenvijftigste, heb ik het gevoel dat ik een soort niveau begin te bereiken van: "Het is ok eigenlijk." Ik ben een laatbloeier, ik ben gerijpt zoals een goede wijn (lacht).

Rijp maar goed verder Lucas!

Hilde Van Canneyt. Copyright 2009. Met dank aan croxhapox.

www.galerievandeweghe.be
www.onetwenty.be

Lucas Devriendt stelt tentoon tot 21 november in Galerie Van De Weghe, Museumstraat 4 te Antwerpen. Open van woe tot za van 14u tot 18u.

Interview met Karen Vermeren








Gent, 14 juni 2009.

Ik ontmoet Karen Vermeren (19  ) in het kunstencentrum croxhapox, waar ze haar schilderijen tentoonstelt. Wat me onmiddellijk opvalt aan haar werk is het gebruik van grote kleurvlakken die onmiddellijk de aandacht trekken door hun kleurintensiteit en de opmerkelijke compositie van lijnen en vlakken.







Karen, je eerste werk doet me denken aan een groot aquarium in de zoo.

Karen Vermeren: Je bent de eerste die me dit zegt.
erspectieflijnen met opzet zo extreem afgetekend?
K.V.:
Inderdaad, de ruimte in dit werk is eigenlijk deze tentoonstellingsruimte, Croxhapox, zelf. Ik heb foto’s van deze ruimte genomen en die foto’s als basis voor mijn schild
erijen gebruikt. Niet iedereen ziet dit en dat is ook niet nodig. Ik heb de lijnen ook enorm geabstraheerd. Doordat ik dat zo verwerk met mijn beeld van het landschap en door mijn materiaalgebruik, maken de mensen die link niet. Voor mij was het belangrijk de ruimte te gebruiken als vertrekpunt omdat ik eigenlijk op de muren wou schilderen. Hier was dit niet mogelijk. Ik heb dan dit gegeven omgedraaid en de ruimte eigenlijk meegenomen naar mijn atelier, alsof ik een muurschildering zou maken, maar dan op doek. Het is een dal met water, rotsen en keien die overal verspreid liggen. Ik heb me al een tijdje verdiept in aardverschuivingen, de platentektoniek genoemd. Wat brengt dat teweeg aan de oppervlakte? In Ourika duwen de Europese en Afrikaanse aardkorst tegen elkaar. Zo ontstaan er bergen en dalen. Dit komt ondermeer door de gletsjers die daar geweest zijn. Wat daaronder vrijkomt zijn de ‘u-dalen’ of door stromen van water krijgen we ‘v-dalen’. Het fascineert me enorm wat we dan te zien krijgen, evenals de transformaties doorheen de tijd. Daarom niet wat we altijd zien, maar we zien wel de overblijfselen en de resten, datgene wat eigenlijk nog altijd aan het verschuiven is en dat probeer ik ook in beeld te brengen.
Is het je bedoeling een fossilisatieproces weer te geven?
K.V.: Nee, echt de lagen van de aarde die verschuiven wil ik weergeven. Dat gaat heel traag, tenzij door aardbevingen, waardoor die dan sneller verschuiven. Ik ond
erzoek dat gegeven via mijn materialen.



Het lijkt wel of je het schilderij kan binnenwandelen. Heb je die p




Er gaat enorm veel dynamiek uit van dit werk. Er lijkt vanalles te gebeuren. Tegelijk is het niet geheel uit te maken of dit werk nu figuratief dan wel abstract is. Wat wil je de kijker vertellen met dit schilderij?

K.V.: Het is een plaats ‘Ourika’, dicht bij Marrakesh in Marokko.






Hoe doe je dat?




K.V.: Ik weet niet of je het ziet, maar ik gebruik dus allerhande tape. Daarop heb ik gewerkt met medium en soms sterk verdunde acryl, zodanig dat alles in elkaar geklit zit. Het is heel fascinerend hoe materialen in de schilderkunst ook tal van botsingen teweeg brengen of net heel goed samengaan. Je zou kunnen stellen dat de grondstoffen in de geologie ook zo werken. Die relatie vind ik heel fascinerend. Het plakken van tape - en dan weer wegnemen - lijkt als stenen die op elkaar gestapeld worden en dan weer van elkaar rollen. Ik probeer de natuurfenomenen die in Ourika gebeuren effectief te verbeelden met mijn manier van schilderen.
K.V.: Het is een dialoog, verhaal en resultaat zijn verweven met elkaar. Vooraf weet ik niet wat er gaat komen. Ik heb nooit een idee hoe mijn beeld er zal uitzien. Ik ken alleen mijn uitgangspunt: de plaats Ourika. Als ik dan naar deze ruimte in Croxhapox kijk, heb ik het gevoel dat die plaats ook hier zou kunnen ontstaan. Als je kijkt naar de grond en het plafond zie je hier natuurlijke fenomenen ontstaan die me bij wijze van spreken doen voelen dat hier elk moment een aardverschuiving zou kunnen plaatsvinden.
Die dialoog met deze ruimte vond ik dan ook heel belangrijk en wou ik benadrukken. Ik heb ook het gevoel dat wij mensen nood hebben aan structuur en die architectuur hier geeft ook structuur aan mijn schilderijen.
Omdat je die strakke lijnen niet tegenkomt in de natuur?
K.V.: Juist, daarom dat ik die tegenover de g
rillige lijnen van de natuur zet, om die natuur beter te kunnen plaatsen.
Vroeger werkte je zonder die structuur en had je inderdaad meer het gevoel van never-ending-schilderijen. Ben je daar bewust van afgestapt?


Wat is dan belangrijker voor jou, het verhaal of het resultaat? Want het esthetische in jouw schilderijen lijkt me heel belangrijk.










K.V.: Inderdaad. Dat is zo’n beetje de evolutie van de laatste jaren. Eerst gebruikte ik tape als structuurlijnen, om vat te krijgen op die oneindigheid van organische natuur die maar blijft kronkelen en zich chaotisch blijft uitbreiden. Daarna begon ik op muren te schilderen. Enerzijds gebruiken wij muren als afgrenzing van ruimtes, anderzijds doorbreken muurschilderingen die grens juist weer. De dialoog tussen het organisch oneindige en het afgrenzen wou ik ook tonen in het schilderij.








Je tweede werk heeft hetzelfde formaat als het eerste werk. Was dat een bewuste keuze?

K.V.:
Die twee zijn niet als koppel bedoeld, ik zie meer de
zes schilderijen als geheel. Maar ik heb wel de neiging te schilderen op ongeveer 1 bij 1,5 meter. Ik voel mij er best in thuis.enwandelen, maar hier nog tegengehouden wordt door een glazen wand. Het is alsof je naar iets kijkt in een museum. Het is heel apart, gewaagd ook met dat bruin en vale grijs. Het zou kunnen slordig en kliederig zijn, maar het schilderij stààt er. Je voelt dat er ook hier een verhaal achter schuilgaat.
K.V.:
Ja, alleen wou ik nu meer bergen voorstellen. Door he



Ook bij dit werk lijkt het alsof je het schilderij kan binn


t licht dat van boven komt, word je in het schilderij gezogen. Ik wou ook weer de dialoog met deze ruimte aangaan. Die palen die je hier in croxhapox ziet, zie je in heel veel werken terug. Veel mensen zeiden me op de opening dat die werken hier ‘pasten’, dat ze hetzelfde ruimtegevoel ‘voelden’, maar ze zagen niet onmiddellijk dat ik effectief deze ruimte als basis gebruikt had.










Het derde werk lijkt op het eerste gezicht ook het meest imposante, zowel door de grootte, 2 bij 2,5 meter, als door de overheersende rode kleur.

Het doet me wat aan Dali denken, het lijkt wat surrealistisch. Een soort storm van bloed die op je afkomt, al voel je geen aanwezigheid van
mensen in dat bloedbad. Waaruit ben je vertrokken bij dit werk?



K.V.: In Ourika is er heel veel rood zand aanwezig. De warmte die d
at uitstraalt vind ik heel belangrijk. Door aardverschuivingen ontstaat er heel veel wrijving en zodoende ook warmte. Met mijn kleurgebruik wil ik heel vaak temperaturen uitbeelden. Ik weet ook dat kleuren erg de gevoelens aanspreken en dit rood dus aanspreekt vanwege de hevigheid en de passie. Ikzelf ga wel die kleuren niet gebruiken omdat ik me op een bepaalde manier ‘rood’ voel, het is meer omdat die een bepaalde functie hebben, fysische eigenschappen symboliseren.


Heb je een bedoeling voor de kijker als je dit werk in een rode kleur aanzet?

K.V.: Heel zeker. Het is heel bewust dat ik rood gebruik. Vroeger niet, toen gebruikte ik echt de kleur die me op dat moment nabij lag, nu is dat veel bewuster.



Hoe ben je aan dit werk begonnen?


K.V.: Eerst heb ik een schets gemaakt van die ruimte, die ik in tape heb aangezet. Ik wou een soort hoek van de kamer belichten – de rechterkant wat smaller – zodanig dat je een soort spanning krijgt van een derde dimensie. Dan wou ik de warmte van Ourika weergeven met dat rood en daartegenover heb ik het gebergte geplaatst. Het rood in het midden had ik met heel veel water laten drogen, waardoor daar al een gebergte ontstond. Het ziet er heel beweeglijk uit omdat dit natuurlijke vlekken zijn, ontstaan door verdamping aan de lucht p de grond zoals pakweg Jackson Pollock?


Schilder je ook plat o



K.V.: (lacht) Inderdaad. Omdat ik heel veel water gebruik, moet ik mijn doeken op de grond leggen om geen druipfenomenen te krijgen. Ik kan dat ook weer manipuleren met mijn penseel natuurlijk.


Dit schilderij leek me op het eerste gezicht te druk, zelfs wat slordig op bepaalde plaatsen, maar hoe langer ik ernaar kijk, hoe meer het me aanspreekt. Dat heb

ik bij al je schilderijen, je moet ze echt wel wat ‘ontdekken’. Je raakt ze ook n
iet snel beu, omdat je het verhaal erachter voelt. Ik heb zelfs het gevoel dat er ook een geluid bij je schilderijen hoort.



K.V.: Dat is een fijne gedachte…
Is de afwezigheid van mensen in je schilderijen een bewuste keuze?




K.V.: De mens is op het eerste zicht afwezig. Maar het is zeer menselijk om een structuur ten opzichte van het oneindige of het chaotische te plaatsen. Ten tweede speelt de toeschouwer een belangrijke rol in het werk. Ik wil de toeschouwer zodanig verbinden met mijn schilderijen dat hij in de ruimte van het schilderij zelf staat. Dat is waarschijnlijk de betrachting van veel kunstenaars. In mijn werk is het standpunt heel belangrijk. Nu zijn het platte schilderijen
, maar als ik een hoek van de ruimte schilder, wordt het we
rk telkens anders als je het vanuit een andere ooghoek bekijkt. Ik heb getracht de schilderijen zo te hangen, met witruimte rond de doeken en niet altijd centraal opgesteld, zodanig dat de toeschouwer Croxhapox zelf gaat bekijken. Je ziet van ver ook andere dingen gebeuren dan van dichtbij. begeleidende tekst of uitleg. Is het voor jou belangrijk dat de mensen weten waarover je werk gaat?


Je schilderijen hebben geen titel en er is ook geen



K.V.: Ik denk dat het heel duidelijk is dat dit landschappen zijn die zich vormen in de ruimte. Mijn schilderijen zijn deze keer eerder figuratief. Als je binnenkomt zie je toch dat het een doorkijk is op een soort landschap? Zeker in mijn eerste drie werken, de drie volgende hebben een ander perspectief, waardoor het niet onmiddellijk duidelijk is. Al mijn werken dragen de titel ‘Ourika’. Zelfs al kennen de mensen deze plaats niet, ik wil wel dat het tot de verbeelding spreekt. Of zij daar dan plaatsen in zien die zij ooit
eens bezocht hebben of over gelezen hebben, dat maakt mij niet uit.

Je wil ons doen wegdromen naar andere plaatsen?


K.V.: Dat mag…










In je vierde werk overheerst de blauwe kleur. Het is iets minder ‘into your face’. Het doet me wat denken aan een bowlingbaan. Je moet letterlijk een l
ange weg afleggen voor je het schilderij kan betreden. Je lijkt een soort pad te hebben geschilderd.

K.V.: Het is inderdaad een schuinaanzicht van de vloer.
De vergelijking met een bowlingbaan vind ik heel grappig. Die hoopjes natuur wou ik zo aanzetten dat die ook tot de verbeelding kunnen spreken. Er bestaan echt toeristische rondleidin
gen in de bergen waar de gids je wijst op silhouetten van dieren, trollen, en zo meer. Ik vind het fascinerend hoe wij altijd in gesteente of wolken figuren willen zien.



Vind je het niet erg dat we het figuratieve in je werk zoeken?


K.V.: Ik vind dat menselijk, niet dat ik het daarom wil. Maar het is wel fijn dat men niet gewoon een beetje tape of verf ziet.
Je werken zijn bijna niet meer te vergelijken met die van drie jaar geleden. Toen schilderde je nog bijna zuiver natuur. Hoewel je nu veel fellere kleuren gebruikt, lijken je schilderijen toch rustiger.



K.V.: Ze waren toen ook rustig, maar organischer. Nu zijn ze meer overzichtelijk … Toen wou ik de oneindigheid die de wereld ons biedt, aantonen. Wij zijn zo klein en wij kunnen dat niet bevatten, maar we hebben dat maar te aanvaarden. Ik had toen ook opzoekingswerk gedaan rond oosterse filosofie en me aangesloten bij de idee dat wij die onmetelijkheid kunnen ervaren. Nu plaats ik er de structuur tegenover om die onmetelijkheid meer te kunnen plaatsen. De mens heeft nood aan houvast.

Je wil niet aantonen wie de sterkste is: de mens of de natuur?


K.V.: Nee, ik wil gewoon een standpunt innemen en mezelf ergens op een plaats zetten om een beetje een houvast te hebben.







Dit schilderij lijkt een buitenbeentje, organischer dan je andere werken, iets grafischer ook.


K.V.: Hij is inderdaad een beetje anders, hij is zwaarder van toon, meer gelaagd, en abstracter op het eerste zicht.


Je wordt er niet zo ingezogen als bij je andere werken, het lijkt meer een ‘clash’ van verschillende materialen en technieken. Maar niettemin is je compositie heel ster

k.


K.V.: Het is inderdaad minder diep dan mijn andere schilderijen. Het water komt zowel van boven - zoals een waterval - als van onderuit opgeweld. Ik heb me laten inspireren door deze plaats (wijst naar de zijkant van de muur waar een regenpijp staat) waar water zou kunnen stromen zoals bij Ourika. De witte rechte strook moet dan een houvast geven. Ik wou met die andere lijnen een structuur geven waarbij het water er lijkt aan voorbij te gaan. Die natuurlijke brei die alle kanten wil opgaan en opdroogt door de lucht, lijkt vast te hangen aan een soort raster.











Je laatste werk is een b
lauwgrijs schilderij. De stroken lijken een soort wind waardoor je meegezogen wordt. Esthetisch is het minder uitgewerkt dan je vorige schilderijen, maar er gaat wel enorm veel kracht van uit. Ik vermoed dat je je ook hier hebt laten inspireren door de natuurelementen?


K.V.: Inderdaad, het zijn twee stromen, één die van links komt en
één van rechts. Maar omdat ze anders tegen elkaar zouden botsen, gaan ze een parcours afleggen waardoor de éne onder de andere zou kunnen schuiven, ze wijken af van elkaar en vervolgens worden ze tegengehouden door de structuur in de ruimte. Ook de grijze toon van acryl met water gemengd die zowel op als onder de tape zit, laat alles bewegen. Ik wou ook het gevoel van een wateroppervlakte weergeven. Bij die platen heb je dat ook, doordat ze tegen elkaar botsen, gaan er ook lagen zijn die onder de andere schieten, en andere schieten omhoog. Zo lost de natuur dat op, ze zoekt altijd een uitweg. Ik wou met dat klein stukje oranje een bepaalde spanning creëren ten opzichte van dat blauw. Het zijn complementaire kleuren, kleuren die ook zouden kunnen botsen, en elk een andere weg moeten kiezen. Door het warme oranje lijkt het blauw ook nog koeler.






Je hebt de ruimte als het ware mee naar huis genomen. Wil je in de toekomst nog zo gaan werken? Of kriebelt het toch weer om muren onder handen te gaan nemen?


K.V.: Ik ben nu in Mechelen terug muurschilderingen aan het maken als een vervolg hierop. Ik ben terug de plek Ourika op de muren aan het schilderen. Het is in een winkelpand, een lichtgroene ruimte waar er schimmels zijn, waar muren aan het afbladeren zijn en waar het plafond op sommige plaatsen reeds afbrokkelt. Het is een ruimte die dus al aan het transformeren is, wat ik net heel mooi vind. Dat verval breng ik nu in dialoog met mijn eigen tape en rotsachtige schilderingen. Ik heb ook een ruimte geschilderd op de muur zodat je als toeschouwer meegenomen wordt in die ruimte. Zo heb je niet het gevoel dat de muurschildering gewoon een afbeelding is, maar dat het landschap vlakbij is, aan de andere kant van de muur.


Karen, heb je zin om iets toe te voegen aan dit gesprek over je schilderijen?



K.V.: Ik ben heel blij dat ik hier mijn werk kon tonen. Ik heb mezelf een beetje gedwongen om terug op doek te werken omdat ik niet op de muren mocht schilderen. Ik moest wel op zoek gaan naar een oplossing om de architectuur te gaan vertalen. In mijn tekeningen was ik al vaak bezig met denkbeeldige ruimtes te gebruiken, maar meestal was dat zeer basic: de rechthoek met de lijntjes van het plafond en de vloer. Het was dus de eerste keer dat ik een specifieke ruimte in mijn schilderijen gebruikte.


Is een schilderij op canvas niet tastbaarder en wordt het ook niet sneller verkocht dan muurschilderijen of werken op stukken doorzichtig plastic?


K.V.: Ik heb altijd schrik van schilderijen gehad omdat zij heel proper en strak op een kader gespannen zijn. Als ik op papier werk, lijkt het beeld veel meer geïntegreerd met de drager, en klopt dat meer. Ik heb wel altijd moeite gehad op doek te werken en ik ben blij dat ik voor deze expo daar nog verder in ben gegaan. Ik heb het doek nog verder proberen laten samengaan met de materie.



Het idee dat je je werk nu terug onder je arm mee naar huis kan nemen, heeft voor jou niet echt een meerwaarde?


K.V.: Nee, echt niet, want dat komt toch maar terug in je atelier te staan, tenzij iemand een werk mee naar huis neemt en dat mijn werk daar een verder leven leidt. Als iemand door mijn werk geïnspireerd of verwonderd blijft, kan ik daar alleen maar blij om zijn. Maar het commerciële interesseert mij niet. Mijn werken op plastic zijn inderdaad van korte duur, maar vertellen wel veel over onze vluchtige maatschappij, wat ook als thematiek in mijn werk zit. Als ik een muurschildering maak, weet ik dat het daarna weer in witte verf overschilderd wordt. Met die instelling begin je ook aan die muurschildering, en kan je het ook lossen.


De handeling van het schilderen lijkt me bij jou echt wel belangrijker dan het resultaat. Ik heb echt wel bewondering voor je werkethos.


K.V.: Dank je, maar toch moet ik bekennen dat het maken en tonen even belangrijk zijn voor mij.

Bedankt voor het gesprek Karen en nog veel succes in het schilderen!


Hilde Van Canneyt, Gent, Copyright 2009, met dank aan croxhapox.

Copyright portretfoto Karen Vermeren door Saskia Vanderstichele. 


www.karenvermeren.be

Karen Vermeren stelt tentoon op
Gasthoven 09 with Giovanni Winne, Bruno Hardt, Karl Verlinden, Karen Vermeren, Peter Jacquemyn, Sigrid Tanghe, Carole Vanderlinden, Geert Verschueren, Luc Coeckelberghs, Wim Elaerts. In Cultuurcentrum 't Gasthuis, Gasthuisstraat 22, Aarschot. Van 30 aug tot 30 sept. Open van di tot do van 13u tot 22u., za en zo van 14 tot 18u. Opening 30 aug om 15u.


Art’Contest with Maxime Brygo, Eric Croes, David De Tscharner, Julien Dubuisson, Louise Herlemont, Martin Laborde, Jonas Locht, Gerard Meurant, Rémi Tamburini, Satoru Toma, Karen Vermeren. Blackbox, 142 rue de Stalle, 1180 Brussel. Van 2 tot 13 sept ’09.


statcounter