Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Denis De Gloire



Gesprek met Denis De Gloire (1959), Waregem, 8 oktober 2011.

Ik word uitgenodigd om eens een kijkje te nemen in het atelier van de nieuwe Jackson Pollock (1912-1956), of beter gezegd: in het atelier van de man die zich geen kunstenaar noemt, maar schildert zoals Pollock, wiens bijnaam ‘Jack the dripper’ was, omdat zijn dripping schilderijen zijn handelsmerk waren.
“Hij heeft het publiek een pot verf in het gezicht gesmeten”, zei een tijdgenoot. 

  
Hilde Van Canneyt: Hallo Denis, je schildert in een imposant atelier in Waregem. Hoe is het zover gekomen?
Denis De Gloire: Mijn vader was huisschilder, ik ben als het ware tussen de verfpotten geboren. Toen ik een jaar of tien was, heeft mijn vader zich eens heel kwaad gemaakt, omdat er een foto van een werk van Jackson Pollock in de krant stond. Hij zei: “Die charlatan krijgt hier miljoenen om met de verf te gooien, terwijl ik me te pleuris moet schilderen voor 70 frank per uur.“ Op dat moment wist ik dat ik Jackson Pollock achterna  zou gaan en ben ik alles wat ik over hem te lezen of te zien kreeg, blijven volgen. Bovendien wist ik dat ik het beter zou doen. Want bij Pollock waren er vaak vieze vlekken op zijn doeken. Daarnaast zoek ik steeds evenwicht en ook een link om te weten te komen wat Pollock zou gemaakt hebben als hij was blijven leven, want zijn ‘drippings’ waren zijn laatste werken. Hij werkte in veel andere stijlen, maar de drippings maakten hem wereldbekend.

HVC: Ben je autodidact of ben je toen naar een kunstschool getrokken om je droom waar te maken? Pollock had wel kunstschool gelopen, dacht ik.
DDG. Je moet weten dat wij hier in Waregem – sommigen zeggen Boeregem – nog nooit van een kunstopleiding gehoord hadden. En zelfs al was dat wel zo geweest, dan zou ik er nooit naartoe mogen gegaan zijn. Kunstschilders waren zotten hé! Ik ben zoals mijn vader huisschilder van opleiding en van mijn veertiende tot mijn achttiende heb ik gewerkt als huisschilder. Op mijn achttiende ben ik naar het leger getrokken. Ik ben in die tijd ook naar het Rijksmuseum van Amsterdam gereisd om Karel Appel (1921-2006) te gaan bezichtigen. Sonja Barend had met hem gelachen, dus ik dacht: “Ik moet hem zien!” Ik was na het zien van zijn werken vooral onder de indruk van wat er met verf kon gebeuren. Pas wanneer ik in ’80 uit het leger kwam, ben ik zelf experimenteel beginnen tekenen en schilderen. Maar op één of andere manier heb alles verbrand en ben ik hier in Waregem een boksclub begonnen. Twaalf jaar geleden ben ik daarmee gestopt en ben ik opnieuw beginnen schilderen. Aanvankelijk deed ik dat om mijn café dat ik net geopend had te decoreren, maar mijn schilderijen zijn beginnen verkopen en zo ben ik nooit meer gestopt met schilderen. Mijn atelier is op loopafstand van mijn zaak, dus ik kan er bijna elke namiddag naartoe alvorens ik mijn zaak open. 

HVC: Ben je onmiddellijk op zo’n groot formaat beginnen schilderen?
DDG: Aangepast aan mijn café. (lacht) Nooit groter dan 1,5 meter…

HVC: Hadden je kijkers en kopers niet de reactie van: “Ja maar, je bent niet origineel, je schildert als Jackson Pollock!”?
DDG: Dat was ook de bedoeling hé! Hij was mijn idool. Veel mensen bezoeken een museum en zeggen dan: “Ik kan dat ook zulle.” Awel, het verschil is dat ik het ook dóe. Zonder pretentie heb ik gewoon de intentie ‘action paintings’ te schilderen zoals Pollock. Punt.

HVC: Jackson Pollock wilde ook dat de mensen gewoon naar zijn werken keken en genoten – hij vergeleek het met kijken naar een bloemenveld - zonder zich af te vragen ‘wat het betekent’. Voor hem was de betekenis van moderne kunst de expressie van de hedendaagse doelen van het tijdperk waarin hij leefde.
Schilder jij in zijn drippingtechniek om hem te eren?
DDG: Dat eren is pas later gekomen. Het is ook maar een paar jaar geleden dat ik besefte dat het in 2012 zijn honderdste verjaardag zou zijn en dat  ik eraan dacht om daarmee iets speciaals te doen.

HVC: Met welke verf werk je doorgaans?
DDG: Naargelang het effect dat ik wil verkrijgen, werk ik met olieverf of acryl. De kunst is ook om de kleefbaarheid en stroperigheid van de verf aan te voelen. Als ik het te lang laat drogen, ben ik het contact met het schilderij kwijt. In ieder geval werk ik altijd met producten van topkwaliteit. Mijn ‘dripping-penselen’- ik gebruik de kwasten als stokjes om met slierten verf te kunnen schilderen - zijn schitterende handgemaakte Roemeense lepels. Mijn vrouw is Roemeense, vandaar…

HVC: Hoe zit een Denis De Gloire-dag eruit? In welke zin vergezellen de geest en dynamiek van Pollock je?
DDG: Heel simpel. Ik drink koffie en begin thuis of in mijn atelier te schilderen. Thuis maak ik mijn verticale drippings, in mijn atelier waar ik veel meer plaats heb, schilder ik op de vloer mijn horizontale drippings. Ik schilder gemiddeld zo’n 3 uur per dag.
Ik werk heel spontaan en experimenteer graag om het boeiend voor mezelf te houden. Soms maak ik schetsen, maar heel weinig. Ik weet meestal waar ik naartoe ga als ik begin. Zo hou ik ervan om tekst in mijn werk te integreren, of tussendoor geometrisch abstracte werken te maken, of collages ineen te steken met originele affiches. Als het over kunst gaat, reikt mijn idolatrie niet enkel tot Jackson Pollock. Ik heb ook nog andere idolen: Jaques De Ville Glé, Mimmo Rotello,… Tot in Keulen bezoek ik expo’s met hun werk, maar ik kan dat toch nooit kopen; ze vragen tot 400.000 euro voor een kleine Rotella. Dus maak ik ze maar zelf. Zoals gezegd voel ik me geen kunstenaar: ik maak schilderijen. Voor mij gaat het erom om plezier te hebben door met die materialen te werken. Wat ik me dan wel voel? Cafébaas. Dat schilderen zie ik als een uit de hand gelopen hobby, net zoals mijn collectie kunstboeken.

HCV: Zoals we op je brochure kunnen lezen: ‘Ik ben geen kunstenaar, ik maak schilderijen” is inderdaad een understatement.
Ver is verf, doek is doek. Meer hoeft dat niet te zijn, zegt de andere abstract expressionist Alfonso Ossorio in de film POLLOCK. Pollocks’ idolen gingen trouwens van Rembrandt over El Greco en Goya tot Kandinsky, Willem De Kooning, Paul Klee en Pablo Picasso.
Door Dan Cornette, galeriehouder van galerie IDA in Waregem, heb je wel een extra duw in de rug gekregen omdat hij achter je ‘tribute to Pollock’ stond.
DDG: Door hem is het inderdaad wat aan het escaleren. Ik heb hem ontmoet op Lineart ’09 toen we samen naar een zelfde werk aan het kijken waren van Pascale Jaendon. Voor mij het mooiste werk op die beurs. 


HVC: Je hebt nu de eer om in januari 2012 in het Belfort van Brugge ‘De vier jaargetijden’ – werken van 8 meter op 3 meter – tentoon te stellen.
DDG: Ze zullen opgesteld staan in de bovenzaal van het Belfort. Toen ik die zaal voor de eerste maal zag, wou ik eerst een werk maken van 8 op 40 meter. Iedereen stond achter dat idee, maar dan ben ik beginnen filteren en zag ik in dat het praktisch niet uitvoerbaar of transporteerbaar is. Toen kwam mijn galeriehouder op het idee om de vier seizoenen uit te beelden en bij deze… Ik heb aan elk van de seizoenen zo’n vijf sessies gewerkt, kleur per kleur. In mijn chaos vind ik heel intuïtief de kleur die ik op dat moment nodig heb. Ik werk met een vloeibare vloeiende verf, de kwast raakt het doek niet aan, maar net erboven. Maar sowieso zit ik met wachttijden in de verf.
Voor sommige doeken zijn tot 35 kg verf nodig, echter als experiment heb ik onlangs een monumentaal doek gemaakt met slechts een halve kg verf.

HVC: Gebruik je muziek terwijl je werkt of het aangename roesmiddel alcohol – want Pollock had een alcoholprobleem - om dieper in je werken te duiken? Of vind je het fijn om ’s nachts je atelier te bestormen? Want uiteindelijk moet je zoals Pollock je onderwerp niet buiten jezelf gaan zoeken, maar net vanuit je eigen bron.
DDG: Muziek is een passie in mijn café, maar om te schilderen gebruik ik bewust geen muziek. Voor de rest ben ik een nuchtere dagschilder, denk ik. Vergeet niet dat het heel intensief geconcentreerd werk is waar je heel wat energie moet voor hebben.

HVC: Ondertussen zit ik nog altijd met de vraag of dit kunst kan genoemd worden of niet, maar feit is wel dat je een crack bent zoals ze in het West-Vlaams zeggen. Maar je kleur-, compositie- en verfgevoel is schitterend en je schilderijen lijken te kloppen. Per slot van rekening moet je toch het patroon van de verf kunnen controleren. Pollock zegt daarover: “Ik maak geen gebruik van toeval omdat dat voor mij niet bestaat.” (“There is NO accident.”)
DDG: Ik zie dat als een bewijs dat ik goed ben in dit soort werk. Voor mij is een kunstenaar iemand die iets toevoegt en de wereld choqueert. Ik toon gewoon dat ik mooi kan schilderen. Ik zie het doek als mijn boksring waar ik alles uitvecht. Ik houd ook van de extremen van heel vrij en heel abstract te werken. Het is sowieso ongelooflijk wat Pollock teweeg gebracht heeft. Hij was hoe dan ook de biggest renewer of America, want ineens was er Amerikaanse kunst: dankzij hem! Daarvoor was het alleen maar Europese kunst wat de klok sloeg. Ik heb daarover een werk gemaakt: de ene kant van het schilderij heb ik naar Pollock geschilderd, de andere kant naar een Europese trots Gerhard Richter. Zo wil ik nog een paar iconen uit die tijd laten versmelten. 


HVC: Hoe denk je over titels die bij kunstwerken horen?
DDG: Doordat we met de galerie een listing zullen hebben, ben ik bijna verplicht mijn werken titels te geven. Maar Jackson Pollock gaf zijn werken ook geen titels, tot kunstcriticus Clement Greenberg zei dat hij ze herkenbaar moest maken. Het is altijd boeiend om te zien hoe mensen met titels omgaan, want als kijker denken zij het altijd te weten! Zo heb ik een schilderij de titel ‘Start me up’ gegeven, naar een song van de Rolling Stones. Schilderij en titel hebben niets met elkaar te maken, doch het publiek geeft daar een eigen uitleg aan: is dit lachwekkend of boeiend? Ik heb ook een schilderij waar ik de woorden ’This is not a cooking show’ op geschilderd heb, en dat ook die titel draagt. Het zal te zien zijn op de boekenbeurs als tegengewicht op de overdreven massa kookboeken en kookprogramma’s op TV. Van die spielerei hou ik wel.

HVC: Wanneer weet jij wanneer een doek af is?
In de film POLLOCK antwoordt hij een kunstcriticus op diezelfde vraag: “Wanneer weet jij wanneer een vrijpartij afgelopen is?”
DDG: Dat is een heel goede vraag, Hilde. Als er al kunst in mijn werken zou zitten, is dat de kunst: weten wanneer te stoppen. Dat is puur op het gevoel. Eigenlijk moet ik op zo’n moment weggaan van mijn doek, want ik doe het zodanig graag dat ik verder zou schilderen en erover zou gaan. Mislukte doeken vernietig ik hoe dan ook. Zo heb ik ook eens een doek gemaakt als ode aan Malevich (1878-1935). Eerst dacht ik: “Hm, dit werkt niet, maar dan heb ik het schilderij een paar maanden laten staan en toen ik het terugzag dacht ik: “Het zit juist.” Zo zie je dat tijd ook een belangrijk aspect is. Pollock dacht uren na alvorens hij aan een werk begon en het duurde soms maanden alvorens hij eraan verder werkte.

HVC: Voor Pollock was ook de daad van het schilderen het belangrijkst, wat ook het verschil maakte met zijn voorgangers.
Laat je je beïnvloeden als anderen – zoals je galeriehouder – een andere mening hebben?
DDG: Dat trek ik mij niet aan. Ik beslis zelf, maar wil niet blind en doof zijn voor goede raad.

HVC: Welke voldoening heb je als een werk af is?
DDG: Dat gevoel is gigantisch, een heel uitgebreid langzaam orgasme. Na het voltooien van een werk heb ik wel het gevoel dat ik me volledig moet reinigen: ik ga onder de douche staan en mijn dag kan niet meer stuk. Ik vóel dan gewoon dat ik een goed werk gemaakt heb.

HVC: Maak je soms in opdracht een werk die door de koper is opgedragen?
DDG: Dat wil ik niet doen. Niemand kan me iets opdringen. Wat ik wel doe is de maat nemen van een muur en voor mezelf uitdenken welk werk ik daar graag zou zien hangen. Ik vraag wel naar de kleur die ze absoluut niet graag zien of welke kleur net wél hun favoriet is. 


Wat is verder je droom? Je bent nu 52 jaar. Wat hoop je aan je 65e bereikt te hebben? Het succes - mét de neveneffecten - van Jackson Pollock achterna?
DDG: Heel het Pollock verhaal is drama. En dan moet je weten dat het een werk van Jackson Pollock is dat ooit het duurst verkocht is geweest:110 miljoen euro. Nee, geen neveneffecten voor mij! Voor de toekomst heb ik zelf een nieuwe soort van action painting in gedachten die ik zou willen uitvoeren, maar dat is voor na de hommage aan Pollock. Bovendien is het een grote investering, dus het valt nog af te wachten. Met die tribute zouden we in ieder geval graag wereldwijd gaan. In het leven moet je ook durven dromen hé. Misschien is mijn droom wel om in een museum eens naast een échte Jackson Pollock te hangen? Om aan de mensen te tonen hoe levendig de schilderkunst van Pollock de dag van vandaag nog is na 70 jaar. Eigenlijk toon ik nu ook aan het publiek hoe zijn schilderijen eruit zagen toen ze pas geschilderd waren. Want de verf die je nu nog op de doeken van Pollock ziet, is stokoude verf. Rood is geen rood meer: het is een bruine kleur geworden. Heel wat klanten van mij hadden – toen ze het doek kochten – nog nooit van Pollock gehoord, toch wel een bewijs dat mijn doeken sterk zijn.

HVC: Schilderen tot de laatste snik?
DDG: Ik wil niet in geld denken, maar ik verkoop vaak schilderijen, dus waarom zou ik het niet doen? Als ik niet zou verkopen, zou ik ook de mogelijkheid niet hebben om zoveel te schilderen. Je moet tenslotte een atelier huren, materialen kopen, exposeren…

HVC: Zo koop je als het ware je artistieke vrijheid.
DDG: Het ene kán gewoon niet zonder het andere op dit niveau.

HVC: Zou je liever rijk of beroemd worden met je schilderijen?
DDG: Beide. Maar het is geen must. Ik zou misschien beide willen worden voor de mensen die in me geloofden van in den beginne en in mij geïnvesteerd hebben.

HVC: Er zit dus een gelukkig man voor mij.
DDG: Als ik van iets schrik zou hebben, is het net om dit geluk te verliezen. Ik heb veel miserie gekend in mijn leven. Als het dan op een bepaald moment wél goed gaat, wil je dat niet meer kwijtraken. Ik wil blijven vechten in mijn boksring die nu mijn doeken geworden zijn. “

HVC: Voor Pollock was zijn doek ook zijn gevechtsterrein – “an arena in which to act” - waar hij met zijn hele lichaam worstelde. Is voor jou je leven wég-schilderen als het ware als een soort geldingsdrang?
DDG: Absoluut. Willen bewijzen dat men iets kan. Om dan geapprecieerd te worden. Iedereen met ambitie hunkert toch naar een beetje applaus…

HVC: Wat wil jij dat de mensen zien of voelen bij het kijken naar jouw geschilderde doeken? Wat wil je losweken?
DDG: Het ‘Waw’ effect en erna een blijvend goed gevoel. Ik heb het gevoel dat het de mensen blij maakt. Het hangt ook bij veel mensen op de slaapkamer. Men ontwaakt elke morgen midden in de kleuren! Over kleurentherapie wordt veel geluld, maar weinig gedaan;

We nemen nog even een kijkje in de IDA galerie waar enkele van zijn doeken hangen. 

HVC: We staan hier bij een drippainting van jou waar het woordje ‘LIVE’ op geschilderd staat.
DDG: Jackson Pollock was al bekend bij het kunstminnend publiek in de kunstwereld en had zelfs expo’s bij Peggy Guggenheim, maar het is door een artikel in het LIVE magazine dat hij ook bij het grote publiek bekend is geraakt. Dat artikel was 2 pagina’s lang en had als titel: ‘Is this the greatest painter of Amerika?’ Het was enerzijds om met hem te lachen misschien, maar toch is het waar gebleken. Ik heb zo’n origineel artikel en ik zal het tentoonstellen op een pupiter naast dit werk waarop ik LIVE in hetzelfde lettertype heb geschilderd. Ik vond dit werk toen het net gemaakt was zodanig evenwichtig dat ik het bijna vervelend vond, waardoor dat ik er nog iets méér mee wou doen en ik er een witte vlek op schilderde, daaropvolgend kwam het ‘LIVE’ idee.

HVC: Alive and kicking in Brugge en de rest van de wereld! Succes met je expo!

Hilde Van Canneyt

Expo van 14/01/12 tot 29/01/12 in het belfort van Brugge.


statcounter