Aan de lezers van kunsttijdschrift Vlaanderen:
het (lange) interview met Katarina Van Cauteren komt binnen een weekje deze site binnen...
(Voor de anderen:http://www.kunsttijdschriftvlaanderen.be)
Interview met Zoro Feigl (Nl 1983) Amsterdam, lente 16.
Zoro Feigl: Nou ja, ik ben wel opgegroeid in een gezin waar de kunst
een vrij normaal onderdeel van het leven was, maar als goeie puber verzet je je
daar natuurlijk ook tegen.
HVC: Was je eerder ingenieur
aan het spelen dan met verf aan het kliederen? Je dacht er toen immers aan om
wetenschapper te worden?
ZF: Inderdaad.
HVC: In je pubertijd liep je
dus niet rond met een air van ‘Ik word/ben
kunstenaar!’.
ZF: Absoluut niet. Ik voelde eerder de behoefte om de dingen op een
wetenschappelijke manier te benaderen. Ik wilde iets zinnigs bijdragen. Ik had
het beeld dat kunstenaars nogal zweverige types waren en daar had ik zelf niet
zoveel behoefte aan. Daarom zocht ik naar iets anders dat voor mij wél werkte.
In eerste instantie ging ik daarom vormgeving studeren, tot ik daar ontdekte dat
ik nutteloze dingen veel interessanter vond.
HVC: Je besefte dat het
onderweg zijn fijner was dan de bestemming?
ZF: Nee, die bestemming is eveneens een onderdeel van mijn werk. Vaak
vind ik weliswaar dat er in de kunst, in het daadwerkelijke werk, weinig
diepgang of een weinig onderzoekende houding zit en wel veel verhaal eromheen.
Ik vind het zelf erg leuk om daarin te zoeken en te onderzoeken. Niet zo zeer
naar een eindpunt dat af is. Telkens als ik wat laat zien, beschouw ik dat als
een tussenstadium.
HVC: “Alles wat we zien”, is dat dan wat voor de spreekwoordelijke kijker net aangenaam genoeg is om naar te kijken of om onder de indruk te zijn van iets zwevend, vliegend of kruipend… Eigenlijk is dit voor jou een tussenstap, al moet het er natuurlijk een beetje netjes uitzien voor de kijker.
ZF: Nou, er komt altijd een moment dat ik denk van: “Nu vind ik het
spannend en goed genoeg om aan de wereld te tonen.” Als je er echter op
terugkijkt, vind je het altijd een beetje te
zus of zo. Of denk je : “Wacht ‘s, als ik het eens zó zou doen, wordt het
vast nóg interessanter!” Op die manier kan een werk evolueren…
HVC: Voor we verder gaan, hoe
kwam je uiteindelijk op je achttiende op de Rietveld Academie terecht? Je bent
er alleszins met een opvallende ‘act’ buitengewandeld: een suikerspinmachine
die de roze wattenlekkernij de ruimte inblies. Het is een installatie die je
samen met je kompaan Oscar Peters maakte.
ZF: Oscar en ik wilden van alles doen en maken.. en dat willen we nog
steeds. Dit was voor ons de mogelijkheid om iets visueel spannends neer te zetten
en tegelijk een statement te maken.
HVC: Hoe kwam je daarna in ons
landje van melk en honing terecht? Wat trok je aan aan het HISK (Hoger
Instituut voor Schone Kunsten) te Gent?
ZF: Het HISK was een uitstapje. Ik kwam vaak in België bij de Verbeke
Foundation en kwam daardoor in aanraking met Belgische kunstenaars. Het leek me
een fijn plan om het HISK te proberen.
HVC: Je werk wordt geregeld
‘kinetische kunst’ genoemd, vind je dat een gepaste term? Ik kan me er niet
direct in vinden, vandaar…
ZF: Vroeger vond ik dat evenmin een goede term, nu kan dat me niet
zoveel meer schelen. Of je het nou kinetisch noemt of iets anders… Het werk
beweegt, vandaar dat mensen die term gebruiken. Zelf spreek ik liever over ‘bewegende
installaties’.
HVC: “Machines die een eigen leven leiden, zonder doel of functie. Zijn
installaties bestaan uit industriële materialen op de grens tussen controle,
toeval, fysica en poëzie. Bewegende objecten die een eigen leven leiden,
gemaakt van bouwmaterialen in plastics en staal… “, las ik.
Jeroen Bosch van Trendbeheer.nl vroeg zich trouwens af: “Gaat
zijn werk nu eigenlijk ergens over?”
ZF: Misschien over hoe dingen werken? Of over hoe de wereld werkt? Het
is eerder een manier om de wereld te begrijpen. Ik probeer de hele simpele
processen te onderzoeken en vorm te geven, wil ontdekken en zien hoe machtig
interessant die zijn. Ik probeer in te zoemen op een heel klein stukje van te
wereld. Dat deeltje probeer ik te ontleden en er uitvergroot naar te kijken om
het vervolgens in de échte wereld te kunnen terugplaatsen.
HVC: Kan dat dan evengoed een
substituut of een allusie zijn op hoe de wereld, de politiek of de mensen
draaien?
Z: Die parallellen kan je overal in vinden. Er zijn constant
kruisverbanden en parallellen, maar ik voel niet meteen de behoefte om dat te
benoemen als: “Dit gaat dààr over”. Een tekening bij een spannend verhaal kan
heel leuk zijn, maar het kan net zo goed je eigen fantasiebeeld in de war
schoppen. Ik houd graag genoeg ruimte om zelf de interpretatie te laten gaan,
door allerlei keuzes probeer ik die echter wel te sturen.
HVC: Daarom dat je zo
voorzichtig met je titels bent en alleen maar praktische werktitels gebruikt. Met
uitzondering van de naam van je moeder, aangezien je een titel moest verzinnen
en je mama - ‘poppy’ - bij je stond en je een werk prompt de titel poppy gaf…
ZF: Inderdaad.
HVC: Is je fascinatie dan ‘de
beweging’?. Of net ‘het onderzoek’?
ZF: Beweging is een proces waarin je iets in gang zet en daarna zijn
eigen gang gaat. Het onderzoek is een proces om de dynamiek van de wereld te begrijpen,
om er voeling mee te krijgen.
HVC: Jouw materiaal is veelal
‘vind-materiaal’. Ook het vinden van die materialen is een deel van het proces…
ZF: Het is vaak een zoektocht naar dat ene materiaal met de gewenste
eigenschappen. Soms vormen de eigenschappen van het materiaal het werk. Het is
een constant gesprek tussen de natuurwetten en het materiaal.
HVC: Jij ziet jouw installaties
bijna als dieren die je probeert te temmen, zei je in het filmpje van de reeks Hollandse Meesters. Het zijn haast
vermenselijkte objecten: je gaat er een relatie mee aan. Dit komt misschien net
omdat je er geen ‘vat’ op hebt. De materialen blijven soms koppig hun eigen weg
zoeken…
ZF: Dingen zoeken nou eenmaal hun eigen weg. Het is het proberen vatten
van de entropie.
HVC: Welke uitdagingen zijn er
met de jaren bijgekomen? Uiteindelijk gaat het erom jezelf te verrassen. Hoe
leg je de lat telkens hoger?
ZF: De wereld zit vol met mogelijkheden, dus daar maak ik me geen
zorgen over. Werken die voor een langere tijd kunnen bestaan, is een groot
gedeelte van die uitdaging. Veel van mijn werk is enorm aan slijtage onderhevig
en dat is iets waar ik mee moet werken.
HVC: Je hebt een groot atelier,
verscholen achter een typische bedrijvenweg in Amsterdam Noord met uitzicht op
de haven. Boven het atelier heb je een leefruimte ingericht, enfin, ben je aan
het inrichten. (knipoogt) Is rommelen in je atelier het fijnste wat je je kan
bedenken? Want op zich beschouw je het als een ‘speelruimte’.
ZF: Spelen is een serieuze bezigheid. Het is een oefening in het
verwonderd zijn, in het vatten en begrijpen,
maar ook in het verrast worden.
HVC: Heb je veel ‘geduld’? Jouw
praktijk is er namelijk eentje van lukken en mislukken… En hoe ga je met de
deadlines van expo’s om? Geven die je extra daadkracht?
ZF: Deadlines zijn moeilijk, maar onoverkomelijk. Werken hebben in de
eerste dagen na een opening nog steeds extra aandacht nodig. Als een werk voor
het eerst in volle glorie op een expo staat, betekent dat dat je al eens dingen
tegenkomt die toch anders werken dan ik aanvankelijk had bedacht.
HVC: Hoe voelt het moment van
‘yes’! Wanneer weet je dat je moet stoppen?
ZF: Een project kan af zijn wanneer er iets is uitgekomen dat mij
blijft boeien. Al blijf ik daar vaak nog nieuwe mogelijkheden in zien. Een werk
valt te omschrijven als een stadium. Met nieuwe kennis zijn er een boel werken
die ik best nog eens zou willen doorontwikkelen.
HVC: Wat leer je er zelf het meest
uit?
ZF: Tja… Leven?
HVC: En op welk (scoor)effect
hoop je bij ons?
ZF: Een beetje verwondering over de schoonheid en complexiteit van de
simpele dingen. Een beetje inzicht in oorzaak en gevolg en de eindeloze
mogelijkheden daarvan.
HVC: Volg je op de voet wat je
collega’s uitvreten?
ZF: Van veel collega’s houd ik wel een beetje bij wat ze doen, want
uiteraard is het leuk om te zien wat anderen doen.
HVC: An sich is het moeilijk – of misschien ben ik fout – om op
jouw werk de sticker ‘hedendaagse kunst’ te kleven. Want er is eigenlijk niet
zoveel ‘anno 2016’ aan, qua materiaal en beeld. En ik vind dat geen belediging…
ZF: Tja.. misschien is het enorm bezig zijn met het nieuwste van het
nieuwste een beetje onnodig. Veel van de moderne toepassingen zijn eigenlijk heel
ouderwetse dingen met een iPad eraan vast geplakt. Ik snap de waarde daar niet
zo van. Ik zoek graag naar de simpelste en puurste weg om iets te realiseren. Meestal
gebruik ik de hightech alleen om een concept te testen en de grenzen te
verkennen. Voor het uiteindelijke beeld
gaat het niet om welke computer daar achter zit.
HVC: Wat hoop je nog verder dat
het kunstenaarschap je brengt? Je carrière loopt nu al vlot over de
landsgrenzen heen…
ZF: Ik hoop te kunnen blijven onderzoeken, maken en proberen. Er zijn
nog zoveel dingen te doen.
HVC: Ik zou het bijna vergeten:
je hebt als het ware màànden gewerkt/geleefd/gekampeerd in de Verbeke
Foundation in Gent, waar je een expo hebt lopen van april tot oktober 2016. Je
had er de mogelijkheid oud werk opnieuw tot leven te wekken. Was het een
maandendurende trip in Zoro-land?
ZF: Mijn leven ís een trip in Zoro-land! (lacht) Het was verdomd hard
werken, maar ontzettend leuk. Ik weet eigenlijk niet zo goed waar te beginnen:
het is zoveel tegelijkertijd, maar vooral een beginpunt van nog zoveel meer.
HVC: Dat belooft Zoro!
Hilde Van Canneyt
Foto 2 en 3: Tinneke Schuurmans
Foto 2 en 3: Tinneke Schuurmans
In Beeldenmagazine 2#2016, verschijningsdatum 25 juni, verschijnt een artikel over 'Het atelier van Zoro Feigl'
http://www.beeldenmagazine.nl
http://ch-artspace.com/
http://www.beeldenmagazine.nl
http://ch-artspace.com/
Zoro Feigl stelt
tentoon:
Retrospective @ Verbeke Foundation,
Kemzeke, B (17 Apr till Oct 2016)
DordtYart, dordrecht, NL (30 Apr till Oct
2016)
IntoNature, RLS Eeelde, NL (1 Jun till Sept
2016)
Nieuwe Kolk Assen (June 2016)
Museum Ijsselstein,
Ijsselstein, NL (June till Sept 2016)
Busan
Biennale, Busan, Korea (Sept
2016)