Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Christine Comyn


Interview met Christine Comyn, voor ATELIER (NL), september 2013

Voor een blik op de werken: www.christinecomyn.be

De schilderijen van Christine Comyn kan je omschrijven als krachtig en kwetsbaar tegelijkertijd. Haar stempel herkennen we aan de frisse, kleurrijke, snelle penseeltoetsen met veel contrast tussen licht en donker. Schoonheid schilderen en brengen is dan ook één van haar streefdoelen. Een mooi spel met verf en kleur. We zien meestal de vrouw in al haar gemoedstoestanden afgebeeld: sterk, gracieus en fragiel tegelijkertijd.

We bevinden ons in de directeurswoning van een oude gevangenis in hartje Brugge. Deze ruimte waar het licht prachtig valt, is nu jouw atelier. Je bent hier omringd door tal van je schilderijen.

Ik houd ervan om mijn schilderijen bij mij te hebben. Zo kan ik er ook van genieten en ik leer er veel uit. Ik bekijk ze en tracht te doorgronden wat er goed aan is, en waarom het ene werk mij meer aanspreekt dan het andere. Het blijft nog altijd een mysterie waarom een schilderij goed is. Want als je in een volgend doek hetzelfde zou proberen, lukt dat niet meer. Dan is de ziel er uit. Er bestaat geen recept voor. Dat is net de magie van het schilderen: je laat het gebeuren. Soms is het een geschenk uit de hemel dat je krijgt, en soms is het een knoeiboel. (lacht) Maar eens ik er mijn naam onder zet, kom ik er niet meer aan: dan ben ik tevreden.

Je kunt niet naast je vleugelpiano te midden van je atelier kijken. Is dat een onmisbaar object naast je schildersmaterialen? 

Inderdaad. Voor mij is dat een tegengewicht voor het schilderen. Ik kan mijn hoofd leegmaken door mij te concentreren op de noten en de muziek. Daarna kijk ik weer met een vernieuwde blik naar mijn schilderijen.

Ga je volgens een vast ritme naar je atelier? En hoort daar een klein ritueel bij?

Ik kom hier in principe elke dag tussen 9u en 18u, het zijn bijna kantooruren. Ik check altijd eerst mijn mails. Om ‘me op te warmen’, begin ik mijn mengstokjes te reinigen. Dat zie ik als een vorm van voorbereiding. Je moet er sowieso inkomen, en je voelt telkens een opgebouwde spanning. Soms lukt het een halve of een hele dag niet om te werken, maar eens je in een soort trance komt, is er geen houden meer aan. Dat zijn de momenten waarvan je hoopt dat het altijd zo zou zijn.

Je bent al heel je leven aan het schilderen: het is een levensnoodzakelijk iets om je uit te drukken. Je ziet het als spelen met licht, kleuren en vorm. Hoe maak je de aanzet?

Het is voor een groot deel nog altijd spelen met kleuren en water. Het model is eerder een kapstok voor mijn werk. Ik zou evengoed rond een cirkel, een vierkant of een horizon kunnen werken, maar ik werk meestal rond een model. De tekening komt letterlijk en figuurlijk op de tweede plaats: ik maak eerst een abstracte opzet, daar komt de tekening in, en dan werk ik alles bij.

Je modellen fotografeer je eerst, om ze daarna te tekenen of te schilderen. Je laat ze meestal gracieuze bewegingen voor je uitvoeren. Deze zet je op in potlood.

Ik bepaal pas wanneer ik mijn eerste opzet heb gedaan, welk model van welke foto ik er op teken. Zo laat ik me niet beperken of remmen in mijn opzet.

Bepaal je op voorhand welke kleuren je gaat gebruiken?

Ja. Mijn kleurenpalet is heel beperkt. Ik gebruik vooral de hoofdkleuren. Door ze te mengen, krijg je een hele reeks nuances die heel subtiel zijn. Ik gebruik een soort blauw, okergeel, rood, wit en zwart. Soms ga ik om iets op te lichten een fel fuchsia roze toevoegen. Maar mijn huidskleur vloeit altijd voort uit de opzet van mijn kleuren errond. Ik schilder nooit de huidskleur apart. 






Je werkt met acrylverf, maar je schildert ‘op de aquarelwijze’, met het doek plat op een tafel…

Voor mij zijn het nog altijd waterverfschilderijen. Ik noem ze ‘aquacrylschilderijen’, omdat de techniek uit de aquarel is ontstaan: Door het vele water dat ik gebruik en het bewust wit laten van bepaalde stukken op het doek.

Hoe en waarop meng je je kleuren?

Doordat de verf zo vloeibaar is, meng ik ze op een bord. Maar evengoed giet ik de verf op mijn doek en meng ik daar rechtstreeks mijn kleuren.

Heb je er ooit aan gedacht om met olieverf te werken?

Ik ben jaloers op iemand die met olieverf kan schilderen en vind het fluwelige van de materie dan ook prachtig. Maar ik durf er niet aan te beginnen omdat ik zelf snel en transparant werk. Het liefst zou ik hebben dat mijn schilderij in één dag af is Ik werk heel graag kort op de bal, bijna in één concentraat en beweging.

Hoe bepaal je de grootte van je doeken?

Ze hebben allemaal min of meer dezelfde grootte (120 cm/150 cm). Als je grote formaten gebruikt, heb je als je op een tafel werkt geen zicht op je doek. Ik kan dus geen afstand nemen: ik zit in mijn schilderij. Of beter, ik zwem er bijna in. (lacht) Met een spiegel kan ik al een beetje afstand nemen. Maar omdat ik met zoveel water werk, kan ik ze ook maar echt van op afstand bekijken eens ze droog zijn. Zo kan je ook niet in ‘postkaartjes schilderen’ terecht komen.

Span je zelf je doeken op om ze dan zelf te impregneren?

Ik koop ze kant en klaar, al kies ik heel doordacht. Er moet nog wat structuur van de vezel in het doek zitten. Daarna breng ik er ook nog met gesso een eigen structuur op. Zo zit er al een extra tekening in het doek.

Schets je ter opwarming of maak je voorstudies?

Neen, ik voel me geen tekenaar. Maar als mijn schilderij er niet na de eerste minuten ‘boenk op zit’, merk je al bijna dat het óf zal mislukken, of niets wordt. Mensen denken: “Ze kan goed schilderen, dus dat is gemakkelijk.” Maar zo werkt dat niet. Ik voel me altijd heel kwetsbaar alvorens ik moet beginnen. Mijn werk is 100% eerlijk, ik kan niet anders dan dat. En ik moet alleen maar verantwoording aan mezelf afleggen.

Welke penselen liggen altijd op je te wachten?

Voor mijn opzet gebruik ik grotendeels brede, platte penselen van soms wel 15 centimeter breed. Je kan die brede penselen, zoals in kalligrafie, op verschillende manieren gebruiken. Voor de afwerking werk ik met dikke, ronde marterpenselen, wat een mooi resultaat geeft voor de vloeibare verf.

Hoe belangrijk is natuurlijk licht, of het gekende ‘Noorderlicht’ voor jou?

Voor de foto’s die ik van mijn modellen maak, werk ik graag met natuurlijk licht, maar voor mijn schilderijen mag het evengoed het witte kunstlicht van mijn atelier zijn. Maar hoe minder licht, hoe minder kleur natuurlijk.

Moet je atelier muisstil zijn als je aan het werk bent?
Klassieke muziek mag. Gepraat van op de radio kan ik niet goed verdragen, omdat ik dan te geconcentreerd moet luisteren.

Wat heb jij méér in je oog/hand dan de gemiddelde (andere) kunstenaar?

Ik heb een grote tactiliteit in het algemeen, en ben heel gevoelig voor licht en kleur. Ik probeer altijd heel harmonieuze schilderijen te maken. Ik ga nooit zomaar willekeurig wat kleuren naast elkaar zetten. Niet dat het heel overwogen is, want ik werk organisch, maar wel heel intuïtief. Eigenlijk is het dansen met verf en borstel.

L’art pour l’art?

Het plezier van het schilderen, is jarenlang scheef bekeken. Maar het einde van de 19e eeuw is een periode die ik graag bestudeer. 'Ik leun dichter aan bij de prerafaëlieten dan bij de Franse impressionisten. 



www.absoluteartgallery.com

statcounter