Interview met graffiti-artiest Bué the
Warrior, Gent, maart ‘15
foto: Anneke d'Hollander |
Bué the Warrior: Dave is mijn echte naam, Bué the Warrior is mijn
artiestennaam.
Hilde Van Canneyt: Van waar
zouden we je kunnen kennen?
Bué the Warrior: Van mijn simpele, discrete, crispy lijnvoering. Mijn
werk heeft ook iets met vormen. Als ik nog maar één lijn trek, herkent men mij
soms al.
HVC: Zijn die herkenbare vormen
organisch gegroeid of is dat een bewuste keuze?
BtW: Dat zal met de tijd wel meer gegroeid zijn.
HVC: Je beweert dat je werk mellow is, niet te conceptueel, niet
politiek. Het is ook geen propaganda, het is gewoon fun. Je wilt goede vibes brengen,
het banale bestaan opleuken en mensen doen glimlachen. Daarvoor gebruik je felle
kleuren en creëer je lieflijke wezentjes: spontaan, naïef, positief. Is dat
omdat je zelf zo positief in het leven staat?
BtW: Zoals elk positief mens ervaar ik ook wel negatieve dingen, maar over
het algemeen genomen denk ik wel dat ik positief door het leven ga. Zet de
radio of tv aan, lees de krant: het is één en al miserie. Waarom zou ik dan
bewust in het straatbeeld daarover iets vertellen? Ik doe gewoon mijn goesting.
Geef een kind wat krijt, stiften, potloden en een tekenblad, en het gaat zijn
zin doen. Dat doe ik ook in het straatbeeld. Met mijn stijl en met wat ik breng,
kunnen veel mensen zich nog associëren, denk ik. Alle lagen van de bevolking hebben
toch graag iets kleurrijks, iets positiefs.
HVC: Krijg je soms geen kritiek
van de ‘diehards’ die graffiti
spuiten? Vinden ze je niet te commercieel of mainstream geworden?
BtW: Ja, waarschijnlijk wel, maar dat mag ook. In alles wat iemand
doet, zal iedereen wel kritiek ervaren, of hij nu muzikant is of iets anders doet.
HVC: Door sommigen word je op
handen gedragen en door anderen verguisd?
BtW: Je moet daar geen rekening mee houden. Zolang jij je goed voelt
bij wat jij wilt doen, en je er waardering en respect voor krijgt, is het al
lang goed. Je kunt niet voor iedereen goed doen. Natuurlijk zijn er mensen in
het milieu en buiten het milieu die mij totaal niet ‘wijs’ vinden.
HVC: Je
creëert ook een braaf imago.
BtW: Het gaat niet om ‘braaf’. Mensen die zo denken en zich zo uiten, zijn
te veel met ego bezig. Wie komt er het meest in het straatbeeld voor?
Wie heeft de beste spots? De legale of die illegale?
Iedereen die creatief bezig is, moet je respecteren. Ik moet er moeite
voor doen om in het straatbeeld te schilderen. Ik heb dan altijd liever het compromis
met mijn publiekelijk domein, dan dat ik ‘s nachts - rap, rap - iets heel lelijks
ga maken. Want veel van die illegale dingen zijn gewoon lelijk.
Ajuinlei, Gent |
HVC: Het is niet zo dat ze over
jouw werken heen spuiten?
BtW: Dat gebeurt ook, maar (zucht diep) dat is allemaal niet zo erg.
HVC: Je hebt een internationale
carrière. Je bent al zowat overal geweest: New York, Mexico, Vietnam, Brazilië,
…
BtW: Dat is ook allemaal relatief. Er is een verschil tussen
uitgenodigd worden voor dit of dat festival, of zelf het heft in handen nemen.
Ik wil niet afhankelijk zijn van al die instanties. Als ik op reis ga, is het
wel met de bedoeling om er te gaan schilderen, maar ook meer dan dat. Ik wil
mensen ontmoeten, genieten van de cultuur, het plaatselijke eten enz. Dit in plaats
van (plechtig): “Ik heb internationaal gespoten.”
HVC: (schiet in een lach)
BtW: Ik bedoel: geschilderd. Maar dat ik daar nu een internationale
beroemdheid in ben!? Dat zijn de media die dat zo naar voren schuiven. Ik denk
soms ook: “Wat is dat allemaal?”
HVC: Maar het is je toch te
doen om de communicatie over en weer, zowel met de man die in de straat passeert,
als met die anderen waar je naar opkijkt: de internationale collega’s?
BtW: Ja, dat is ook een sociaal gegeven. Ik bedoel: als jij een muzikant
bent of een singer-songwriter, dan wil je dat toch niet alleen voor jezelf doen?
Ik schilder wel voor mezelf, maar ik wil toch iets achterlaten waar mensen iets
aan hebben…
HVC: Heb je stiekem nog ergens
een atelier waar je werken op doek maakt, ofzo?
BtW: Nee, toch niet. Ik doe dat wel eens als mensen me dat vragen,
maar ik ga nu niet ineens een expo maken zoals (ex-graffiti)kunstenaar Klaas
van der Linden doet, allemaal op doek. Ik gebruik geen penselen, louter
spuitbussen.
HVC: Je noemt
jezelf ook geen kunstenaar.
BtW: Ik ben een artiest, maar geen kunstenaar.
HVC: “Ik neem mijn werk niet au
sérieux”, beweerde je ooit. Ben je dan - inderdaad - geen kunstenaar?
Sommige kunstenaars nemen hun
werk in tegenstelling véél te serieus, vind ik. Terwijl jij je praktijk ‘creatief
bezig zijn’ noemt.
BtW: Ja, ik probeer gewoon een leefwereld te creëren, maar dat woord
‘kunst’ of ‘kunstenaar’… (blaast)
HVC: (lacht) Ik weet het ook
nog altijd niet…
BtW: Ik ben gewoon creatief en … (langgerekt en dramatisch) ‘c r e a t
i e f ‘, dat klinkt ook alweer zo…
HVC: …knip en plak?
BtW: Ja. Maar eigenlijk is dat ook zo bij mij, want ik ben niet zo’n
tekenaar als iemand anders. Als ik op een muur spuit, dan is dat knutselen. Die
andere gasten gaan echt gecalculeerd naar de muur met schets en al, en weten op
voorhand wat er op zal komen. Ikzelf heb vormen bij, en die vormen begin ik aan
elkaar te breien en dan zie ik op het moment zelf waar ik naartoe ga: ik weet
nooit op voorhand wat het gaat worden.
HVC: Ben je constant aan het
dromen over je figuurtjes? Als je op straat iets grappigs ziet, maak je dan
connecties?
BtW: Ja, zo’n dingen gebeuren wel. Ik maak ook designs voor app’s. Ik
heb samen met twee andere mensen een bedrijfje dat app’s maakt. De figuren die
je op de muren tegenkomt, komen daar digitaal in terug.
HVC: En zo kom je je werk ook tegen
op een tas, een vuilnisbak of op kledij?
BtW: Voor mij is het hetzelfde als het op een pet of op een T-shirt
staat: het is domweg op een ander medium dat het wordt verspreid. Het is gewoon
funny. Zo zie je ineens in Afrika iemand die een dergelijk T-shirt aanheeft.
Dat is gewoon genieten!
HVC: We gaan even
terug in de tijd, Bué: je grootvader en vader waren medewerkers van Willy Vandersteen.
Je hebt je vader dus altijd achter een tekentafel gezien.
BtW: Ja, en mijn grootvader ook. Toen ik klein was en de Studio nog in
Heide-Kalmthout was - een annex bij zijn villa - zaten alle tekenaars daar.
Daarna verhuisden ze naar de Belgiëlei in Antwerpen en daar zaten ze in een
kantoor van de Standaard Uitgeverij. Ik ging ook al als kind naar al die
stripfestivals en stripbeurzen. Heel de Studio moest daar gaan signeren. Alle
tekenaars uit België waren er uitgenodigd. Ze gingen samen eten en zaten samen
op hotel.
HVC: Tekende je toen zelf ook
veel?
BtW: Ja hoor.
HVC: En je vader stimuleerde je
daarin, veronderstel ik.
BtW: Nee, niet echt. Ik had niet zo’n close band met mijn vader. Mijn
ouders zijn gescheiden. Ik zag hem tot mijn 18e jaar om de 14 dagen.
HVC: Toen je
voor kunsthumaniora koos, wat had je dan in gedachten?
BtW: In feite wilde ik animatietekenen volgen, maar
dat is er nooit van gekomen. Mocht ik toen een droom hebben gehad, was het
misschien dat geweest, maar ik dacht daar niet bij na: ik was gewoon ‘bezig’. Ik
volgde publiciteitsgrafiek in het beroepsonderwijs. Ik heb dat afgemaakt in
Antwerpen, in het SISA.
HVC: Je hebt daarna
een cursus zeefdruk gevolgd.
BtW: Ja, maar dat is lang geleden, hoor. En ook nog
een DTP-cursus.(desktop publishing en grafisch vormgever, red) in Kortrijk in
het Perspectief. Dat is volwassenenonderwijs.
HVC: Sorry
voor mijn onverschrokken vraag, maar heb je er nooit aan gedacht om je bij
wijze van spreken ‘te verbeteren’ door schilderkunst of grafiek te volgen?
BtW: Nee, in feite niet, want ik denk dat als je een
basis hebt meegekregen, het aan jezelf is om daarin te evolueren. Als je talent
hebt, komt dat automatisch, en als je een eigenheid hebt, komt dat ook vanzelf.
Over kunstacademies heb ik zo mijn visie. Dit geldt natuurlijk niet voor
iedereen. Ik ken er genoeg die het ver geschopt hebben. Maar er is toch altijd
maar één leraar en een aantal juryleden die je werk beoordelen.
Ik kan een goed voorbeeld geven: Matthias Schoenaerts
is naar ’t KASK geweest. Hij heeft dat één jaar gedaan en hij was gebuisd. Ik
denk gewoon uit jaloezie omdat hij de zoon was van Julien Schoenaerts. Zo van:
“Wie denk je wel dat je bent?”
Een ander voorbeeld: Alosha Roels. Hij zat in zijn
laatste jaar en moest een animatiefilmpje maken. Hij deed dat met crash-darts
en was grandioos gebuisd, en bovendien uitgelachen in zijn school. Met
datzelfde filmpje nam hij deel aan een filmfestival en won hij de prijs. Daarom
denk ik: als je er echt wil geraken, kom je er wel. Wat je ook doet, doe het
met passie. Of je nu 30, 40 of 50 jaar bent, dat doet er niet toe.
Vanaf je 16e had je al
‘de muren’ ontdekt om op te schilderen. Waren het je kameraden die je bij wijze
van spreken naar de muur duwden?
BtW: Ja, terwijl de anderen voetbalden, op café zaten of gingen
dansen, gingen wij tot ’s avonds laat basketten op pleintjes. Om daarna te
kunnen gaan schilderen in het donker. Het begon in Gent, en nadien ben ik
teruggekeerd naar Antwerpen. Dat heeft te maken met de scholen. Ik ben nooit de
beste van de klas geweest: 2 keer moeten blijven zitten. Ik moet er geen
tekeningske bijmaken, hé.
HVC: Op een bepaald moment ben
je van naam veranderd: eerst noemde je Burp, dan Bué (betekenis: ‘mist, damp, overal aanwezig en afwezig
tegelijkertijd’). En door ‘the Warrior’ toe te voegen wilde je aantonen dat
je niet opgeeft en dat je de ruimte beetje bij beetje verovert. Het moet toch
een gevoel van trots geven als je hier aan de achterkant van de FNAC in Gent je
eigen creaties kan zien.
BtW: Je kan het meer vergelijken met iemand die terugkomt op een
plaats waar hij jaren geleden wat deed en achterliet, en waar het er na jaren nog
altijd is. Graffiti is altijd maar voor een bepaalde periode bedoeld. Als een
graffiti al tien jaar blijft staan, mag je blij zijn.
HVC: Sommige graffiti-artiesten
willen niet gezien worden. Bij jou is dat niet zo.
BtW: Als je gal spuit, dan snap ik dat je niet gezien wil worden. Een
straatartiest doet iets in een publieke ruimte, iedereen ziet je toch. Waarom
moet je je dan beschermen?
HVC: Het boek dat onlangs van
jou verscheen, was dat een andere aanpak dan je straatwerk?
BtW: Ik heb niet alles verzameld en in een boek gepropt. Dit boek moet
een gevoel, een sfeer brengen over wie ik ben als graffiti-artiest.
HVC: Je hebt het boek niet
beschouwd als een verzameling van je werken, maar eerder als je way of living?
BtW: Ja, het zijn meer atmosferen… en er staan ook verhalen in. Mijn
vriendin heeft de volledige lay-out gedaan.
HVC: Ik zie dat er ook andere
graffiti-artiesten in staan. Bestaat er ook bij jullie een bepaalde code?
BtW: Maar nee, de code is gewoon dat je humble en met respect met elkaar omgaat. Alle mensen met wie ik in
contact kom, zijn mensen zoals jij en ik. Gewoon door het werk te zien – ik ben
niet altijd juist – kan ik in 50% van de gevallen zeggen of het een goede mens
is of niet.
HVC: Graffiti associeer ik ook
altijd met een bepaalde muziek. Is dat een cliché?
BtW: Muziek is ruim. Ik ken er genoeg die naar metal luisteren,
anderen dan weer naar punk, hiphop, blues en jazz, en nog anderen naar techno. Zelf
ben ik opgegroeid met hiphopmuziek, al luister ik natuurlijk ook veel naar
andere muziek. Maar de muziek die mij echt iets doet, zijn de platen uit ’96, van
uit de tijd toen hiphop nog goed was. Maar eigenlijk is het dus wel een cliché.
HVC: Ik vond wel dat je website
nogal commercieel overkwam.
BtW: Welke website?
HVC: (lacht) Ik heb een site gevonden
waarop je dingen kon kopen.
BtW: Ja, maar dat is die Big Cartel. (Big Cartel helpt makers, ontwerpers, musici en andere kunstenaars
bouwen aan een unieke online winkel en het uitvoeren van een creative business,
red.) Mijn echte site is in feite mijn Flickr-account en mijn Pinterest. Ik
gebruik mijn Instagram en mijn page
op Facebook. Dat is mijn belangrijkste tool
naar klanten toe. Al mijn opdrachten komen bijna allemaal via mijn Facebook. Ik
zie het als een day journal.
Ik denk soms dat ik samen met ROA tot de tweede generatie
graffiti-artiesten in het Belgisch circuit behoor. Ik ben er ook ingerold. Het
is ook geluk geweest.
HVC: Het was
dus nooit een droom?
BtW: Nee, helemaal niet.
HVC: Het gaat
ook over feedback, denk ik. Als er niemand naar je muurschilderingen zou hebben
gekeken, zou je ook nooit verder gedaan hebben, vermoed ik.
BtW: Toch wel hoor, zeker dat schilderen op zich.
Maar inderdaad, zonder die feedback zou ik nooit die andere dingen gedaan
hebben die eruit voortvloeiden, zoals een opdracht bij Ikea bijvoorbeeld.
HVC: You live your dream?
BtW: Ja, in feite wel. Je mag blij zijn met wat je
kunt en mag doen, en er nog van kan leven ook.
HVC: En de
vrijheid heb je er op de koop toe bij.
Ben je iemand
die een museum binnenstapt?
BtW: Jazeker, dat doe ik ook. Namen zijn voor mij
niet belangrijk, maar wel de werken.
HVC: Je hebt
je hart verloren aan Mexico-City. Je gaat er iets doen met wafels en pingpongen.
Je ziet dat blijkbaar echt wel zitten?
BtW: Ik zie dat echt zitten. Efkes een ander chapter in live. Het is ook weer een
sociaal gegeven.
HVC: Je wilt
er een soort jeugdhuis maken?
BtW: Nee, geen jeugdhuis, maar gewoon een
huiselijke, warme, gezellige plaats waar je iets lekkers kan eten, naar een
goed muziekje kan luisteren en op je computer kunt werken.
HVC: Ben je
niet bang dat je opdrachten gaat verliezen?
BtW: Nee, maar dat is ook niet de bedoeling. Het
eerste jaar zal dat wat minder zijn, dan moeten we het alleen doen. Maar we
streven ernaar dat we daarna nog wel aanwezig zijn af en toe, maar niet meer
alles zelf gaan doen.
HVC: Straks
ga je toch nog dat tekenblok kopen….
Iets anders
nu.
Vind je
van jezelf dat je veel opofferingen hebt moeten doen voor wat je nu hebt bereikt?
BtW: Ik heb allerlei banen gehad: je kunt het zo gek
niet bedenken of ik heb het gedaan. Sinds 2005 is graffiti mijn bijberoep. Het
is pas vanaf 2013 dat ik volledig zelfstandig ben geworden. Ik heb dit nooit
als een opoffering gezien. Mocht ik er geen geld mee verdienen, zou ik toch nog
altijd blijven spuiten of schilderen op straat. Nu heb ik natuurlijk meer media-aandacht.
En sinds mijn boek is uitgegeven, is het nog erger. Ik doe ook niet alles voor
geld. Dikwijls bel ik zelf aan bij iemand om te vragen of ik hun muur mag
beschilderen: een winkel of een privépersoon. Dan kan je toch geen geld vragen,
hé?
Een artiest word je niet: je bent dat. Je bent dat
hier. Je moet een rolmodel zijn en je moet goed zijn voor je medemens.
Technische info boek:
EAN
9789401420259
Beschikbaar: Verschenen
Formaat: 21cm x 25cm
Verschijningsdatum: 28/10/2014
Afwerking: Hardcover
Druk: 1
Aantal pagina's: 194
NUR Omschrijving: Kunst algemeen, Monografie (kunst)
Uitgever: Uitgeverij Lannoo