“Onder de levende kunstenaars is Hans
Laagland degene die het best de techniek van Rubens begrijpt en kan weergeven.
Wat de beheersing van de techniek betreft en de virtuositeit daarin, is
Laagland uniek. Hij is net als Rubens in staat om met één lijn zowel de
contouren te suggereren als het modelé, de driedimensionaliteit, het reliëf en
de beweging.” (Dr. MBA Joost Vander
Auwera, conservator van KMSKB)
ATELIER:
Hilde Van Canneyt: Heb jij je atelier op
een zelfde manier proberen in te richten als Rubens in zijn tijd?
Hans Laagland: Ik heb mij voor de verbouwing van het
atelier laten inspireren door het Rubenshuis in Antwerpen.
Je bent naast het schilderen ook bezig
aan een constante zoektocht naar de juiste pigmenten, oliën en bindmiddelen.
Acryl gaan we niet snel in je atelier terugvinden.
Wat je beoogt is de vloei in de verf: de
nat in nat techniek. Daarnaast ben je ook geobsedeerd door het Oudhollands
loodwit van Rembrandt. Ik vermoed dat je er ook volgens de oude wijze, een
krijt- en lijmlaag onderzet.
Inderdaad.
Heb je een vast dagritme om naar je
atelier te gaan?
Mijn werkpatroon per dag is heel strikt, maar mijn patroon per maand is dat niet.
Ik kan gemakkelijk een maand niet schilderen.
Waarom is voor jou het
verschil tussen het “hoe” en het “wat” zo belangrijk?
Ik weiger te kopiëren of delen van ander werk te mixen
en te incorporeren voor eigen werk. Ik heb wel al volwaardig gekopieerd voor
een museum, maar dat is een opdracht.
De impulsen komen vanuit mijn omgeving, dingen die ik
zichtbaar waarneem. Daar speelt het verhaal of de betekenis geen rol, maar wel
het visuele ervan.
Daarom hoef je niet altijd ver te gaan om iets moois te zien. Vandaar dat een
artiest ook het recht heeft om antieke voorwerpen te schilderen. Wanneer iemand
klassiek werkt zoals ik, maar dan toch hedendaagse interessante dingen zou
schilderen, krijgt die direct bonussen. Wat is daar de hinderlaag van? De mensen
denken dat het gaat om het “wat” en koppelen actueel zijn aan het onderwerp.
Terwijl het natuurlijk gaat om het “hoe”. Om die reden, moet je alles mogen
schilderen, zonder discriminatie van toestanden uit het verleden. Objecten die
er vandaag nog zijn, zoals een antiek voorwerp of een oude mens, zijn toelaatbaar.
Maar dat is een klik die heel weinig mensen kunnen maken.
Het is door je liefde
voor de schilderkunst van Rubens, Rembrandt en Velásquez, dat je ook in hun stijl
je schilderijen oplost. Eén van jouw uitspraken is: “Wat na Rubens komt, is van
weinig betekenis.”
Mensen denken dat ik verknocht ben
aan de 17e eeuw. Dat is dus niet zo. Ik heb daar niks mee. Dat is
ook zo’n misverstand. Ik heb geen affiniteit met die periode, maar zelf heb ik
ook een barok-temperament. Wel, als ik naar Rubens kijk, voel ik daar een
broederschap. Kijk ik naar Van Eyck of Jordaens – nochtans ook een
barokschilder - dan heb ik dat niet. Ik ben dan ook gaan kijken hoe die
geestverwanten werkten en dan blijf je in die klik. Maar het is vooral het
niveau ervan dat me aantrekt. Als Rubens in de 20e eeuw had geleefd,
dan was ik daar ook op uitgekomen.
Je staat erop dat zowel
een stilleven als portret naar ‘levend model’ wordt geschilderd.
Iemand die een foto neemt en
overschildert is niet op de afspraak van de kunst. Waarom? Die kunstenaar staat
niet voor de vereiste taak. Het is de bedoeling van een artiest om de
driedimensionale werkelijkheid of een deel daarvan, op eigen kracht, over te
brengen naar een plat vlak.
Moet je je altijd
opladen vooraleer je begint te schilderen?
Ja, maar dat komt door de
ambachtelijke aspecten ervan: een tekening gaat vooraf aan een schilderij,
waardoor die tekening eigenlijk de mentale introductie is tot het eigenlijke
werk. Ook het aanmaken van verse verf is een moment waarop ik de materie letterlijk
prepareer voor de creatie.
Hecht je veel belang
aan een proper atelier?
Mijn laboratorium mag er slordig
bijliggen, en als ik een spinnenweb op drie meter van mijn ezel zie hangen, stoort
me dat niet. Maar mijn palet kuis ik elke dag op tot de witte lak. Ook mijn
penselen moeten proper zijn.
HUIS
Hoe zie ik dat ik in het huis van Hans
Laagland ben? Ik denk in de eerste plaats aan al jouw schilderijen die ik in de
hal zie hangen.
In feite ligt de inrichting van mijn atelier het meest
in het verlengde van mijn persoon. Het woongedeelte is nog niet helemaal getuned naar mijn smaak.
Ik zie hier ook geen schilderijen of
kunstwerken van andere kunstenaars in je woonvertrekken.
Ik vind het evident als je in het huis van een
kunstenaar komt, daar alleen zijn eigen werk hangt. Ik heb trouwens nog nooit
een schilderij van iemand anders gekocht.
Je zegt dat je nooit beter kan tekenen
dan schilderen. Goede voorschetsen vind je heel belangrijk. Teken je hier thuis
aan de salontafel of lukt dat alleen maar in je atelier?
In beide. Maar ik ben niet het type kunstenaar dat spontaan
begint te schetsen, ik werk altijd georganiseerd. Je zou kunnen zeggen dat
tekenen, via de vorm, fundamenteel in relatie staat tot figuratief, terwijl
schilderen omwille van de kleur en plasticiteit, in relatie staat tot abstract.
Vermits ik puur abstracte kunst verwerp, kan ik dus niet omheen het tekenen.
De typische grote boekenkast zoals de
meeste kunstenaars die hebben, zie ik hier niet staan.
Onze bibliotheek staat boven in de privé-vertrekken.
Studeer je tegenwoordig nog op de
techniek van kunstenaars?
Het leven van andere kunstenaars interesseert me niet,
alleen het artistieke en technologische aspect van hun werk boeit me.
In je woonkamer staat een grote vitrinekast,
waarin allerhande aardewerk, porselein en glas mooi staat te wezen. Objecten
die ook in je stillevens voorkomen.
Het is wat een allegaartje van alles, van waardevol
tot minder waardevol.
Ik zie hier enkele prachtige
bloemstukken staan en hangen, dat is ook geen toeval.
Dat zijn barokke bloemen die ook in mijn schilderijen
terugkomen.
Je staat afwijzend tegen de hedendaagse
intellectualistische kunst. Om die reden heb je ook de Laagland-academie
opgericht, maar daar zie ik in je leefruimte geen sporen van ...
Je vindt ons alleen online. We werken volgens het
klassieke principe van de tekening, de onderschildering en de eindschildering
en dit naar de natuur, levend model of opgesteld stilleven.
Je noemt jezelf eerder een artist dan een kunstenaar.
Inderdaad. Dat heeft te maken met de graad. Ik wil me
wel meten met Rubens, maar ik ga toch het onderspit delven.