Interview met Maaike Leyn (1975), Gent, februari 2012.
HVC: Binnen twee weken heb je dus je eerste solotentoonstelling in Galerie S&H De Buck in je thuisstad Gent. Is dat je eerste solotentoonstelling?
ML: Nee, eigenlijk. Ik heb al in Kiëv en Yerevan solo tentoongesteld. Het is heel vreemd op zo’n opening omdat er vooral mensen zijn die je niet kent, of nog maar pas kent. Na de opening neem je het vliegtuig terug naar huis, je laat je kinderen achter. En dat is het dan.
Het waren heel bijzondere ruimtes, grote gebouwen uit de tijd van het communisme die je langs hier niet vindt. En mijn grote tekeningen kwamen daar wel heel erg tot hun recht. Het was interessant om daar te mogen experimenteren. Niemand kent je, dus heb je geen schroom om fouten te maken. Hier in Gent is het een beetje gevaarlijker. Iedereen kent je en zal het onthouden. (lacht) Maar ook plezanter omdat alle vrienden en familie komen kijken.
Ik heb ook al andere solotentoonstellingen gemaakt in Gent, zoals vorige zomer in Loods 21 op de Muide. Maar deze tentoonstelling “After barking” is mijn eerste solotentoonstelling in een Gentse galerie.
HVC: Ben je opgewonden voor de tentoonstelling die er straks komt? Zijn je werken al klaar?
ML: Ja, mijn werken zijn af. Ik heb eventjes schrik gehad want een deel van mijn werken zaten nog in Moskou. De Moskouse galerij had me beloofd dat de werken in december zouden terugkomen, maar die terugkeer datum werd steeds uitgesteld. Midden december werd eind december, maar begin januari waren mijn werken nog steeds niet aangekomen. Dan was het midden januari, eind januari. Maar zaterdag kreeg ik uiteindelijk telefoon van een transportfirma en ’s namiddags zijn ze de werken bij mij thuis komen leveren. Dat was een grote opluchting.
HVC: In de perstekst las ik dat je een vijf-tal jaar geleden begonnen bent met het maken van monumentale houtskooltekeningen op doek. Het is geen toeval dat je werkt met deze basismaterialen want je ziet het als een rebellie tegen de nieuwe mediamaatschappij.
ML: Rebellie is een groot woord. Ik heb moeite met de snelheid en de vluchtigheid van de mediamaatschappij. Er is een overkill aan beelden waardoor beelden eigenlijk geen betekenis meer hebben. Mijn werk is een terugkeer naar het ambachtelijke, en op een manier is dat een algemene tendens. Mensen willen opnieuw kleren of meubels die met de hand gemaakt zijn. Ik denk dat heel wat mensen verlangen naar objecten die zoals vroeger met liefde en zweet gemaakt zijn.
Ik vind het belangrijk om met mijn handen te voelen waar ik mee bezig ben. Ik wil een direct contact met de materie. Als je filmt of in 3D werkt, is dat contact meer uitgesteld. Tussen het idee en de creatie heb je een grote voorbereidingsfase. Je moet locaties zoeken of materiaal verzamelen. Zelfs als je schildert, is de voorbereiding groter. Zo moet je eerst de kleuren mengen alvorens ze aan te brengen. De houtskool kan ik neerzetten zonder al die voorbereidende handelingen. Als ik begin aan een nieuwe tekening, bedenk ik wel op voorhand een compositie en bereid ik mijn doek voor, dan kies ik de juiste grootte en zo. Maar die voorbereidingen zijn redelijk minimaal in vergelijking en eenmaal aan het werk kan ik er volledig op ingaan zonder al te veel onderbrekingen. Ik moet niet stoppen om verfborstels uit te wassen.
HVC: Je werkt eigenlijk op de grond, je legt je doek plat en je neemt nu en dan afstand door op een stoel te gaan staan. Je schrijft: “Zittend in mijn tekening ben ik zat en vol verlangen, maar na de roes komt keer op keer de kater. Eenmaal het tekenfestijn voorbij, hang ik mijn tekening aan de muur en zie ik de restanten van een uit de hand gelopen feest. Dan zie je de imperfectie en pas na maanden is die imperfectie niet meer storend, een geslaagde tekening is ook nooit perfect, het gaat om de werking van die tekening.” Je ziet het ook als een gevecht, je hebt heel je lichaam nodig, je geeft je helemaal over in de tekening. Zie je dat als een soort trance als je zo bezig bent met je tekeningen?
ML: In ideale omstandigheden wel. Dan ben je één met je tekening en ben je daar honderd procent door opgeslorpt. Je vergeet alle kleine dagdagelijkse beslommeringen.
Dat is ook het voordeel van op mijn atelier werken, daar word ik niet gestoord. Als ik thuis werk, heb ik veel meer afleiding. Er is altijd wel een afwas of een krant die vraagt om gelezen te worden.
HVC: Je werkt zowel in de Leopoldskazerne – de ateliers van Nucleo te Gent - als thuis. Wat is het grote verschil tussen thuis werken of in een atelier? Dat je in een atelier echt in een soort van cocon kruipt weg van de wereld?
ML: Thuis is het veel gezelliger: Je bent niet helemaal alleen, er is een keuken, je kan in de zetel zitten, een boekje nemen, eventjes je mails bekijken, het is lekker warm, de katten kijken toe. Als je klaar bent, neem je een douche. Die luxe is er niet op mijn atelier. Maar er is ook geen afleiding: enkel jezelf en je werk.
HVC: In de inleidende tekst bij je nieuwe tentoonstelling, ‘After Barking’, lees ik dat je op zoek gaat naar de restanten van toen het nog vijf voor twaalf was: stukken hond en overblijfsels van gebouwen waar ooit mensen kwamen. Naar ik lees is het ook een weemoedige serie geworden. Verklaar: is dat omdat het uit is met je lief?
ML: Euh… (stilte). Deze vraag knippen we er uit Hilde! Ik wil het niet over mezelf hebben.
HVC: Ik luister… We gaan er geen oppervlakkig interview van maken hé. Vanwaar die weemoed?
ML: Die is er altijd al geweest. In het echte leven doe ik graag zot, maar in mijn tekeningen vind ik het wel spannend om op zoek te gaan naar de schoonheid in het trieste. Ik vind het bijzonder om in november moederziel alleen over een kerkhof te lopen en te kijken naar de oude graven. Ik hou van het unheimliche, van wat we niet mogen weten of zien. Ik hou zelfs van donkere dagen, als het regent en grauw is. Ik denk niet dat ik in LA zou willen wonen, waar de zon altijd schijnt.
Ik heb slavistiek gestudeerd en ben lerares Russisch. Doordat ik vaak Russisch spreek, ben ik niet alleen Gents, maar ook een beetje Russisch. Dat weemoedige is heel erg aanwezig in de Russische taal en literatuur.
ML: Ik hou wel van diepgang. Ik vind onze maatschappij niet echt koud, wel heel gematigd en braaf. In Rusland durven mensen veel extremer zijn: Intens blij of verdrietig. In het westen zijn we minder intens. Extreme gevoelssituaties vermijden we liever en zien we als te confronterend.
Jij bent ook een beetje Russisch, Hilde!
HVC: Yep…
Je werk is eigenlijk een reactie op het platvloerse, het commerciële, waar alles mooi is en perfecte mensen met altijd blije gezichten?
ML: Ik kan me niet voorstellen dat ik poppy werk zou maken met heel veel kleuren. Ik zou dat wat fake vinden, alsof alles happy is terwijl er ook altijd een trieste onderlaag is. Die trieste onderlaag vind ik eigenlijk veel poëtischer en rijker. Maar je hebt soms wel grapjes nodig om alles een beetje te verzachten. Zo heb je mijn tekeningen met zwaarlijvige Oekraïnse boerenvrouwen die op kleine beentjes vooruit getorst worden. Ergens is dat humor zoals in een stripverhaal.
HVC: Je tekende inderdaad een hele serie Oekraïnse boerenvrouwen. En die waren, zo las ik, een ode aan het imperfecte, aan het door het leven getekende lichaam omdat het van een andere schoonheid is. Omdat we niet houden van aftakeling en verval. Je ziet die oude gezichten als een landschap en de bizarre lichaamsvormen als een sculptuur.
ML: Ja, inderdaad. Aan die serie Oekraïnse boerenvrouwen begon ik vijf jaar geleden. De tekeningen die ik nu toon bij Galerie S&H De Buck zijn ook gebouwen, maar net als bij die vrouwen heb je aftakeling en verval.
HVC: Voor je naar het Kask ging, heb je Oosteuropese talen en culturen gestudeerd aan de universiteit in Gent. Maar op je dertigste ben je terug gaan studeren.
Hoe voelde het om als oudere tussen jongere studenten te zitten? Want het was niet evident om op je dertigste terug voltijds te studeren. Was dat zo’n sterk verlangen? Want je kon eigenlijk al tekenen en schilderen. Kon je niet gewoon als autodidact verder doen? Waarom had je zo veel nood aan een voltijdse opleiding?
ML: Het was nooit de bedoeling om nog verder te studeren. Na mijn studies slavistiek, gaf ik les. Ik tekende en schilderde, specialiseerde me in Russische kunst, ging kunstenaars opzoeken in Moskou. Ik organiseerde ook tentoonstellingen met werk van Russische kunstenaars. In 2005 werkte ik een heel jaar aan een tentoonstelling voor Europalia Rusland in de Brusselse openbare ruimte. Het was een boeiende ervaring, maar ik voelde me tegelijkertijd wat gefrustreerd omdat ik geen tijd meer had voor mijn eigen werk. Na die tentoonstelling heb ik beslist om honderd procent te kiezen voor mijn eigen werk.
Maar na een jaar van intensief samenwerken met mensen voor die tentoonstelling, was ik plots volledig op mezelf aangewezen en dat vond ik hard. In het gebouw van mijn atelier zaten ook muzikanten, en ik benijdde hen omdat ze samenwerken aan nieuwe nummers. Als tekenaar ben je volledig op jezelf aangewezen.
Als beginnend kunstenaar is je werk niet goed genoeg om tentoon te stellen, maar tegelijkertijd is het absurd om elke dag met iets bezig te zijn en dat aan niemand te tonen, hard te werken en het resultaat zo nu en dan naar het containerpark te brengen. Zo sadistisch wou ik niet langer zijn voor mezelf, op de academie mocht ik eindelijk ook eens andere mensen lastig vallen met mijn werk! (lacht)
HVC: Wat heb je aan het Kask geleerd of “afgeleerd”?
ML: Je komt er vooral in contact met andere mensen die met gelijkaardige of heel andere dingen bezig zijn. Je hoort heel veel verschillende meningen, soms herken je jezelf daarin, soms ook helemaal niet. Op die manier ga je nadenken, toets je af. Wat aanvaard ik of kan ik onmogelijk aanvaarden? Het is stimulerend om in zo’n omgeving je eigen weg te vinden.
Je kan naar een tentoonstelling gaan, maar eigenlijk is het nog interessanter om te zien hoe mensen werken. Je ziet iets evolueren en je snapt waar het vandaan komt.
Afgeleerd? Ik heb “afgeleerd” om tekeningen niet meteen naar de prullenmand te verwijzen, maar op te rollen en een half jaar later nog eens te bekijken. Ik laat veel meer imperfectie toe in mijn werk. Als een werk vers is, weet je nog te veel hoe het ontstaan is en beoordeel je het te veel van uit het weten. Soms rol je een werk op omdat je het niet goed vindt, maar een half jaar later heb je door dat het eigenlijk wel een sterk werk is. Of omgekeerd.
HVC: Je bent nog maar net afgestudeerd, maar je bent al direct opgepikt door een galerie. Ben je zelf je werk gaan presenteren?
ML: In juni had ik een tentoonstelling gemaakt in Loods 21 op de Muide, samen met Hans Theys, die mijn mentor was op het Kask. En ik had onder andere Hermine van galerie S&H De Buck uitgenodigd om te komen kijken. Ze stelde me voor om bij haar in de galerie te komen.
HVC: Hoe ga je eigenlijk te werk?
ML: Ik heb een groot fotoarchief van foto’s die ik zelf ooit maakte, meestal op reizen. Daaruit pik ik beelden die me op een gegeven moment prikkelen. Vaak combineer ik verschillende beelden, bijvoorbeeld van een zelfde onderwerp maar uit een ander perspectief. En dan ga ik al schetsend op zoek. Wat kan ik daarmee doen? Wat spreekt me aan? En zo probeer ik tot een beeld te komen, dat ik daarna uitvergroot.
HVC: Voor je tot de grote werken komt, maak je dus eerst nog kleine werken in potlood…
ML: Ja.
HVC: Wat maakt er voor jou een tekening sterker dan een schilderij dat veelal kleurrijk is? Is dat de fragiliteit? Kijk je sneller bij andere kunstenaars , bijvoorbeeld bij Rembrandt - naar de tekeningen dan naar de schilderijen?
ML: Eigenlijk wel. Een tekening is op een manier eerlijker, het is directer. Onder de verf kan je veel meer verdoezelen. Een tekening zie ik een beetje als een naakt schilderij. Een onafgewerkte Rubens waar je nog de krijtlijnen ziet, vind ik eigenlijk wel boeiend.
Alhoewel, de tekeningen die ik de laatste jaren maak, zijn meer en meer schilderijen. Geen lijnen maar vlekken. Maar dan met pastelkrijt en houtskool. Het verschil is alleen dat je met droog pigment werkt in plaats van met nat pigment.
HVC: Ik las ook ergens dat je wil dat de kijker zich verliest in je tekeningen, zoals ze zich verliest in een decor. Vandaar waarschijnlijk die echt grote tekeningen. Welk gevoel wil je daarbij oproepen?
HVC: Ik las ook ergens dat je wil dat de kijker zich verliest in je tekeningen, zoals ze zich verliest in een decor. Vandaar waarschijnlijk die echt grote tekeningen. Welk gevoel wil je daarbij oproepen?
ML: Een soort van raadselachtige sfeer waarin je verloren loopt. Ik vind een beeld sterk als je geprikkeld bent en het vragen opwekt.
HVC: Je kan je werk moeilijk hedendaags noemen. Je hebt nu wel een paar hippe tekenaars maar… Ik ben nu nu nog eens door je portfolio aan het bladeren... Prachtig trouwens, proficiat! Je blijft werken met klassieke figuratie: mensen, dieren, wat landschap, gebouwen. Waarom denk je dat iedereen daar naar teruggrijpt? Dat is eigenlijk al duizend keren gedaan. Wat hoop jij dan eigenlijk met je klassieke onderwerpen nog toe te voegen aan de Belgische kunst? Want je zou zo kunnen zeggen het is een beetje in het verlengde van Permeke of Gustave De Smet? Is dat om iets niet te vergeten, zoals bijvoorbeeld anderen foto’s maken om niet te vergeten?
ML: Ik vind het op zich niet belangrijk om constant vernieuwend te zijn, dat is geen streefdoel. Ik heb ooit een reportage gezien met Picasso en die zei: Eigenlijk is er helemaal niks veranderd sinds Altamira. Ik probeer gewoon te doen wat ik denk te moeten doen, wat ik zelf aan voel. Maar je leeft sowieso in een andere tijd. De ervaringen die ik binnenkrijg zijn anders dan de ervaringen die Permeke binnen kreeg. Ik teken dan misschien wel gelijkaardige dingen, maar toch is het anders. Daar zit ook juist de spankracht. Op het eerste zicht denk je: dit is een beeld van 150 jaar geleden, maar daarna constateer je dat het niet klopt. Bijvoorbeeld die oude vrouwtjes hebben plastiekzakken van de Lidl bij. Dat kan dan geen tekening van 150 jaar geleden zijn en op dat moment gaat het wat wringen.
Plus die formaten zijn enorm groot. In het verleden waren tekeningen op groot formaat als voorbereiding van een schilderij om te verdwijnen onder verf.
Ook het ruwe, onaffe karakter van het materiaal dat ik gebruik is hedendaags. In de klassieke kunst of bij de Latemse school werden wel vieze dingen afgebeeld, maar de presentatie was uiteindelijk altijd proper. Mijn werken zijn onopgepannen doeken die wat uitrafelen: er zijn andere stukken doek op gekleefd, je ziet voetsporen, de doeken worden met nageltjes in de muur geslagen.
HVC: Is dat het voordeel van de hedendaagse kunstscène (in België) dat alles kan en mag? Dat ook het figuratieve en het klassieke weer in is?
ML: Ik denk niet dat alles kan en mag. Er zijn ook nu heel wat taboes.
Maar ik ben absoluut niet mee bezig met wat in is of zo. Ik vind het ook leuk om juist niet in te zijn.
HVC: Maar toch moet je meedraaien met de hedendaagse scene? Op de één of andere manier moet je toch wel een aansluiting vinden?
ML: Ik vind het niet belangrijk om mee te draaien. Als mensen me niet hedendaags genoeg vinden, dan is dat gewoon zo. Ik probeer gewoon dingen te maken waar ik zelf in geloof, die ik zelf wil maken.
Desnoods sta ik dan naast de hedendaagse scene. Het belangrijkste is dat ik mezelf kan verwonderen.
HVC: Is het een reactie voor het conceptuele of naast de koude installaties die je vaak tegenkomt in musea? Misschien is het hiervoor een tegenwicht?
ML: Ik ben wel bezig met wat er leeft, ik ga naar heel wat tentoonstellingen. Maar ik streef er niet naar om zaken te maken die daar bij aansluiten. Onbewust ben ik wel beïnvloed, maar ik maak wat ik zelf wil maken. Ik wil niet nog eens een kloon maken van wat er op dit moment “in” is.
En ja, ik voel me nauwer verwant met een “ouderwetse” Thierry De Cordier, dan met een coole Jeff Koons.
Wat conceptuele kunst betreft, ik ben een typische beelddenker. Ik denk in beelden niet in woorden. Als ik naar een tentoonstelling ga, wil ik kijken, geen woorden vertalen naar beelden of beelden naar woorden. Dat doe ik al hele dagen in het gewone leven! (lacht)
HVC: Je lijkt heel erg beïnvloed door de Duitse Käthe Kollwitz. Is dat jouw grootste inspiratiebron of zijn er ook nog andere kunstenaars?
ML: De link naar Käthe Kollwitz is gemakkelijk gelegd omdat ze ook met houtskool tekende. Toen ik nog een kindje was, ging ik nu en dan kijken naar het treurend ouderpaar, twee beelden van haar die bij ons op het oorlogskerkhof in Vladslo stonden. Het zijn stevige beelden die recht naar het hart gaan. Zo leerde ik haar werk al op vroege leeftijd kennen. Maar het is zeker niet mijn belangrijkste inspiratiebron.
Mijn invloeden kunnen heel divers zijn. Ik hou van de hardheid, de intensiteit van Martin Kippenberger, maar tegelijkertijd van de zachtheid en wazigheid waarmee Gerhard Richter schildert. Ik werk zelf in zwart-wit, maar hou evenzeer van de kleurrijke snippers van Guy Mees. Of van de manier waarop René Heyvaert kleuren en vormen onderzocht.
Het werk van Cecily Brown vind ik zeer erotisch, bij Baselitz kom ik dan weer heel heftige, ontroerende composities tegen. Het vuile, het menselijke trekt me ook heel erg aan, werk waar zweet en bloed aan kleeft. Ik denk aan Philippe Vandenberg of Louise Bourgeois.
Vorige week was ik op een lezing van fotograaf Geert Goiris. Hij gebruikt vaak een overload aan wit, dat heb ik ook een paar keer gedaan. Een bepaalde hoeveelheid wit kan zeer mystiek zijn, helend zoals bij James Turrell.
HVC: Je expo heet “After Barking”. Je tekent met houtskool, maar je versnijdt ook je doeken en je maakt op die manier een soort puzzel om een gelaagdheid te hebben. Hoe ben je er bij gekomen om honden uit te beelden? Is dat iets uit je persoonlijke leefwereld
Of is dat door toeval? Omdat honden sterke dieren zijn met een sterke kop?
ML: Voor mijn eerste serie zocht ik mijn inspiratie in Oekraïne. Maar ergens stelde ik me de vraag of het wel noodzakelijk was om vreemd te gaan, of ik niet gewoon een onderwerp kon zoeken bij de deur. En dat heb ik letterlijk gedaan. Naast mijn atelier, in het Citadelpark, is er een hondenasiel. Ik vond dat een vreemd, mysterieus gebouw. Een witte kubus in het midden van het park waaruit hondengeblaf komt. Ik was eigenlijk wel benieuwd wat er achter die muren gebeurde. Uiteindelijk ben ik daar binnen geweest en heb ik mij een lidkaart gekocht van het hondenasiel. Ik ging wandelen met de meest zielige honden van het asiel, echt sukkelaars met zweren op hun hoofd en manke poten, …
HVC: Stop Maaike, ik kan daar niet goed tegen…
Wil je daar iets maatschappijkritisch mee aankaarten?
ML: Mijn vertrekpunt is wat me intuïtief raakt. Mijn werk dient geen maatschappelijke relevantie te hebben, het mag gewoon op zichzelf staan en autonoom zijn.
HVC: Je bent tekenares. Waarom ben je ook kunstenares? Wat wil je nog toevoegen aan die overload aan tekeningen?
ML: Er is een onderscheid met een illustratietekenaar. Als je kunst maakt, ben je minder letterlijk, je suggereert meer. Je probeert iets op te roepen dat je niet zo maar onder woorden kan brengen. De tekening staat niet in functie van een verhaal, is minder anekdotisch.
HVC: Is kunst voor jou ook een manier om aan de realiteit te ontsnappen? Is dat dan helemaal Maaike Leyn? Me, myself and I?
ML: Het is een andere manier om in de realiteit te staan. Het is soms moeilijk om op een heel fijne manier te communiceren met woorden. Met woorden kan je niet alles zeggen, of blijf je vaak op een heel oppervlakkige manier communiceren. Tenzij je gedichten schrijft of literatuur. Met tekeningen, beelden kan je tot een diepere, verfijndere inhoud komen dan in een gesprek.
Als ik naar mijn eigen werk kijk, is het boeiend voor mezelf om verslagen te zien van vluchtige momenten waarop ik zelf was, dacht of voelde. In mijn tekeningen kan ik die voorbijgaande mentale toestand vastleggen, het zijn een beetje hersenscans.
HVC: En is het dan voor de mensen ook een beetje, dat ze zich kunnen verliezen in jouw beelden?
Als je bezig bent, zit je dan helemaal in jouw wereld? Of denk je ook aan de toeschouwer?
ML: Ik ben daar eigenlijk niet mee bezig met wat de toeschouwer van mijn werk gaat denken. Ik hoop dat mijn werk spannend is voor mensen die daar naar kijken, maar ik ga dat niet op voorhand gaan uitdenken, terwijl ik bezig ben.
HVC: Maar heb je geen schaamte voor de eerste keer als iemand je werk ziet? Ben je nooit beschaamd voor de reacties?
ML: Vroeger had ik dat wel heel sterk. Toen ik vooraan in de twintig was, had ik een atelier boven het café van mijn vriend.
HVC: Café de Video, één van de beste muziekcafés van Gent! (Ik zeg niet ‘beste’, dit omdat ik niet uit de andere muziekcafés wil buitengeshot worden als ik er mijn hoofd toon.)
ML: Euh, ja… (lacht) … en onder mijn atelier repeteerden ook muziekgroepen. Maar aan de deur van mijn atelier had ik een groot malslot hangen. Niet zo zeer omdat ik bang was voor diefstal, wel omdat ik niet wou dat er muzikanten of mensen uit het café mijn werk zouden zien. En als dat al eens gebeurde, was ik echt wel boos. In het café ontmoette ik soms interessante kunstenaars, ik herinner me nog een leuk gesprek met Johan Tahon bijvoorbeeld, maar ik ging hem nooit meenemen naar boven om mijn werk te tonen. Toen mocht er echt niemand mijn werk zien.
Nu is die schroom verdwenen, ik smijt het gewoon in de groep en het maakt niet uit. Mensen mogen denken wat ze willen. Wat maakt het uit, ik doe niks verkeerds en binnen vijftig jaar ben ik er waarschijnlijk toch niet meer. (lacht)
HVC: Heb je momenteel nog een nieuw idee onder handen als deze expo gedaan is? Of ga je voort werken op de thema’s waarmee je bezig bent?
ML: Op dit moment teken ik vooral vreemde, desolate gebouwen en daar ben ik nog maar recent aan begonnen. Ik wil er zeker nog op doorzoeken. Het zijn vreemde constructies die ik ergens tegengekomen ben op één van mijn reizen, maar ik puur die verder uit, overbodige details verdwijnen. Bepaalde structuren vergroot ik uit of vermenigvuldig ik zodat de vormen zich explicieter opdringen, zodat er een bepaalde sfeer ontstaat.
Ik heb ook plannen om deel te nemen aan een biënnale in Siberië. Ik ben ooit in die regio op reis geweest en heb nog heel wat documentatiemateriaal waar ik niks mee deed. Naar aanleiding van die biënnale zou ik dat terug uit de kast halen. Ook daar heb ik vreemde, leegstaande gebouwen gezien uit de tijd van het communisme.
HVC: En wat is voor jou je meest absurde kunstenaarsfantasie? Een atelier op het Rode Plein?
ML: Euh… (lange denkpauze) Je brengt me op ideeën!
Toen ik de tentoonstelling voorbereidde voor Europalia Rusland, werkte ik samen met een Russische curator. Hij had zijn bureau toen in het Leninmuseum vlakbij het Rode Plein. En als ik kunstenaars tot bij hem bracht, gaf ik de security de opdracht dat ze die kunstenaars moesten doorlaten. Ik voelde me een beetje een westerse spion die een bende anarchisten toeliet in een overheidsgebouw. Heel eventjes zag ik Lenin trillen in zijn graf…
HVC: Je kunt de volgende twintig jaar gewoon saai op je ateliertje zitten en dan ben je supergelukkig?
ML: Ik wil gewoon verder gaan in de dingen die ik doe en me laten verrassen door wat er gebeurt, wat op me afkomt. Ik zit niet te streven om bepaalde zaken te bereiken, al probeer ik wel wat avontuur uit te lokken. Maar dat avontuur zit soms in kleine dingen. Je ziet je eigen tekeningen veranderen, ze brengen je ergens naartoe en dat is spannend op zich. Dankzij die tekeningen ontmoet je bijzondere mensen en kom je op plaatsen die je anders nooit zou bezoeken.
HVC: Welke eigenschap bewonder je het meest in andere kunstenaars dat jij niet hebt als kunstenaar?
ML: Geduld, ik heb heel weinig geduld. Ik zou me graag kunnen overgeven aan een volledige toestand van tijdeloosheid. Maar tegelijkertijd blijf ik toch altijd een zekere vorm van nervositeit en gejaagdheid in mij hebben. Ik zou niet maandenlang heel traag aan iets kunnen doorwerken. Ik wil altijd heel snel vooruit gaan, maar als ik teken, dwing ik mezelf tot traagheid. En misschien zorgt dat ook voor een soort van innerlijke spanning in mijn tekeningen, de constante clash tussen het trage, tijdloze en het opgejaagde, het nerveuze...
HVC: Als het niet lukt in je atelier, dan geef je vlug op?
ML: Nee, dat niet. Integendeel. Ik geef nooit op…
HVC: Welke boodschap wil je aan de andere kunstenaars meegeven?
ML: Euh… eet elke dag een appel, loop een toertje rond het blokje en vergeet je tanden niet te poetsen. (lacht)
Amuseer je, dat is het enige relevante wat je kan doen. De rest is bijzaak. Wat zitten wij, de kunstenaars, toch in een luxepositie dat we zo veel tijd met onszelf mogen doorbrengen! Soms denk ik aan die vrouwen met hun tien kinderen die ze niet gevoed krijgen, of die elke dag om vier uur opstaan om dan twaalf uur in de fabriek te gaan werken… En ik mag elke dag spelen met houtskool en pastel!
HVC: Waarom moeten de mensen naar jouw expo komen bij galerie S&H De Buck?
ML: Het is een schitterende galerie.
Mijn laatste tentoonstelling in Gent was in een loft, in een grote minimalistische ruimte. Dat was indrukwekkend omdat ik alle werken samen kon ophangen als een puzzel die één groot geheel vormde. Nu, in de galerie, is het compleet anders, meer een gezellig huiskamerinterieur met houten parket. Elke ruimte maakt je werk een beetje anders en ik ben zelf benieuwd hoe mijn werk er in de galerie zal uitzien.
De mensen moeten ook zeker naar de opening komen. Er zal een concertje zijn van Tom Wolf, geen onbekend gezicht in de Gentse muziekwereld. Eén van de weinige muzikanten die me zo ontroert met zijn songs. Zijn nummers zijn een muzikale vertolking van de weemoedige sfeer die in mijn tekeningen hangt.
HVC: We kijken ernaar uit Maaike!
Hilde Van Canneyt
Maaike Leyn stelt tentoon in galerie De Buck van zaterdag 3 (opening) tot 27 maart. Zuidstationstraat 25, 9000 Gent.
PAGE \* MERGEFORMAT1