Interview met Christine Comyn, voor ATELIER
(NL), september 2013
De schilderijen van Christine
Comyn kan je omschrijven als krachtig en kwetsbaar tegelijkertijd. Haar stempel
herkennen we aan de frisse, kleurrijke, snelle penseeltoetsen met veel contrast
tussen licht en donker. Schoonheid schilderen en brengen is dan ook één van
haar streefdoelen. Een mooi spel met verf en kleur. We zien meestal de vrouw in
al haar gemoedstoestanden afgebeeld: sterk, gracieus en fragiel tegelijkertijd.
We bevinden ons in de
directeurswoning van een oude gevangenis in hartje Brugge. Deze ruimte waar het
licht prachtig valt, is nu jouw atelier. Je bent hier omringd door tal van je
schilderijen.
Ik houd ervan om mijn schilderijen
bij mij te hebben. Zo kan ik er ook van genieten en ik leer er veel uit. Ik
bekijk ze en tracht te doorgronden wat er goed aan is, en waarom het ene werk
mij meer aanspreekt dan het andere. Het blijft nog altijd een mysterie waarom
een schilderij goed is. Want als je in een volgend doek hetzelfde zou proberen,
lukt dat niet meer. Dan is de ziel er uit. Er bestaat geen recept voor. Dat is
net de magie van het schilderen: je laat het gebeuren. Soms is het een geschenk
uit de hemel dat je krijgt, en soms is het een knoeiboel. (lacht) Maar eens ik
er mijn naam onder zet, kom ik er niet meer aan: dan ben ik tevreden.
Je kunt niet naast je
vleugelpiano te midden van je atelier kijken. Is dat een onmisbaar object naast
je schildersmaterialen?
Inderdaad. Voor mij is dat een
tegengewicht voor het schilderen. Ik kan mijn hoofd leegmaken door mij te
concentreren op de noten en de muziek. Daarna kijk ik weer met een vernieuwde
blik naar mijn schilderijen.
Ga je volgens een vast ritme naar
je atelier? En hoort daar een klein ritueel bij?
Ik kom hier in principe elke dag
tussen 9u en 18u, het zijn bijna kantooruren. Ik check altijd eerst mijn mails.
Om ‘me op te warmen’, begin ik mijn mengstokjes te reinigen. Dat zie ik als een
vorm van voorbereiding. Je moet er sowieso inkomen, en je voelt telkens een
opgebouwde spanning. Soms lukt het een halve of een hele dag niet om te werken,
maar eens je in een soort trance komt, is er geen houden meer aan. Dat zijn de
momenten waarvan je hoopt dat het altijd zo zou zijn.
Je bent al heel je leven aan het
schilderen: het is een levensnoodzakelijk iets om je uit te drukken. Je ziet
het als spelen met licht, kleuren en vorm. Hoe maak je de aanzet?
Het is voor een groot deel nog
altijd spelen met kleuren en water. Het model is eerder een kapstok voor mijn
werk. Ik zou evengoed rond een cirkel, een vierkant of een horizon kunnen
werken, maar ik werk meestal rond een model. De tekening komt letterlijk en
figuurlijk op de tweede plaats: ik maak eerst een abstracte opzet, daar komt de
tekening in, en dan werk ik alles bij.
Je modellen fotografeer je eerst,
om ze daarna te tekenen of te schilderen. Je laat ze meestal gracieuze
bewegingen voor je uitvoeren. Deze zet je op in potlood.
Ik bepaal pas wanneer ik mijn eerste
opzet heb gedaan, welk model van welke foto ik er op teken. Zo laat ik me niet
beperken of remmen in mijn opzet.
Bepaal je op voorhand welke
kleuren je gaat gebruiken?
Ja. Mijn kleurenpalet is heel
beperkt. Ik gebruik vooral de hoofdkleuren. Door ze te mengen, krijg je een
hele reeks nuances die heel subtiel zijn. Ik gebruik een soort blauw, okergeel,
rood, wit en zwart. Soms ga ik om iets op te lichten een fel fuchsia roze
toevoegen. Maar mijn huidskleur vloeit altijd voort uit de opzet van mijn
kleuren errond. Ik schilder nooit de huidskleur apart.
Je werkt met acrylverf, maar je schildert
‘op de aquarelwijze’, met het doek plat op een tafel…
Voor mij zijn het nog altijd
waterverfschilderijen. Ik noem ze ‘aquacrylschilderijen’,
omdat de techniek uit de aquarel is ontstaan: Door het vele water dat ik
gebruik en het bewust wit laten van bepaalde stukken op het doek.
Hoe en waarop meng je je kleuren?
Doordat de verf zo vloeibaar is,
meng ik ze op een bord. Maar evengoed giet ik de verf op mijn doek en meng ik
daar rechtstreeks mijn kleuren.
Heb je er ooit aan gedacht om met
olieverf te werken?
Ik ben jaloers op iemand die met
olieverf kan schilderen en vind het fluwelige van de materie dan ook prachtig.
Maar ik durf er niet aan te beginnen omdat ik zelf snel en transparant werk.
Het liefst zou ik hebben dat mijn schilderij in één dag af is Ik werk heel
graag kort op de bal, bijna in één concentraat en beweging.
Hoe bepaal je de grootte van je
doeken?
Ze hebben allemaal min of meer dezelfde
grootte (120 cm/150 cm). Als je grote formaten gebruikt, heb je als je op een
tafel werkt geen zicht op je doek. Ik kan dus geen afstand nemen: ik zit in
mijn schilderij. Of beter, ik zwem er bijna in. (lacht) Met een spiegel kan ik
al een beetje afstand nemen. Maar omdat ik met zoveel water werk, kan ik ze ook
maar echt van op afstand bekijken eens ze droog zijn. Zo kan je ook niet in
‘postkaartjes schilderen’ terecht komen.
Span je zelf je doeken op om ze
dan zelf te impregneren?
Ik koop ze kant en klaar, al kies ik
heel doordacht. Er moet nog wat structuur van de vezel in het doek zitten.
Daarna breng ik er ook nog met gesso een eigen structuur op. Zo zit er al een
extra tekening in het doek.
Schets je ter opwarming of maak
je voorstudies?
Neen, ik voel me geen tekenaar. Maar
als mijn schilderij er niet na de eerste minuten ‘boenk op
zit’, merk je al bijna dat het óf zal mislukken, of niets wordt.
Mensen denken: “Ze kan goed schilderen, dus dat is gemakkelijk.” Maar zo werkt
dat niet. Ik voel me altijd heel kwetsbaar alvorens ik moet beginnen. Mijn werk
is 100% eerlijk, ik kan niet anders dan dat. En ik moet alleen maar
verantwoording aan mezelf afleggen.
Welke penselen liggen altijd op
je te wachten?
Voor mijn opzet gebruik ik
grotendeels brede, platte penselen van soms wel 15 centimeter breed. Je kan die
brede penselen, zoals in kalligrafie, op verschillende manieren gebruiken. Voor
de afwerking werk ik met dikke, ronde marterpenselen, wat een mooi resultaat
geeft voor de vloeibare verf.
Hoe belangrijk is natuurlijk
licht, of het gekende ‘Noorderlicht’ voor jou?
Voor de foto’s die ik van mijn
modellen maak, werk ik graag met natuurlijk licht, maar voor mijn schilderijen
mag het evengoed het witte kunstlicht van mijn atelier zijn. Maar hoe minder
licht, hoe minder kleur natuurlijk.
Moet je atelier muisstil zijn als
je aan het werk bent?
Klassieke
muziek mag. Gepraat van op de radio kan ik niet goed verdragen, omdat ik dan te
geconcentreerd moet luisteren.
Wat heb jij méér in je oog/hand
dan de gemiddelde (andere) kunstenaar?
Ik heb een grote tactiliteit in het algemeen,
en ben heel gevoelig voor licht en kleur. Ik probeer altijd heel harmonieuze
schilderijen te maken. Ik ga nooit zomaar willekeurig wat kleuren naast elkaar
zetten. Niet dat het heel overwogen is, want ik werk organisch, maar wel heel
intuïtief. Eigenlijk is het dansen met verf en borstel.
L’art pour l’art?
Het plezier van het schilderen, is
jarenlang scheef bekeken. Maar het einde van de 19e eeuw is een
periode die ik graag bestudeer. 'Ik leun dichter aan bij de prerafaëlieten dan
bij de Franse impressionisten.