Interview met Patrick Keulemans, Leuven, juni
2012.
Patrick Keulemans noemt zichzelf een beeldend vertaler. Via
verschillende media speelt hij met het mentaal voorstellings- en
interpretatievermogen, dit door zijn gestileerd werk - dat veelal handelt over
taal en communicatie - met verschillende lagen te onderbouwen. Ik spreek hem op het
domein van het Groot Park in Lovenjoel (Leuven) in zijn atelier ‘The Hall’, naast
de ‘The White House gallery’.
Hilde Van Canneyt: Hallo Patrick, je bent nu 54 jaar,
maar het is niet zo dat je jezelf al vanaf je 21e kunstenaar au fond
kunt noemen. Je hebt er jaren als vormgever en illustrator opzitten, al ben je
op je 30e begonnen met vrij beeldend werk te maken. Het minste wat
men van jou kan zeggen is dat je creatief bent. Waarom heb je op je 18e
dan toch eerst voor die opleiding toegepaste kunsten gekozen?
Patrick
Keulemans: Op mijn achttiende had ik me aanvankelijk ingeschreven voor een
lerarenopleiding, maar op de eerste schooldag ben ik in mijn bed blijven liggen.
Ik wou kunstonderwijs volgen en ben diezelfde dag nog naar de Sint-Lukas
hogeschool in Brussel getrokken voor een reclameopleiding. Voor zuiver
beeldende kunsten was ik nog niet klaar en ik vond het toch belangrijk dat ik
met mijn studies later mijn brood zou kunnen verdienen. Voordien volgde ik
enkele jaren deeltijds kunstonderwijs aan de Stedelijke Academie in Mechelen.
Meestal ging ik er met de bus naartoe en vlak tegenover de bushalte stonden
reclameborden waardoor ik gefascineerd was. Vooral de communicatieve kracht
ervan sprak me aan. Dat was in de tijd van Julien Keymolen, die samen met
Raymond Savignac in Frankrijk zowat de pioniers van de reclamewereld waren. Ik
zie nog altijd die affiche voor mij met het logo van Mercedes waar een witte
duif op zat. Ik hield van de eenvoud die daar vanuit ging. Toch heb ik
tegenwoordig een haat-liefdeverhouding met die wereld: enerzijds is het heel
spannend omdat je er zinnige dingen in kunt doen, anderzijds wordt er enorm
veel rommel in geproduceerd. Ik heb lang voor de reclamewereld gewerkt,
daarnaast gaf ik ook nog fulltime les en was ik zelfstandige in bijberoep. Het
was een ‘7 op 7 leven’.
HVC: Je hebt een artistieke praktijk ontwikkelt
waarin onderzoek wordt verricht naar beeldende registratievormen die gerelateerd
zijn aan taal. Vanwaar die interesse?
PK:
Ik heb een bepaalde vorm van dyslectie en vreemde talen leren is heel moeilijk
voor mij. Als ik een bericht krijg op mijn antwoordapparaat, kan ik soms niet
eens ontcijferen wat er gezegd is. Ook als kind was meezingen met liedjes
altijd de hel, want dat lukte me nooit. Dat is al mijn hele leven lang een
grote worsteling geweest en het is vaak ten koste gegaan van jobs en
mogelijkheden. Je stelt je soms ook anders op, omdat je weet dat je bepaalde
dingen niet kunt. Ik heb daar lang heel gefrustreerd mee rondgelopen, maar een
neuroloog heeft me verteld dat ik er moet mee leren leven. In feite heb ik van
mijn zwakte mijn sterkte gemaakt, want ik ben sowieso enorm gefascineerd door
alles wat met taal te maken heeft.
HVC: Je hebt de publicatie ‘Schrijfsels’ gemaakt.
Ik vermoed als tegenreactie.
PK:
Inderdaad, want dat schrijven op zich en spelen met taal doe ik wel graag. Het
is een uitdaging. Op het reclamebureau waar ik werkte, zat de copywriter aan
een ander bureau en omdat ik me niet altijd in zijn teksten kon vinden, ben ik
zelf teksten beginnen schrijven. Ik heb op de Sint-Lukas hogeschool ook een
copywriter geïntroduceerd. Want reclamevormgeving is een communicatierichting
waarin taal thuishoort.
HVC: Op je website vond ik geschreven
woorden/teksten, audio met voorgelezen teksten, symbolen geschreven in zand en
kleine sculpturen, zoals een geplooide metalen staaf, waar met de schaduw dan
een soort tekst/krabbel mee is gemaakt. Wat was je drive om dat te maken?
PK:
Je kan me eigenlijk werkverslaafd noemen. (lacht) Schrijven doe ik aan zee
tijdens de wintermaanden. Het desolate inspireert me. Naast het schrijven maak
ik er vaak kleine beeldende oefeningen. Onlangs is er nabij onze studio een
duinbrand geweest en met verbrande duindoornen heb ik dan tal van werken
gemaakt. Ik was geëmotioneerd door die brand, maar ik wou toch iets
constructiefs maken. In die verkoolde duindoornstruiken heb ik dan papier
geduwd waardoor ik schrifturen kreeg die je zelf nooit kan tekenen. Zo’n dingen
vind ik boeiend.
HVC: Je hebt veel onderzoek gedaan naar
taalnotaties. Vooral de multimediale invulling van je beeldend werk is
belangrijk lijkt me.
PK:
Ik beperk me niet tot één medium, ik wil het veld waarin mijn ideeën functioneren
zo breed mogelijk maken. Ik ben begonnen met notatiesystemen te bedenken die
voor mij grafisch interessant waren, maar die evengoed ook aan andere
kunstenaars zouden kunnen gegeven worden om er verder mee te werken, te
experimenteren of te interpreteren. Die ene video met die danser bijvoorbeeld,
is daarop gebaseerd. Ik heb cirkelklanken gemaakt en met die basis is
videomaker Klaas Verpoest dan verder gaan werken. Daarna hebben muzikanten er
klanken aan toegevoegd. Wat zijn trouwens spraakklanken en wat is muziek? Ik
probeer dat zo te definiëren dat spreken meer het wandelen is en dat muziek
maken het lopen is. Omdat er heel veel mensen bezig zijn met notaties die met
muziek te maken hebben, heb ik gewoon mijn domein verlegd naar de literatuur:
mijn zwakke kant.
HVC: Hoe heb je je eerste expo in het buitenland
ervaren?
PK:
Ik vond het fijn dat ik bij Queeste in Arnhem (NL) alles mocht en kon tonen. Ik
heb twee volle jaren loopbaanonderbreking genomen om al de projecten waarmee ik
bezig was, echt fulltime onder handen te nemen. Dat heeft financieel enorme
consequenties gehad, want dat gaat over 1/4e van een gemiddeld huis
dat je in jezelf investeert om eens je domein te verleggen. Geld verdienen is
leuk, maar dat is materiële rijkdom. Geestelijke rijkdom is iets helemaal
anders, en dat is me veel meer waard. Die twee jaren zijn echt een openbaring
geweest. Mijn expo in Arnhem was interessant, omdat daar veel mensen uit het
kunstonderwijs samenkwamen en daar écht over mijn werk werd gesproken. Op de meeste
vernissages wordt over alles gesproken, behalve over het werk. Ik heb er ook
mijn werk ’Taalwiet’ getoond. Een soort grote zwarte stoffen wortel die vertrok
vanaf een trapleuning, die gecodeerd en overtrokken was met felle viltkleuren.
Het onkruid suggereert de bastaardtaal die je nooit wegkrijgt. Ik wou een
verbinding maken tussen de verschillende plaatsen en de mensen mochten er
eigenlijk overlopen, maar iedereen was gedisciplineerd en durfde niet. In
Brussel maakte ik dan een tapijt met vogelzaad, en daar liep net iedereen
doorheen. Het is soms raar, om te zien hoe op een kunstwerk gereageerd wordt.
HVC: Ik zag op je site ook dat je ook soms met
vogelkastjes werkt…
PK:
Met dat werk trachtte ik de stilte te verbeelden. De vogelkastjes hingen in een
grote binnenruimte waar normaliter geen vogels thuishoren of wonen. De 100
kastjes vormden een tekstopstelling en de grootte van de invliegopeningen
hadden een verschillende diameter (klankwaarde). Eigenlijk stelden ze
klankkasten voor die door de afwezigheid van vogels geen enkele functie hadden.
Het was ook het eerste werk dat ik aan de buitenwereld toonde (2009). Toen ik
pas loopbaanonderbreking nam, vroeg ik me af hoe ik in de vrije kunstwereld
moest stappen. Een vriendin kende de galeriehoudster Carine Campo en zij stelde me toen enkele galerieën
in België voor. Maar ik had bijna geen werk. Via een
collega ben ik in Nederland terecht gekomen. In het begin was er ook wat
tegenkanting: “Dat is toch geen kunstenaar?” Ik hou niet van het woord
kunstenaar. Ik noem me liever beeldend vertaler. Ik wil het ruimer zien. Ook
omdat ik al eens meubelen en functionele objecten durf te ontwerpen. Ik heb net
dat grensgebied tussen vormgeving en vrije artistieke uiting opgezocht. Voor
mij is dat een interessante lijn om mijn werk op te gaan maken. De laatste
jaren van mijn leven zijn de meest intense en de leukste, al is het keihard
werken. Ik heb ook het laatste jaar een ongelooflijk geschenk gekregen van Bert
Verlinden (Hij was als fotograaf altijd kunstliefhebber en de laatste 15 jaar
uitbater van een fotolabo. Nu wil hij zijn tijd wijden aan het opzetten van een
kunstgalerie, red) : ik mag een sporthal gebruiken waar ik een jaar lang in kan
werken: het is werkelijk een droom. In september heb ik dan de eer om The White
House gallery te openen met mijn werk.
HVC: Kijk je om je heen en zie je wat er gebeurt in
de kunstwereld?
PK:
Daar ben ik altijd mee bezig. Ik heb altijd wel de Biënnales en Manifesta’s
bezocht en ben in heel wat geïnteresseerd. Ik wil weten hoe het hart van de
artistieke wereld klopt. Als leraar kan ik zo mijn studenten op een heel brede
manier inspireren en begeleiden. Ik heb trouwens de keuze gemaakt om halftijds
te werken nu, want ik kan het lesgeven niet loslaten. Al zou ik de bureaucratie
errond wel kunnen missen. In wat een vergadercultuur leven wij toch? Daar word
je op creatief vlak impotent van. Anderzijds is het niet te onderschatten
hoeveel rijker die studenten je maken. Zij zijn met invalshoeken bezig waar je
zelf nog nooit bij stilgestaan hebt.
HVC: Eén van je solo’s was in de Cypres galerie in
Leuven en heette Frontaal. Er was een ongelooflijke verscheidenheid aan werken.
Hoe vul je zo’n expo op?
PK:
Een aantal werken worden specifiek voor die plek gemaakt. Ik ga dan
verschillende keren naar die plaats om te zien wat ik ermee kan doen. Ik vind
het ook heel interessant dat ik op een locatie kan inspelen. De Cypres galerie
is nogal een cleane en nette galerie en is verbonden aan een
communicatiebureau. Ik vond dat boeiend omdat ik zelf uit die wereld kom. Voor
mij is het ook nieuw om mijn ‘eigen opdrachtgever’ te zijn. Heel anders dan in
de reclamewereld. Nu sta ik écht met mijn billen bloot.
HVC: Voel je je kwetsbaar voor een opening van een
eigen expo?
PK:
Toch wel. Aan de ene kant zijn de dingen die ik maak evident, aan de andere
kant niet omdat ik ze steeds slim en onderbouwd wil maken. Mijn werk lokt vaak
discussie en kritiek uit waarop ik positief tracht te reageren. Soms zijn mijn
verwachtingen te groot. Ook daar leer ik uit.
HVC: Je maakt wel benaderbaar werk. Zelfs voor
niet-kunstminnenden of kinderen kan het ook aantrekkelijk zijn, al oogt wat je
maakt op het eerste gezicht wel koel en intellectueel. Maar ik denk dat er voor
ieder wat wils is.
PK:
Zo is het zeker niet bedoeld. Het is waar dat kinderen het fantastisch vinden.
Het entertainende en speelse element in mijn werk is vaak aanwezig en dat kan
ontwapenend zijn. Heel veel werken zijn gebaseerd op het principe van de
kinderserie ‘Tik Tak’. Die eenvoud van communiceren werkt heel betoverend voor
mij. Of je nu een peuter bent van 3 of 80 bent, velen kijken er toch met een
grote fascinatie naar. Die grote eenvoud probeer ook ik in mijn werk te
stoppen, al is elk werk wel gelaagd en complexer dan verwacht. Ik maak nooit
zomaar iets, alles heeft zijn betekenis. Vroeger was ik louter de
beeldelementen als een aparte entiteit aan het onderzoeken.
HVC: Soms maak je ook acrylschilderijen, maar die
lijken ver af te staan van je ander werk.
PK:
Die maak ik meestal na een lange tijd conceptueel gewerkt te hebben. Ik denk
dat ik na mijn tentoonstelling in de Cypres galerie wel vijftig werken met
thinner heb gemaakt. Niet dat ik dat dan ‘grote kunst’ vind, maar ik voel dat
ik dat moet doen. Er leven zoveel dingen in mij en die moeten eruit. Niet
iedereen vindt het oké dat ik die verscheidenheid aan de buitenwereld toon. Ik
vind het fantastisch dat sommige kunstenaars zich concentreren op één bepaald
iets, maar zo’n benadering zou ik na verloop van tijd vervelend gaan vinden. Ik
ben onrustig en nieuwsgierig.
HVC: Hoe begin je dan aan een werk? Kies je volgens
inhoud of volgens “ik heb zin om een film te maken vandaag”?
PK:
Meestal vertrek ik van een idee en dan zie ik hoe ik dat kan vertalen. Veel
dingen ontstaan ook op een spontane manier, niettegenstaande mijn werk er zo
niet uitziet.
HVC: Je video’s zien er ook niet uit alsof ze in
één dag gemaakt zijn. Nemen we als voorbeeld de video ‘Idiosyncratic’.
PK:
Het proces is behoorlijk arbeidsintensief. Voor die film heb ik met Klaas
Verpoest gewerkt, iemand die ook voor Tom Lanoye en
‘Behoud de Begeerte’ ( een kunstencentrum voor
literatuur) motion designs maakt. Ik was in die periode volop bezig met
notatiesystemen te bedenken en toen hebben we gebrainstormd over hoe we wat hij
kan en wat ik doe, konden samenbrengen. Mijn grote droom is eigenlijk om een
soort collectief te vormen, waar mensen in- en uitstappen in functie van wat ze
kunnen bijbrengen. Al lukt dat niet altijd even goed: kunstenaars of vormgevers
hebben een sterk ego en zo ontstaan er natuurlijk spanningsvelden en
conflicten.
Voor
deze tentoonstelling heb ik zelf het videomateriaal gemaakt omdat ik vanuit een
beeldend toeval of een experiment vertrek. Zo verkrijg ik meer authenticiteit
in mijn werk. Alles op de setting is echt. Ik heb gewerkt met schrijvende
maden, visjes die zwemmen in een omgedraaide en waterdichtgemaakte canvas,
bewegingen die ontstaan door elektrostatische principes, oplosprocessen in
water etc. De video’s getuigen van een gecontroleerde spontaniteit.
HVC: Op het net zag ik een foto van ‘De teruggave’:
een boom waarrond appels in een cirkelvorm lagen.
PK:
Dat is een boom die om de twee jaar enorm veel appels draagt. Maar eigenlijk
krijgen we die appels niet op. Ik vond het dan ook zonde om die appels op de
vuilhoop te gooien. Vandaar mijn idee om die appels in een cirkelvorm rond de
stam van de boom te leggen en het verrottingsproces in fases te fotograferen.
Het werk gaat over het cyclische: de zelfscheppende natuur. Dit jaar heb ik met
de appels van die boom een video gemaakt met een pakkende muzieklijn erbij.
HVC: Is kunstenaar zijn voor jou een manier om aan
de werkelijkheid te ontsnappen?
PK:
Deels wel. Al gaat mijn werk altijd wel over de werkelijkheid. Ik stel me
kritisch op naar wat er in de wereld gebeurt: hoe gaan we om met de nieuwe
sociale media bijvoorbeeld? Welke gevaren zijn eraan gekoppeld? We maken
vandaag allemaal deel uit van een gigantisch virtueel netwerk, maar dat geldt
ook voor onze problemen. Ik probeer dat allemaal visueel te vertalen in mijn
universum.
HVC: Is kunstenaar zijn voor jou ook de uiting van
een soort van geldingsdrang? Meer dan dat je dat bijvoorbeeld had als grafisch
vormgever?
PK:
Vooral een geldingsdrang tegenover mezelf. Want echt in de picture staan, vind ik niet zo leuk. Ik voel me het gelukkigst als
ik in mijn atelier bezig ben. Al moet ik toegeven dat ik van een toonmoment ook
geniet. Het is de voldoening van maanden hard werken. Kunst is ook geen kunst
als het geen publiek heeft, kunst moet een plek krijgen.
HVC: Uiteindelijk maak je de dingen eerst voor
jezelf. Maar wat doe je als het publiek het niet smaakt?
PK:
Ik zal er zeker over nadenken. Als ik niemand bereik, zit ik fout. Wanneer een
werk geen vragen oproept of geen dialoog op gang brengt, moet ik bijsturen. Ik
heb bijna dertig jaar gewerkt in opdracht van anderen en nu doe ik het net
andersom. Vroeger moest ik altijd werk maken dat door een doelgroep moest
begrepen worden en nu maak ik werken waarmee ik de grenzen aftast van het
begrijpbare. Dat vind ik heel uitdagend.
HVC: Heb je spijt dat je niet al van op je
achttiende bezig was met ‘zuivere’ kunst? Denk je dat je tijd verloren hebt of dacht
je bij jezelf “Omwegen vergroten de kennis van een plaats.”
PK:
Alles wat ik gedaan heb in mijn leven, is zinvol geweest, al zijn dat negatieve
ervaringen. Op mijn 18de was ik er niet rijp voor. Ik ben een
laatbloeier.
HVC: Heb je niet het gevoel dat je aan een
inhaalmanoeuvre bezig bent? Want toch wil je de naam Patrick Keulemans bekender
maken én doorbreken, vermoed ik?
PK:
Zeker! Toonmomenten zijn natuurlijk ook gelegenheden waar je naartoe moet
werken. Ik ben er de jaren toen ik lesgaf en vormgever was, ook mee bezig
geweest, maar dat was vooral tijdens de zeldzame vrije tijd, en je voelt dat
zoiets niet kan. Als je iets doet, moet je het goed kunnen doen. Ik wil vooral
voor mezelf bewijzen dat ik vooruit kan. Naam maken opent deuren en geeft je
ook de mogelijkheid om op andere plaatsen te kunnen tentoonstellen. Nu heb ik
zelf die stappen moeten zetten door een galerie binnen te gaan en te vragen of
ik er mijn werk mag tonen. Ik hoop dat de dag er komt dat ze me zelf vragen om
mijn werk te tonen.
HVC: Waar komt de nood vandaan om nog meer kunst op
de grote kunstberg te smijten?
PK:
Het is een vraag die me altijd heeft bezig gehouden, maar je voelt die
inwendige drang...
Beeldend
werk maken geeft zin aan mijn leven. Met ouder te worden voel ik dit nog
sterker aan.
HVC: Jan Hoet zegt ergens: “Kunst zonder engagement
is geen kunst”. Ga je daar mee akkoord? Vind je dat er engagement is in jouw
kunst?
PK:
Toch wel. Engagement kan je breed definiëren. Je kan bijvoorbeeld de
mogelijkheden van het schilderen, het gedrag van verf op verschillende dragers
op een heel geëngageerde manier onderzoeken. Die houding vind ik terug bij
Raoul De Keyser. Maar beeldend werk kan inhoudelijk een maatschappelijke
relevantie of een statement in zich dragen. Ik probeer dat ook toe te passen.
Kunst moet vragen oproepen, mensen prikkelen of ontroeren.
HVC: Als je zou mogen kiezen voor een loopbaan van
een kunstenaar als sjabloon voor jouw loopbaan, wiens carrière zou ook de jouwe
mogen zijn?
PK:
Bedoel je mijn voorbeelden of idolen? Ik heb er geen en veel! Eigenlijk probeer
ik bij iedereen dingen te detecteren die boeiend zijn. Ik begrijp heel vaak
dingen niet, maar dat vind ik interessant, want dat doet me nadenken. Soms komt
pas jaren erna het inzicht van met wat iemand bezig is. Ik kan evengoed van
Michaël Borremans genieten als van een Anish Kapoor, terwijl dat uitersten zijn
in inhoud en beeldtaal.
HVC: Vind je dat we nu in het juiste kunsttijdperk
leven om kunst te exploreren? Of had je liever in een vroeger tijdperk geleefd?
PK:
Helemaal niet. Ik ben heel blij dat ik dat nu mag doen. Ik kijk liever vooruit.
Uiteraard registreren we de dingen die we kennen uit een verleden, uit opgedane
kennis, uit ervaringen en vertalen dat in nieuwe contexten.
HVC: Wat is voor jou het mooiste compliment dat ze
kunnen geven over/na een expo?
PK:
Ik was vorige week op een lezing van kunstenaar Kris Fierens en daar zei iemand
dat hij mijn website bekeken had en verrast was over de veelzijdigheid van mijn
werk, zoiets doet me wel wat. Ik heb wel graag dat mensen uit de kunstwereld
appreciatie tonen. Ik hou er ook wel van mensen rond te leiden op mijn expo,
omdat ze dan mijn werk anders ervaren. De gedachtegangen achter mijn werk zijn
niet voor iedereen leesbaar.
HVC: Nochtans zou kunst voor zich moeten spreken.
PK:
Kris Fierens had een werk gemaakt met kranten die opgestapeld op de grond
lagen. Iemand vroeg: “Wat liggen die kranten hier op de grond te doen?” Kris
zei: “Ik vond dat die hier moesten liggen en dat het perfect klopte in de
compositie, ik heb hierover nagedacht.” Maar die kijker had wel nog niet rond
het kunstwerk gelopen. Bij een ruimtelijk werk is het minste wat je kan doen er
eens rondgaan. Fierens had dus aan de ommezijde een hoek afgesneden, zodat die
kanten allemaal gelijk waren. Ik vond dat een geniale ingreep, omdat je in die
chaos terug orde creëert door die snede aan te brengen. Kris Fierens vond het
niet belangrijk om dit uit te leggen, maar voor een leek kan dat zinvolle
informatie zijn. Uiteraard moet zo’n houding ook kunnen. Kris vind ik trouwens
een goede kunstenaar.
HVC: Het is niet omdat je iets van kunst kent, dat
je een werk snapt, terwijl een kind er soms zo op kan zitten met een treffende
uitspraak. Te veel achtergrond of kunstintellect kan het kijken ook in de weg
staan.
PK:
Kinderen zijn spontaan en lezen een werk op een andere manier. Zoals ik reeds
zei zijn kinderen in mijn werk geïnteresseerd omdat er veel speelse elementen
in zitten. Ook moet een werk niet altijd een “waw” gevoel hebben. Dat zijn
zelfs meestal de werken die niet lang standhouden. Sommige kunstwerken die
wringen, werken soms pas op langere termijn.
HVC: Je hebt de laatste maanden van Bert Verlinden
‘The Hall’, een kunstruimte, ter
beschikking gekregen om er te werken. Jouw
expo opent op 1 september. In welke zin ben je geëvolueerd in
vergelijking met de werken die we van je kennen?
PK:
Vooral inhoudelijk. Heel veel werken zijn een reactie op wat er in de wereld
aan het gebeuren is, zoals de schaalvergroting die je bijvoorbeeld bij banken
ziet met alle gevolgen vandien. Ook op het feit dat talen aan het verdwijnen
zijn, wil ik reageren. Er worden vandaag zo’n zevenduizend talen gesproken, wat
gigantisch veel is. Men verwacht dat er binnen enkele decennia zo’n drieduizend
talen zullen verdwijnen. Ik wil daar beeldend op antwoorden, omdat diversiteit
in wat dan ook heel belangrijk is. Zo heb ik soepletters met een bunsenbrander
verbrand en die heb ik dan in tongvormen verwerkt. Het werk gaat vooral over
afgesneden moedertalen. Aan taal is sowieso cultuur gekoppeld. Veel mensen
willen het liefst in het Engels communiceren, logisch en terecht voor de multiculturele
samenleving waarin we leven. Maar aandacht voor het behoud van diversiteit is
even belangrijk. Ook in de kunst is dat zo. Als je naar de Biënnale van Venetië
gaat en je komt in de ruimte waar de Arabische wereld haar werk toont, zouden
sommige werken van Wim Delvoye kunnen zijn. Ik vind het gevaarlijk dat alles
één grijze zone lijkt te worden. Ik hoop dat er een tegenbeweging ontstaat. Ik
pleit voor culturele diversiteit in een respectvolle en harmonieuze wereld.
HVC: Ik zie hier allemaal kleine zwartgeblakerde
keien liggen waar ik letters in ontwaar, wat betekenen ze?
PK:
Aan het strand leg je soms keien op je boek, zodat de wind er niet in bladert.
Ik wil een werk maken met allemaal blanco vellen die geplooid en ontplooid zijn
en ik wil die allemaal in een boeiende compositie leggen. Daarop komen de
zwartgeblakerde keien te liggen. Metaforisch gezien zit de tekstuele –
onleesbare - informatie in de verbrande keien gebald. Het werk handelt over het
verdwijnen van taal, over teloorgang. Ik denk dat het beeldend mooi zal werken.
HVC: Ik zie hier boterhammen liggen…
PK:
Deze boterhammen zijn ook van soepletters gemaakt. Het gaat over het voeden van
onze geest met een taal. Met taal drukken we onze intelligentie uit. Ik ga dit
werk in deze presentatievorm aan de muur hangen.
HVC: Geven titels extra poëzie aan je werk?
PK:
Toch wel. Titels zijn heel belangrijk voor mij, maar die ontstaan meestal na
het maken van een werk. Ik wil daar goed over nadenken. ‘Untitled’ kan voor mij
niet. Alhoewel...
HVC: Waarom werk je hier met bommetjes?
PK:
Ik heb in transparante acrylaatplaten het twitterlogo met bommetjes gevormd. In
deze platen is een gaatjespatroon aangebracht waarin de bommetjes precies
passen. Ik wil mensen waarschuwen dat twitteren onaangename gevolgen kan
hebben. Een foute tweet kan je lang blijven achtervolgen. Ik heb die
kwetswaarheid met de broosheid van die plexiplaat willen aantonen: als alles
explodeert… Ik ga ze hoog hangen, want voor mij zitten die vogeltjes best daar
te kwetteren onder elkaar.
HVC: Wat is de bedoeling van dit witte object met
een magneetlint?
PK:
Als we een taal leren, leren we dat door bijvoorbeeld eenzelfde zin te
herhalen. De magnetische band loopt in loop
door de bandopnemer, die onderaan het object achter een half transparant glas
staat. Op de magneetband heb ik visueel een kleurencodering aangebracht. Er
ligt een leesnaald en een koptelefoon bij waarmee je de klank kan horen die
onder de codering zit. Als er bijvoorbeeld een stukje geel magneetlint voorbij
komt, hoor je de onderliggende bijhorende klank, dan volgt er bijvoorbeeld
groen, blauw, geel enz... Gezamelijk vormen alle stukjes achter elkaar een zin
die steeds herhaald wordt. Ik heb er dagen aan gewerkt om dat ook te doen
kloppen. Dit is voor mij een sleutelwerk omdat het beeldende en auditieve in
één werk en op dezelfde drager aanwezig is. De audio is van Klaas Verpoest
trouwens. Ik denk dat dit een vrij uniek werk is. Voor mij is dit werk ook het
afsluiten van een beeldend mechanisme dat ik lang in mijn notatiesystemen
toepaste.
PK:
Ken je het werk ‘Peptalk’?
Dat
is een bestaand boek waarin tips worden gegeven om mensen beter en efficiënter
te laten presteren in het bedrijfsleven. Ik heb elke regel van dat boek
losgesneden, en heb vervolgens elke regel opgerold en in een tranparante
medicijncapsule gestoken. Hiermee heb ik een nieuw boek gemaakt door acht
transparante en uitgelaserde sheets te vullen met de honderden capsules. Ik heb
er met andere woorden opnieuw suggestieve tekstlay-outs mee gemaakt. Het is ook
een antwoord op de medische overconsumptie in onze maatschappij.
HVC: Opvallend is de speelsheid die je voortdurend
in je werk stopt.
PK:
Ik hou daar wel van. Het is een vorm van zelfrelativering. Vaak is kunst zo
ernstig. Ik gebruik regelmatig elementen die ik pluk uit mijn kindertijd zoals
met dit werk ‘spread your language’. Onder het landingsgestel van een helikoper
is deze tekst met stempelletters aangebracht. De vertrekbasis van de helikoper
is groot vierkant stempelkussen. Met een besturingssysteem kan de helikopter de
boodschap ’spread your language’ her en der gaan afdrukken. Ik zou dit werk
graag in musea brengen, waar ik met verschillende helikopters werk en met
hobbyfreaks om de helikopers te besturen.
HVC: Je hebt in je nieuwe atelier heel veel werken
gemaakt. Toen je deze grote atelierruimte kreeg, hoe zag je ‘het’ dan voor je?
PK:
Toen ik de ruimte voor het eerst zag, wist ik nog totaal niet wat ik ging
maken. Ik was wel geïnspireerd door deze omgeving: een park waar zeldzame bomen
in staan. Mijn allereerste werk was een grafiettekening van de omtrek van een
moerascipres die naast het aanpalend kasteel staat. Ik vind het mooi, omdat de
schorstekening een monotone en minimalistische factuur vormt. Ook het formaat
van 6m bij 1.20m werkt impressionant.
Er
zijn nog andere werken die op het park geïnspireerd zijn en ik merk dat een
nieuwe omgeving op werken kan inwerken. Je ziet dat ook bij Gilbert &
Georges die op een bepaald moment enorm door de natuur waren gefascineerd en
over die schoonheid heel natuurgetrouwe schilderijen maakten.
Met
tags die mensen in bomen kerven heb ik een video gemaakt en geïntegreerd in een
groot installatiewerk. De projectie gebeurt vanop een zwevende ventilator die
aan een stalen kabel hangt. Best een spannend werk. Het doet me denken aan de
zwevende messen van Leo Copers die ik vorige zomer in het MuHKA zag.
HVC: Je werkt handelt ook soms over religieuze
thema’s.
PK:
Dat is procesmatig ontstaan. Ik was al een tijdje bezig met de inhoud uit
boeken te snijden en de harde kaften om te draaien zodat de cover, de rug en
back cover aan de binnenkant van het boek komen te staan. Op deze manier ben ik
tot het werk ‘wat zonder de regie van religie?’ gekomen. Ik heb met een
zesdelige boekenreeks over de belangrijkste wereldgodsdiensten hetzelfde
principe toegepast. Met dit werk wil ik de vraag stellen hoe de wereld eruit
zou zien zonder godsdienst. Ik ben een vrijdenker, dus heb ik zonder
onderscheid te maken alle inhouden uit die boeken verwijderd. Enerzijds vind ik
‘het geloof’ op zich wel een goede zaak, omdat het mensen helpt in het leven te
staan. Maar anderzijds vernietigen godsdiensten ontzettend veel.
Ik
heb nog werken over godsdienst gemaakt. Ze handelen over het existentieel
materialisme, over het toe-eigenen van wat dan ook in naam van God. Akelig!
HVC: Heb je na dit groot project nog nieuwe
uitdagingen in je hoofd?
PK:
Ik zou graag een project opstarten met papegaaien. Een bepaalde papegaaiensoort
die vrij klein is, kan je op een snelle manier leren spreken. Ze hebben de
intelligentie van een 6-jarige en doen moeiteloos alle eenvoudige geluiden na.
Ik zou via grafische tekens en digitale technologie die papegaaien leren lezen
door aan die tekens klanken te koppelen. Het kan een interessant en entertainend
werk worden. Dit project zou ik over verschillende jaren kunnen ontwikkelen met
wetenschappers en dierenverzorgers. Als gefinancierd onderzoeksproject zou het
een droom zijn...
Op
het domein van het Groot Park in Lovenjoel wil ik ook een project met bijen
realiseren: imkerkasten maken, maar wel met andere invliegopeningen die
eruitzien als suggestieve teksten. Beeldend kan dit boeiend zijn. Ik denk ook
aan het integreren van bewegingssensoren, het ontwerpen van bloemenweiden, etc.
Ook hier wil ik wetenschappers en imkers bij betrekken.
HVC: Veel succes met al je projecten Patrick.
Hilde Van Canneyt, copyright 2012.
Patrick Keulemans stelt tentoon in ‘The White House’ en ‘The Hall’ met
het project ‘one sea, one language’ op 2, 7-8-9 en 14-15-16 september 2012 in
het Groot Park van Lovenjoel (Leuven).
Open van 14u00 tot
18u00 of op afspraak.