Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Peter De Cupere

Antwerpen, 2 juli 2009.

 

Ik heb de eer een rondleiding te krijgen in het atelier van beeldend kunstenaar Peter De Cupere. Hij is wereldwijd bekend om zijn kunst met geuren. Deze kunstenaar werkt dan ook dag en nacht om zijn doelen te bereiken.

Peter De Cupere: We staan hier voor Soapcity en Soaplandscape, twee sculpturen die uit zeep gemaakt zijn. Bij beide heb ik een product gevoegd dat een reactie aangaat met de zeep, waardoor die begint uit te zweten. Het proces in dit werk is heel belangrijk. De sculpturen beginnen te krimpen, waardoor de geur en visualiteit veranderen. Door het creëren van een biosfeerachtige situatie kan de zeep sneller verouderen. Scheikunde boeit me enorm, deze zepen zijn zo samengesteld dat ze de geuren terug opnemen. Zo ruikt dat groene natuurlandschap naar gras en het witte stadslandschap heeft een pepermunt geur.





Hilde Van Canneyt: Is het dat wat je boeit? De geur en kleur die mettertijd veranderen?

De Cupere: In dit geval wel: door de reactie van het uitzweten is de geur veranderlijk en zie je kleine kristalletjes en een kleine waas ontstaan, alsof er stof op komt. Ik trek dan ook foto’s van al die verschillende processen om dit te documenteren.

Je zou het een work-in-progress kunnen noemen?

D.C.: Inderdaad. Deze werken werden reeds tentoongesteld en nu volg ik ze verder op in mijn atelier.

Maak je die zeep zelf?

D.C.: Ja, je hebt verschillende soorten zeep waarvan ik de meeste zelf maak, omdat ik dan meer controle heb over de geur en hoe die later gaat reageren.

We staan hier voor ‘een kraantje’…

D.C.: Het is een ontwerp voor een tentoonstelling die enkele jaren geleden in Sint-Niklaas heeft gestaan. Dit kraantje was bedoeld als monument in de stad waar om de minuut één druppel geur uitkomt, de geur van de stad. Zoals een ‘manneken pis’ van een stad, maar dan met een lekkere geur.

Hoe heb je een geur gezocht die bij de stad Sint-Niklaas past?

D.C.: De bedoeling was om een enquête door de stad te laten gaan met de vraag welke geur zij dachten die het meest bij hun stad paste. Van die combinatie van antwoorden zou er dan een stadsgeur gemaakt worden.


 

Ik herken hier de maquette van de pepermunt boom die we uitvergroot kunnen bewonderen op je expo van Bio-Art in de Verbeke Foundation.

D.C.: Het is een pepermunt bol waar zogezegd een boom op groeit. Het idee is gebaseerd op half parasieten en maretak, ze hebben warmte nodig om te kunnen leven en zo wordt die geur ook geactiveerd. De geur is gebaseerd op pepermuntolie gemengd met zwarte peper. Als je in de biosfeer waar die boom staat binnenkomt, begin je spontaan te huilen door de prikkelende pepermunt geur. Het heeft een dubbele poëtische betekenis: mensen aanschouwen mijn kunstwerk en krijgen er tranen van in de ogen… Naargelang de temperatuur zal het prikkelend effect groter of kleiner zijn.

We zien hier een klein winkelkarretje waar jij ongetwijfeld meer kan over vertellen.

D.C.: Het heet ‘Pregnancy of the world’. Het karretje zit vol overtollig plastiek afval waar een grote zwangere aarden buik op groeit. Dit zegt genoeg denk ik, de wereld wordt zwanger van onze wegwerpmaatschappij. Veel van mijn werk gaat daarover… hier heb ik geen geur aan toegevoegd omdat het werk voor zichzelf spreekt.

Peter De Cupere toont me zijn indrukwekkend labo waar ik het (on)genoegen heb aan lekkere en minder aangename geuren te ruiken. Zowel lavendelgeur, framboosgeur, tomaatgeur, honingmosterdgeur, champignongeur, rookgeur, rioleringsparfum (jaja!) passeren de revue…

D.C:
Die rioleringsgeur bijvoorbeeld, wordt in sommige landen door het leger gebruikt. Zo heb ik eens een alarminstallatie gemaakt met geur. Als iemand zou binnenbreken en die krijgt die rioleringsparfum in zijn neus, dan begint hij onmiddellijk te braken.

Leerrijk! Die geuren in je labo worden in een soort petflessen bewaard. Hoelang blijven die geuren ‘bewaard’? Om met al die geuren te kunnen werken moet je er toch een ongelooflijke kennis van hebben?

D.C.: De meeste geuren blijven tussen een half jaar en twee jaar goed. Ik ben trouwens net begonnen met een doctoraat over de geurcontinuïteit en de geuractivatie. Het moeilijkste bij het gebruik van geuren in een tentoonstelling is de geuractivatie en geurcontinuiteit. Deze variëren naargelang het soort werk, materiaal en tentoonstellingslocatie.
(toont me een parfumflesje) Hier heb je trouwens mijn zelf samengesteld parfum ‘Evolution man’, die ik in 2005 voor het Modemuseum gemaakt heb.

Heb je bij dat mannenparfum iets toegevoegd waarvan je weet dat het bij de vrouw aanslaat?

D.C.: (lacht) Het parfum is volledig door Christophe Laudemiel gemaakt. Het concept en de geurbody werd door mij bepaald. Ik heb wel degelijk een parfumeur gevraagd die internationaal gerenommeerd is. Ooit breng ik het nog op de markt.

Ik zie hier in je labo ook verschillende stukjes zeep liggen, vraag me zelfs niet hoe zeep gemaakt wordt!

D.C.: Je hebt verschillende soorten. Meestal is het een combinatie van Natriumhydroxide met een vet of olie, geurstoffen, kleurstoffen en eventueel verschillende bewaarmiddelen.

Ondertussen passeren we langs een opslagplaats met een 500-tal parfumflesjes, gesponsord door Paris XL. De Cupere vertelt me dat hij van plan is er een sculptuur van te maken. In een volgende opslagruimte bewaart hij zijn vroegere werken, de meeste zijn verkocht, maar sommige werken wil hij niet wegdoen, zoals sommige van zijn’zeepschilderijtjes’ die hij maakte in het HISK, of zijn ‘zeepprints op zeep’. In een volgende ruimte zie ik iets indrukwekkend:

D.C.:
Hier zie je mijn ‘geurpiano’ waarmee ik concerten speel waarbij ik geuren vrijgeef in plaats van muziek. Er zitten 26 geuren in, waarin ik verwijs naar het alfabet, mijn geuralfabet waarmee ik al jaren bezig ben, maar dat niet zo evident om te maken is.


 

We nemen plaats achter zijn computer, waar hij me enthousiast al zijn verwezenlijkte projecten voorstelt en beschrijft.

D.C.: Dit is mijn laatste project,’Scentedo2’ voor de tentoonstelling IAMA1, een benzinestation op ware grootte langs de A1 in Nederland. Op een parkeerplaats, die ook doorgaans een rustplaats is, wil ik de mensen laten bezinnen. Uit de eerste ‘geurpomp’ komt een lavendel- of grasgeur, uit de tweede een drop –of bubbelgumgeur en uit de derde komt de geur van uitlaatgas, om de mensen te laten nadenken. Ik maak een verwijzing naar de natuur, naar de maatschappij die alles zoeter wil maken én naar de luchtverontreiniging.


 

Hoe beslis je of je al dan niet aan een project wil deelnemen?

D.C.: Het uitgangspunt van de tentoonstelling, de locatie en het tijdstip in combinatie met de keuze van andere deelnemende kunstenaars zijn primerend. Uiteraard moet heel het gegeven passen in mijn oeuvre. Hier zien we ‘alambfleurics’, gebaseerd op de alambiek die vroeger gebruikt werd voor distillatie. Overdag worden deze bloemen verwarmd door de zon en ’s avonds geven die een geur af. Ik heb er ook, gebaseerd op feromonen.
We zien in de tentoonstelling bio-art in de Verbeke Foundation ook humullas en humullos, planten die in Afrika onder de grond groeien, maar die ik hier boven de grond laat groeien. Ze geven een soort rookgeur af.


 

Op de Verbeke Foundation is ook een geniale auto te zien waarop planten groeien. Hoe ben je daarop gekomen?

D.C.: Het idee is ontstaan voor een tentoonstelling in Italië in 2003. Sindsdien is de Earthcar al op verschillende locaties in Europa getoond. De auto is helemaal bekleed met aarde, zowel buiten als van binnen en op de auto groeien er ‘fake’ planten. De geur heeft een Toscaanse ondertoon. Er werd ook een video gemaakt van een trip door de heuvels van Manciano (niet Toscane).

We zagen er ook schillen van sinaasappelen achter glas liggen.

D.C.: Dat is een onderzoek naar de schimmels die sinaasappels krijgen. Als ik merk dat een andere plant of vrucht dezelfde soort schimmels krijgt, kan ik die twee met elkaar enten.

Wil je de mensen provoceren? Want je brengt toch het ‘waw’-gevoel bij de toeschouwer teweeg. Mensen gaan over je werk praten.

D.C.: Ik ben niet iemand die sensatie zoekt. Ik wil een project realiseren en een boodschap meegeven. Bijvoorbeeld dit werk: ‘Air Polluter’ van twee jaar geleden, is een project waar mensen geuren activeren en er een ballon mee kunnen vullen. Ze zijn altijd afhankelijk van de geur die andere mensen hebben achtergelaten, een beetje zoals in het echte leven…


 

Je hebt ook een geurfilm, ‘Sniff Receptor’ op je naam staan.

D.C.: Inderdaad, maar dat is een ongelooflijk tijdrovend en duur project geweest. Maar iets dat ik moest doen. Er is zo weinig geëxperimenteerd met geur in de kunstwereld dat het mij ook een uitdaging lijkt om juist die dingen te doen die eventueel andere kunstenaars kunnen aanzetten om ook met geur te gaan werken. Geur is geen gemakkelijk medium, vooral niet om de geurcontinuteit te waarborgen. Ik heb geluk dat ik zoveel van geur hou en sinds mijn jeugdjaren met geur bezig ben. Een geurfilm was een logische stap. Zeker als je weet dat ik naast mijn kunstenaarsbestaan ook een Nieuwe Media freak ben. Ik volg alle nieuwe media van dichtbij op, leer mijzelf verschillende computerprogramma’s aan van 2D tot 3D tot het bewegend beeld, maar ook mijn internetsites maak en programmeer ik zelf.



Drie jaar voordat ik aan Sniff Receptor begon, heb ik mij in avondonderwijs toegelegd op filmkunst en dit niet alleen met het idee om later een geurfilm te maken, maar ook omdat ik er vanuit ga dat je als kunstenaar je dient te verrijken met de mogelijkheden die er bestaan. Mocht Rubens nu leven zou hij waarschijnlijk ook video gebruikt hebben om een schilderij te maken. Het begrip schilderij is breder dan louter een canvas waarop geschilderd wordt. Alle respect voor kunstenaars die heden ten dagen ons nog steeds kunnen bekoren met prachtige schilderijen. Belgen zijn steeds goed geweest in de beeldtaal. Ik kan dan ook echt genieten van kunstenaars die in een schilderij een beeld weten te vatten dat je raakt, je blij maakt of een gevoel geeft dat je niet kunt plaatsen. Ik denk hierbij bv aan het werk van Luc Tuymans of Michael Borremans. De tentoonstelling van Luc Tuymans in Wiels was gewoonweg zalig om te bezoeken. Zijn werk komt daar zo tot zijn recht. Supersterk werk in een super sterke tentoonstelling. België mag blij zijn die kunstenaars te hebben. Een aantal jaren geleden was ik op een solo van Michaël Borremans in La Maison Rouge in Parijs. ‘Man’, dat doet je deugd en je bent fier dat je Belg bent.



Naast de geurfilm heb ik nog verscheidene video’s gerealiseerd: ‘Paris, mon amour’ (toont me een fijn filmpje), gerealiseerd in Parijs in 2005 en ‘Nature Cleaner’ uit 2004, een filmpje waar ik de bomen ging stofzuigen en deze herparfumeerde met namaak dennengeur. Sniff Receptor was een heus succes. Meer dan 9.600 bezoekers, de meeste bezoekers die Z33 ooit heeft gehad. Maar dat heb ik bij de meeste solo-tentoonstellingen. Ik denk dat mijn werk de mensen heel sterk aanspreekt omdat hun zintuigen ten volle worden aangewend. Ik sluit niet uit dat ik ooit nog een tweede geurfilm maak, maar dan zal het zeker niet zo’n kleurrijke zijn. Momenteel ben ik bezig met een soort getekende animatiefilm waarbij geur uiteraard de hoofdrol speelt.

Waarin vind je het meeste plezier? Het ontwerpen, creëren of de feedback?

D.C.: In het tekenen, het ontwerpen en het dan in 3D omzetten. Mensen schrikken ervan, maar het computerwerk is echt een deel van mijn werk dat ik aangenaam vind, want ik ben echt een computervirtuoos. Maar alles vertrekt bij het tekenen. Het werk is pas voor mij af wanneer het ook gerealiseerd is en getoond wordt. De creatie van het werk is een boeiend gegeven, telkens anders, soms een gevecht met je eigen kunnen, soms een een fluitje van een cent.

Je hebt een heuse website. Heb je die helemaal zelf ineen gestoken?

D.C.: Inderdaad! Zelfs als ik een voorstel doe aan organisaties, krijgen die een log-in nummer en kunnen ze via mijn site het voorstel opzoeken. Ik heb verschillende concepten, bijvoorbeeld ‘soapcar’, dat ik binnenkort ga realiseren. Alles wat ik uitteken wil ik ook kunnen realiseren en doe ik ook!
Mijn website heb ik ingedeeld in smellinstallations, scentpaintings, scentworks, drawings and photographs. Die zijn dan nog eens onderverdeeld in subgenres (check eens http://www.peterdecupere.com/ en geef je ogen de kost, je vindt meer werk terug onder het menu ‘gallery’). Daaronder vinden we bijvoorbeeld mijn ‘sigaretpaintings’, waarvan het S.M.A.K. er eentje in haar collectie heeft. Zo heb ik zestigduizend gebruikte sigarettenpeuken aan elkaar gekleefd. Dit werk ruikt dan ook naar gerookt vlees. Ik heb een hele reeks bloemen die stilletjes aan een belangrijkere plaats beginnen in te nemen. Zo heb je de ‘pipifleur’, een bloem waarin je als man kan plassen of de ‘fleur d’anus’, een bloem die naar uitwerpselen ruikt, maar ook mijn alambfleurics (eerder aangehaald) hebben een belangrijke plaats bij mijn ‘flowers’.
Onder perfums kan je ‘Black Beauty’ ontdekken, een parfum dat gebruikt werd voor een happening waarbij bezoekers aan de tentoonstelling konden ruiken aan het zwarte parfum gedragen door vrouwen en mannen in zwarte catsuites waarin gaten waren aangebracht met het parfum op hun huid. Zij liepen rond in de tentoonstelling en vroegen aan de bezoekers ‘smell my black spot’. In mijn fotoreeks vind je een reeks over de 'scentborders' van Parijs, al weet ik niet hoe ik die reeks ga presenteren, ik ben er nog altijd mee bezig. Zo heb ik ook urinevlekken in Parijs gefotografeerd. Maar het meest uitgebreide is nog altijd mijn tekeningenreeks.

Ik vraag me af wanneer jij - naast die tientallen projecten - de tijd hebt om zoveel tekeningen te maken?

D.C.: (grijnst) Tussendoor… (nog verder tikkend op zijn computer) Hé, hier heb ik ook nog de ‘Nanolovesite’. Voor een project in het Mukha had ik het parfum ‘Nanolove’ op basis van feromonen gemaakt. Eigenlijk moet je het een nanofume noemen. Een term die ik zelf heb uitgevonden. Een parfum op nanoschaal. In de expo-ruimte waren twee ingangen, de ene kreeg androsterone, de anderen copuline. Het was de bedoeling dat er onder degene die de expo bezochten, koppeltjes zouden ontstaan, en dat is toch gelukt. Voor die expo heb ik ook een ‘nanolovecommunity-site’ ontworpen (http://www.nanolove.be/).
Zo heb ik ook een ‘nanoflower’ nagetekend, een bloem die je alleen op nanoschaal ziet, waarschijnlijk de kleinste tekening ooit. Een Amerikaanse professor heeft me aangehaald als een rolmodel van kunstenaar die met geur werkt, dus ik moet mijn best wel blijven doen hé! (lacht)
Een ander ‘projectsite’ is ‘mattresssoup’, waar liefhebbers via deze website mattresssoup edities kunnen kopen. (http://www.mattresssoup.com/)

Zie je dat als commercialiseren van je kunst?

D.C.: Zo zie ik het niet, ik vind dat meegaan met je tijd. Mocht Andy Warhol nu nog geleefd hebben, zou die dat gegarandeerd ook gedaan hebben.

Je wilt je ontwerp ook echt zien, voelen en ruiken? Het idee is niet genoeg?

D.C.: Nee.

Als ik al je gerealiseerde kunstwerken zie op je website, heb ik het idee dat je nooit rust. Klopt dat?

D.C.: Euh, ik geef toe dat ik iets meer tijd moet vrijmaken voor mijn vrije tijd… want ik geef daarnaast ook nog les aan de PHL Kunsthogeschool in Hasselt, waar ik Nieuwe Media doceer.

Waarom vind je dat nodig? Financieel?

D.C.: Ik vind dat het de plicht is van kunstenaars om andere kunstenaars te helpen en te ondersteunen. Wie kan de ervaring van het kunstenaarschap beter doorgeven dan de kunstenaar zelf? Vele goede kunstenaars geven les en voor ons, kunstenaars, is het ook een uitlaatklep. We zijn eventjes weg van ons werk en zijn tussen andere mensen, waardoor we ons eigen werk kunnen relativeren. De PHL heeft trouwens een mooi aantal bekende kunstenaars als docent met nationale en internationale faam. Echt een aanrader voor wie naar de kunsthogeschool wil gaan!

Als je enkele dagen alleen in je atelier aan het werk bent, krijgt de solitaire dan niet de bovenhand?

D.C.: Ik amuseer me wel in mijn biotoop. Ik heb heel veel vrienden, maar dat primeert niet voor mij, zelfs een relatie niet, al weet ik dat het hard om zeggen is. Kunst komt echt wel op de eerste plaats, al moet ik er een fijn feestje voor afzeggen. Je bent als kunstenaar maar zo goed als je laatste werk, dus moet je zorgen dat het af is.

Zijn je dagen strikt gestructureerd?

D.C.: Was dat maar waar!!

Heb je nog rust in je hoofd? Ik kan me niet voorstellen hoe één iemand allemaal klaarspeelt wat jij doet!

D.C.: Voor het slapengaan moet ik echt wel iets lezen om mijn gedachten wat te verzetten, want anders ben ik nog uren wakker. Ik ga doorgaans maar rond 3 à 4u ’s nachts slapen. Ik werk echt wel een 15 tal uur per dag.

Is er eigenlijk al een boek van je uit?

D.C.: Ze zijn ermee bezig…

Heb jij een galerie?

D.C.: Tot vorig jaar zat ik bij de ‘Tim Van Laere Gallery’ in Antwerpen, maar we hebben de samenwerking vriendschappelijk stopgezet. Ik vond het tijd om andere oorden te verkennen en meer internationaal te gaan.

Moet je dan zelf galerieën aanspreken in het buitenland?
D.C.: Ondertussen zijn er al zeven galerieën die me gecontacteerd hebben en ik kijk nu even de kat uit de boom. Ik heb geen haast, ik wil eerst nog een dertigtal werken en een vijftigtal tekeningen gemaakt hebben en misschien voel ik me dan pas klaar solo in een galerie terug te gaan tentoonstellen.

Welke projecten staan nu op stapel?

D.C.: In september is er een tentoonstelling waarbij nog eens mijn madonna van de tentoonstelling ‘Over The Edges’, 1999 van Jan Hoet wordt getoond, een ‘model for disappearing art’. Deze keer zal het een roze madonna worden. Door het contact met de lucht en door de warmte verdwijnt het beeld. Het sublimeert als het ware. Daarnaast ben ik bezig met een project op aanvraag van het OCMW om iets uit te werken voor KINA, een organisatie die mensen in nood steunt door hen gratis drie nachten aan te bieden in hun hotel. Dit kan gaan van personen die zonder woonst vallen door een brand tot personen die het financieel moeilijk hebben of partners die ruzie maken en voor een paar dagen onderkomen nodig hebben. Een toffe uitdaging om daarvoor een kunstwerk te ontwerpen en hen zo te steunen.
Verder heb ik een paar voorstellen openstaan waar nog ‘ja’ op moet worden geantwoord. Ik ben deze zomer in Parijs als artist in residence en verblijf in een atelier van de Vlaamse Gemeenschap waar ik tekeningen maak over de geurgrenzen van Parijs en die ik nadien in boekvorm wil uitgeven.
Ronny Van De Velde heeft dit jaar een geurkalender van mij uitgebracht, en wij zijn nog bezig met een veelbelovend ander project waarbij met de hand getekende 3D tekeningen centraal staan. Hij is een fantastische man en ongelooflijke kunstliefhebber.
Momenteel loopt nog tot begin september de tentoonstelling IAMA1 in nederland (http://www.a1-project.nl/) waar je de ‘Scentedo2 olfactorisch’ kunt ontdekken. En tot 15 november kun je nog naar de tentoonstelling Artificial Nature in de Verbeke Foundation waar je verschillende installaties van mij kunt ervaren. (http://www.verbekefoundation.com/)

Nog eens naar Parijs. Hoe kan je in godsnaam geur in tekeningen omzetten?

D.C.: Ik zeg altijd: ik ben een beeldend kunstenaar die met geur werkt, ik ben geen geurkunstenaar. Mijn tekeningen zijn concepten die rond geur draaien.

Er volgt nog een snelle vragenronde op het terras:

Wat is het moeilijkste en het leukste aan het kunstenaarschap?

D.C.: Tegen de tijd werken is niet altijd een pretje, maar al die fijne reacties van de mensen geven enorm veel voldoening. Zo zijn er meer dan drieduizend mensen die ingeschreven zijn op mijn nieuwsbrief, welke Belgische kunstenaar kan dat zeggen?

Stel dat je niet zo geapprecieerd werd, zou je even hard werken?

D.C.: Ik ken de kunstgeschiedenis perfect, ondertussen weet ik wel wat goede en slechte kunst is, ik weet echt wel waarmee ik bezig ben, dus komt die positieve feedback wel ergens uit voort.

In welke zin is de kunstgeschiedenis belangrijk in jouw werk?

D.C.: De geschiedenis van de geur is voor mij een veel interessanter gegeven om vanuit te vertrekken dan de kunstgeschiedenis.

Mensen die naar jouw kunst kijken hebben geen voorgeschiedenis nodig, wat niet van alle kunstwerken kan worden gezegd, want beeldende kunst blijft toch een eigen taal.

D.C.: Inderdaad, maar kunst die over kunst gaat, daar heb ik veel problemen mee, dat vind ik meestal geen goed werk. Of kunstenaars die andere kunst gebruiken om hun eigen kunst te maken, neen… , dan zeg ik: “Wees eens zelf creatief en maak dat zelf”. Collagekunst is dus niet aan mij besteed, tenzij alle gebruikte beelden zelf zijn gecreëerd. Wat niet wegneemt dat het gecreëerde beeld knap kan zijn en je er visueel van kunt genieten, maar de originaliteit is als bij een dj die een perfecte mix probeert te maken van anderen hun creaties.

Welke kunstdiscipline kan je bij andere kunstenaars het meest bekoren?

D.C.: Vooral installatiekunst. Maar kunst is zo mooi, dat ik van de meeste kunst hou. Als je naar een tentoonstelling gaat, moet je je eigen kunst vergeten. Kunstenaars gaan naar een tentoonstelling en hebben veelal kritiek. Ik vind dat verkeerd. Je moet je openstellen voor dat moment, zoals wanneer je naar een film kijkt, dan moet je ook alles kunnen vergeten om ervan te genieten. Voor mij is naar kunst kijken pure ontspanning. De waarachtigheid is veel belangrijker dan de waarheid.

Wat is de plaatst van de kunstenaar in ons hedendaags kunstgewricht?

D.C.: De kunstenaar staat tussen de rijkdom en de armoede in de maatschappij. Wij zijn een soort van analyse ertussen. Naast het economische aspect, zien wij als kunstenaar ook het maatschappijkritische aspect en willen wij dat vertalen in ons werk. Wij zijn een soort katalysator of vertaalmiddel om iets te kunnen weergeven op een bepaalde manier. Elke kunstenaar doet dat op zijn manier en dat kan even goed een esthetische belevenis zijn.

Maakt kunst de wereld mooier?

D.C.: Of net lelijker, omdat het je into your face smijt. Het resultaat in de kunst is bij mijn kunst belangrijker dan de handeling, wat niet wegneemt dat het creatieproces een even belangrijk onderdeel kan zijn. Het is moeilijk ieder kunstwerk over dezelfde kam te scheren.

Wat is je voedingsbodem geweest voor wat je nu maakt?

D.C.: Ik werk met geur omdat ik zo graag zie. Ik ben geen creepy guy zoals Grenouille uit het boek ‘Het Parfum’ van Patrick Süskind. Ik ben het trouwens helemaal niet met hem eens. Ik vind niet dat de geur van maagden zo werelds is. Ontmaagde vrouwen vind ik interessanter ruiken, ik denk dat daar iets meer patine inzit.
Dat boek is trouwens voor een groot gedeelte gebaseerd op het boek van Alain Corbin: ‘Pestdamp en bloesemgeur. Dàt is pas een interessant boek! Het is een pure opsomming van de geschiedenis van de geur. Het gaat over de geuren in Parijs én één van de redenen dat ik mijn verblijf daar de volgende maanden gepland heb. Ik wil dat boek wederom analyseren.

Zie je “kunst maken” als een vluchtroute? Als een excuus om niet in het ‘echte’ leven te staan?

D.C.: Ik denk dat je als kunstenaar net middenin het leven staat. Langs de ene kant lijken we bohemiens en dat is ook wel zo, je hebt al die openingen en dat lijkt allemaal plezierig, maar wat we daarnaast allemaal moeten doen wordt echt onderschat. Het is zonder te lachen een hard leven om kunstenaar te zijn. Allez, als je het tegoei wilt doen.

Wil je met je ‘beeldende geurkunst’ enige traditie in eer houden of anderzijds net een traditie starten? Het zou zonde zijn dat je kennis en kunde verloren gaat, misschien moet je een opvolger zoeken.

D.C.: De tijd alleen verzacht de wonden waarvan je nooit geneest, is me ooit verteld. Ik denk dat alleen de tijd zoiets kan zeggen. Sowieso komt kunst met geur meer en meer op en ik vind dat een goede zaak. Ik krijg heel veel vragen van kunstenaars hoe zij bepaalde geuren kunnen gebruiken. In het begin stond ik daar sceptisch tegenover, want ik heb alles zelf moeten ondervinden en zoeken. Maar in mijn doctoraatsonderzoek kunnen ze sowieso binnen zes jaar lezen hoe ze geuren en materialen kunnen samenvoegen. Ze moeten dus nog eventjes wachten.

In welke vallen mag een kunstenaar niet trappen?

D.C.: Je moet zorgen dat je geen anekdote wordt van jezelf.

Wat heeft de kunst je geleerd?

D.C.: Dat ze oneindig is…

Van welke geur zou je het laatst afscheid nemen als je zou sterven?
D.C.:
Wat een vraag! Mijn eigen geur. Ik heb een werkje dat ‘Your last smell’ heet. Het is een grote vossenklem waar een klein zeepstukje tussen geklemd is waarop geschreven staat: ‘your last smell’. Meestal als je sterft blaas je je laatste adem uit, maar hier adem je je laatste adem in.

Wat is je hoogste betrachting, je ultieme geurdroom?

D.C.: Morgen naast honderd vrouwen wakker worden die lekker ruiken...

Wat vind je aantrekkelijker, een vrouw mét of zonder parfum?

D.C.: Dat is een persoonlijke vraag, Hilde.

Heb jij parfum aan vandaag?

D.C.: Ik heb een achttal verschillende parfums op mij besprenkeld vandaag, ik creëer mijn eigen combinaties…

Speciaal voor mij?

D.C.: Natuurlijk Hilde! Maar in de eerste plaats voor mijzelf!

Dank je voor het lekker ruikende gesprek Peter!

Hilde Van Canneyt,Copyright 2009. Met dank aan croxhapox.

http://www.peterdecupere.com/

Tentoonstellingen:

Tot begin sept: IAMA1 in Nederland.
Tot 15 nov: Artificial Nature in de Verbeke Foundation, Kemzeke.

statcounter