Interview met
Ysbrant (Nl 1937), Antwerpen, april 16
Kunstenaar
Ysbrant, vanaf 14 mei 16 in onze favoriete (kunst)stek te Antwerpen:
De Zwarte
Panter (foto's: Dirk Vermeirre. Foto's van de kunstwerken volgen dra, of u moet eerst gewoon gaan kijken natuurlijk! ;-) )
We
treffen kunstenaar Ysbrant aan in
zijn charmant kunstenaarsstulpje vlakbij
de Cogels Osylei in Berchem. Het enige verschil tussen 1850 en nu, lijkt de
aanwezigheid van een flatscreen. En of hij élke dag schildert! “Alles schildert mee”, zegt hij. “En er
zijn zoveel schilders die constant met me meeschilderen natuurlijk.”
Vanuit
vlekken ontwikkelen zich vormen en daaruit ontspruit er zowel een picturaal als
een verhalend Ysbrant-verhaal. Je hebt schilders met een vooropgesteld plan die
dat netjes uitvoeren en je hebt schilders die al schilderend tot een oplossing
komen. Misschien zijn dat de schilders die durven te falen… en datzelfde falen
ook binnen het schilderij durven te laten zien. De weg naar het schilderij
blijft zelfs op 79-jarige leeftijd eentje met vallen en opstaan.
Eigenlijk
goed dat wanneer je bij een schilder weggaat, je niet veel wijzer bent geworden
en geen vastomlijnde antwoorden hebt gekregen. Een kunstenaar zonder trucjes,
waar het gaat over het grote niets… of net het grote alles…
Onder het mom
‘schilderen is zwijgen’ moet je van Ysbrant geen grote monologen verwachten. Hij
is geen prater, dat zult u wel merken…
Hilde
Van Canneyt: Marc Ruyters, hoofdredacteur van het tijdschrift H ART, schrijft
in je boek Paintings 2000-2014: ‘Hij schuwt
elk concept, uitleg bij z’n werk is er niet (toch niet van hemzelf): het werk
moet volkomen voor zichzelf spreken.’ Dus ik ga je niks over uw werken
vragen. (knipoogt)
Hij
spreekt over het Ysbrant-universum. Hoe zou u dat zelf omschrijven?
Ysbrant: Alle
schilders maken toch een eigen universum?
U
hebt gelijk! Uw vader nam u al vroeg mee naar expo’s. Zonder hem zou u nooit
schilder zijn geworden, las ik.
En als hij
ging schilderen, ging ik altijd met hem mee.
Eigenlijk
wilde u acteur worden. U bent gek op toneel.
Ja, maar daar
had ik geen talent voor. (lacht) Ik heb tot mijn twintigste wel toneel
gespeeld, maar ik was beter in toneelstukken schrijven.
U
vindt het eveneens fijn toneeldecors te maken. U houdt van de grootsheid ervan,
alsook vindt u het fijn in een andere setting te zijn samen met mensen die u
een opdracht geven.
Dat doe ik nog
steeds. Dat vind ik prettig.
Al
is voor u de meest volmaakte kunstvorm muziek.
(knikt)
In
’61 had u uw eerste solo in Venetië. U was toen 24 jaar. Hoe bent u vanuit
Nederland via Londen en het Antwerpse HISK in Venetië beland?
Door mezelf.
Ik had Venetië gezien, ik vond het zo mooi en wilde daar gaan wonen. Ik ging er
verder lessen volgen, had er mijn atelier en kon er exposeren.
U
zei ergens dat u Venetië niet kán schilderen…
Laten we
zeggen dat ik geen landschappen van Venetië kon schilderen. Ik heb het gedaan
hoor, maar het werkte niet…
U
woonde er tot 2000, u bent er de liefde en het licht gevolgd. Uw hele oeuvre is
trouwens een voortdurende reis, merkte Inge Braeckman op.
Hoe
is uw verhuis naar Antwerpen verlopen? Deed het niet pijn uw Venetiaans atelier
te moeten ‘opkuisen’ en van een blank atelier te herbeginnen? Want elk atelier
heeft toch een andere energie.
Als ik een
leeg atelier binnenkom, is de sfeer het allerbelangrijkste, ja… Maar in een
nieuw atelier mogen beginnen, vind ik altijd prettig. En sowieso heeft dat
invloed op je werk.
Vertrekt
u van fotomateriaal? De Antwerpse kunstenaar Tom Liekens vertelde me dat uw
plakboeken eigenlijk uw onuitputtelijke bron van inspiratie zijn. Ze zijn
allemaal netjes opgestapeld naast de toiletpot. Bladert u daar ’s morgens in
ter inspiratie?
Dat is mijn
documentatie. Ik heb héél veel collages gemaakt. Soms neem ik er eentje uit. IK
kijk sowieso heel veel foto’s, maar Ik begin op mijn wit doek zonder iets.
Vliegt
u dan op het doek, zodat er alvast wat op het doek staat en u er al dingen in
kan zien en er als dusdanig een aanleiding is dat u kan beginnen wegdromen en
fantaseren?
(knikt)
Verbeelding
is een heel krachtig instrument. Is het niet zo dat een schilder dingen ziet in
wat een ander niet ziet? Met een paar toetsen verf laten jullie de mensen zien
wat jullie verbeeldingskracht is.
Het
gaat u trouwens om hoe iets te schilderen. Het ‘wat’ is veel minder belangrijk.
Lijn en vorm zijn de boodschap.
(knikt)
Zoals
een schilder me vertelde over gele tegeltjes met bruingebrand patroon op de
tegelvloer in het toilet van zijn ouderlijk huis: er speelden zich op die 10 op
10 cm allemaal verhalen en tafereeltjes af. Hij had telkens zin om een penseel
te nemen en die suggestie kracht bij te zetten. Door die suggesties train je natuurlijk
je fantasie. Echter is het het hoofd dat er betekenis aan geeft.
Inderdaad.
Gaat
het als schilder niet gewoon over de relatie tussen hoofd, handen en doek, dit
samen met de verf die dan uw wereld zijn? En wij die dan moeten zien wat wij
met die wereld doen?
Precies!
Dus
u denkt niet aan de kijker als u aan het schilderen bent?
Nee. Dat werk
moet voor mezelf goed zijn.
Ondanks
alle techniek en honderden jaren schilderkunst, is het toch elke dag opnieuw
beginnen… Je mag zoveel geleerd hebben als je wilt, elke dag is een nieuwe dag
en je moet die met volle verwondering tegemoet treden.
Precies!
Trouwens,
andere mensen laten keuren te midden van de creatie van een doek, is naar het
schijnt geen goed idee. Zij beginnen er immers vanalles in te zien en dat
sturend gedrag kan de rest van uw werk onbewust beïnvloeden.
Ach, maar ik
laat me door vanalles beïnvloeden.
U
blijft trouw aan olieverf. Acryl daar moet u niet van hebben…
Dat vind ik
niet goed. Over acryl zit altijd zo’n vage grijze film. Ik vind de kleur niet
helder.
Vindt
u dat acryl te snel droogt misschien?
Dat vind ik
het enige positieve eraan! Trouwens, de olieverf van tegenwoordig, droogt veel
sneller dan vroeger! Ik denk dat ze dat doen om te concurreren met de plastic
verven. Verf en terpentijn en dat is het!
Speelt
u veel met de toevalligheid van het materiaal? Laat u zich beïnvloeden door uw verfstreken?
Een veeg of een vlek waardoor de verbeelding begint te werken? Dicteren de
eerste acties op het schilderij het verdere verloop? Door toetsen te zetten,
krijgen namelijk die toetsen betekenis.
Absoluut… dat
is zo. Uit het een komt het andere.
En
legt u associaties…
Maar er zijn
zoveel grote Meesterschilders die meeschilderen natuurlijk..
Hoe
bepaalt u het formaat van uw doek? Door de goesting het à la moment groot of klein aan te pakken? In een intimistisch of
expressieve bui te zijn?
Dat is zo…
Op
zich is het geen verhaal wat je vertelt… op zich is het het verhaal van de
verf…
Het is toch
wel een beetje een verhaal.
Zijn
uw schilderijen autobiografisch?
Ik denk dat
alle schilderijen autobiografisch zijn.
Maar
bij Fred Bervoets, o
ok een ‘Zwarte Panter’, zijn het echt wel zelfportretten. Hij is telkens het hoofdpersonage van zijn universum, bij u zijn dat vrouwen. (knipoogt)
ok een ‘Zwarte Panter’, zijn het echt wel zelfportretten. Hij is telkens het hoofdpersonage van zijn universum, bij u zijn dat vrouwen. (knipoogt)
Of
is het bij u wat je meemaakt op mentaal niveau?
Precies. Trouwens
alles schildert mee.
Marc
Ruyters schrijft dat uw oeuvre gaandeweg abstracter is geworden en uw doeken de
laatste jaren minder vol ogen. Toch hoeven wij volgens u nog altijd niet te
weten waarover het gaat. Wilt u ons doorheen uw eigen fantasie de kans geven onze
fantasie te prikkelen? Want onze fantasie wordt nog maar weinig gebruikt, hé.
Zeker, dat is
zo.
Volgens
Marc Ruyters zijn er vijf belangrijke pijlers in je werk: licht, kleur,
perspectief, het stadleven en de vrouw. Ook verliefdheid blijft je grootste
drijfveer. De vrouw blijft het fijnst om te schilderen en blijft een belangrijk
onderwerp voor u. En waarom zijn dat verdorie altijd blonde vrouwen?
Ik vind blond
wel een mooie kleur. (lacht)
(Gromt)
Maakt
het je dan nog uit wat wij er als kijker van vinden? Of wilt u ons gewoon
‘schoonheid’ bieden?
Dat weet ik
nou niet.
U
probeert ‘het hoofd’ – van veelal een blonde dame dus (knipoogt) – zo weinig
mogelijk te laten spreken. Anders trekt alle aandacht naar het gezicht en dat
wilt u niet: elk schilderkundig ding moet een gelijke waarde hebben…
Hilde, ik
schilder heus niet alleen blonde dames. Maar inderdaad, ik wil op mijn
schilderij dat alles gelijk is qua aandacht.
De
letter’17’ die we op al uw werken kunnen ontwaren, heeft niks te betekenen naar
het schijnt…
Dat is puur
bijgeloof.
Wanneer
gaat u meestal schilderen? Uw atelier ligt immers naast uw living versus
slaapkamer.
Ik schilder
elke dag. Liefst ’s morgens, dan lukt dat het beste en vervolgens nog wat in de
namiddag.
Uw
atelier is op zeven stappen van uw bed. Wanneer weet u dat u ’s avonds wilt
stoppen?
Als
u geen zin meer heeft? Of is het het schilderij dat ‘stop’ zegt?
Ik weet het
niet.
Beleeft
u altijd plezier in het schilderen?
Nee, soms
he-le-maal niet. Dan ga ik wat lezen.
Voorvoelt
u soms ook: het wordt niks vandaag?
Jazeker.
Is
er eigenlijk een formule, de laatste 79 jaren overschouwd, van wat
schilderkunst is? Hoe je een goed
schilderij kan maken?
Totaal niet.
Anders zouden we dat doen.
Elk
schilderij is een nieuw momentum aangrijpen?
Dat is zo.
Elke
dag is een nieuwe creatiedag voor jullie, een nieuw begin na een ander werk dat
je pas afsloot. Je kan daar conclusies uit trekken, maar elke keer als u
schildert, blijkt dat de conclusies die je hebt gemaakt toch weer moeten opgegeven
worden. Anders werkt het niet. U mag zelfs hetzelfde doen – of licht anders –
en dezelfde strategie toepassen, er is geen garantie op succes.
Dat is zo.
Schilderkunst,
het blijft toch een mysterie… Ik kan echt warm worden van goed gezette
schilderstoetsen. Degenen die zeggen dat schilderkunst passé is of geen
toevoeging is aan de kunst…
Voelt
u zich schuldig als u te lang op bijvoorbeeld een terras blijft hangen?
Ik blijf niet
hangen op terrassen, Hilde. Ik voel snel dat ik terug naar mijn atelier moet.
Is
het een natuurlijke drang? “Ik wil schilderen en laat mij allemaal gerust!”
Dat is het!
’s
Middags of ’s avonds spreek je ook graag met vrienden af, omdat een atelier
nogal ‘allenig’ is. Iets wat veel mensen onderschatten.
Je moet het
wel hebben en doorkomen. Overdag ben ik altijd alleen. Dat is hard.
Maak
je nog graag etsen, lithografieën en zeefdrukken?
Ik vind dat
nog altijd fantastisch! Ik maak die in het atelier van Adriaan Raemdonck van de
Zwarte Panter.
U
had les van Oscar Kokoshka, hoe was hij als man?
Dat was in
Salzberg! Een fantastische en meesterlijk man!
U
was eveneens bevriend met Luciano Fontana…
Ik leerde hem
kennen in Milaan. Ook een fantastische man en artist!
Max
Beckmann heeft een grote invloed gehad op uw werk – de man die de kleur zwart
als geen ander gebruikte – en u bent al levenslang onder de indruk geweest van ‘onze’
Gustave De Smet en Jean Brusselmans.
Zij hebben ‘iets’.
(lacht) En Beckmann is gewoon meesterlijk. Ik bewonder hem enorm.
Nooit
de behoefte gevoeld hun stijl te kopiëren?
Absoluut niet.
Had
u graag in het Parijs van de vorige eeuw geleefd? Of tijdens het interbellum
tussen de Duits expressionisten?
Daar kan ik
echt niet op antwoorden, Hilde.
U
hebt weldra een expo in de legendarische De Zwarte Panter in Antwerpen met de
steeds flamboyante Adriaan Raemdonck als galeriehouder. U exposeert er al sinds
’75.
Bent
u zenuwachtig wat hij van uw werk vindt? Of ben je wat verlegen over wat de
anderen er zouden-kunnen-van-vinden? Ergens zeg je: “Een schilderij is uiteindelijk een ding, ik heb niet het gevoel dat ik
me blootgeef. Het is iets wat buiten mezelf staat.”
Het is geen
kwestie van goedkeuring, nooit geweest!
U
hebt maanden geschilderd en dan komen ze uw schilderijen uit uw atelier plukken
om daar op te hangen. Spannend toch hoe iedereen zal reageren?
En of ze
zullen verkopen! (lacht) Maar zenuwachtig? Nee hoor!
U
hebt op dat moment die bevestiging niet nodig?
Nee, ik heb
dat niet. Al vind ik het natuurlijk fijn als ze mijn schilderijen graag zien.
En
erna? Is het doel dan het volgende schilderij?
Ik
denk dat het beter is dat het doel niét de volgende expo is, zoals bij de
meeste kunstenaars die ik ken. Dat neemt veel af van het intrinsieke werk
maken, vind ik. Als kunstenaar ben je dan niet bezig met dat ene werk, maar wel
met hoe alles goed in die zaal zal hangen en zal worden onthaald…
Maar
uiteindelijk dient een tentoonstelling toch om te kunnen verkopen en daardoor
verder te kunnen schilderen… Al is het altijd een dubbeltje op z’n kant.
Als mensen het
willen kopen, is het natuurlijk altijd een compliment.
Als
u uw leven overschouwt, heeft schilderen je het meest genot bezorgd?
Ja. Ik zou
precies hetzelfde opnieuw doen.
Net
omdat het ontsproten wordt uit het niets?
Nee. Als het
goed is, is het een kunstwerk en anders niet.
Bepaalt
u of dat kunstwerk goed is?
Kunstwerk,
kunstwerk… Welja, het is een schilderij. Een goed schilderij of niet.
Of
het kunst is, zal het verloop der tijd wel bepalen, denk ik.
Bent
u bezig met wat er zal gebeuren met uw schilderijen als u er niet meer zal zijn?
Soms. Om het
ene meer dan om het ander.
En
weet u nog bij elk schilderij hoe u zich voelde toen u het schiep?
Ja, dat weet
je natuurlijk wel.
Vindt
u het dan moeilijk om afscheid te nemen van een schilderij dat je echt goed
vindt?
Een enkele
keer. Maar niet veel.
U
wilt schilderen tot het einde der dagen, zegt u. Toch zegt u: “Verbeelding
droogt op.”
Dat weet je
niet, want je hoopt natuurlijk dat die verbeelding eeuwig blijft.
U
vindt uw laatste schilderij altijd het beste, zei u in de film Gloeiend doek, nooit geblust. We kunnen
u dus geen nostalgicus noemen… Blijft tot op heden de liefde voor de vrouw uw
grootste drijfveer om te schilderen?
Ik denk het
wel, ja.
Is
dat dan een soort dromen of sublimeren of… ?
Daar kan ik het
antwoord niet op geven, Hilde. Het blijft een mysterie…
Of
misschien bent u wel beginnen schilderen, net om vrouwen te versieren?
Was het maar
zo! (lacht)
“Erotiek
als drijfveer om de kwast boven te halen!”, las ik ergens.
Wel
Ysbrant, ik hoop dat je nog veel veldslagen tegenover je schilderijen moogt
winnen.
Dat hoop ik
ook.
foto Dirk Vermeirre |
Hilde Van
Canneyt
Expo: Zwarte Panter, Hoogstraat 70-72-74, 2000 Antwerpen
Van 14 mei 16
t.e.m. …
Foto's: Dirk Vermeirre
Boek ‘Ysbrant, Schilderijen
2000-2014’. (Mercatorfonds)
Film ‘Gloeiend doek, nooit
geblust. (Siewert Vester)