Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Hans Laagland



Atelier/Huis-interview met Hans Laagland (1965), Zichem, september 2013 voor ATELIER (NL)

“Onder de levende kunstenaars is Hans Laagland degene die het best de techniek van Rubens begrijpt en kan weergeven. Wat de beheersing van de techniek betreft en de virtuositeit daarin, is Laagland uniek. Hij is net als Rubens in staat om met één lijn zowel de contouren te suggereren als het modelé, de driedimensionaliteit, het reliëf en de beweging.” (Dr. MBA Joost Vander Auwera, conservator van KMSKB)



ATELIER:

Hilde Van Canneyt: Heb jij je atelier op een zelfde manier proberen in te richten als Rubens in zijn tijd?

Hans Laagland: Ik heb mij voor de verbouwing van het atelier laten inspireren door het Rubenshuis in Antwerpen.

Je bent naast het schilderen ook bezig aan een constante zoektocht naar de juiste pigmenten, oliën en bindmiddelen. Acryl gaan we niet snel in je atelier terugvinden.
Wat je beoogt is de vloei in de verf: de nat in nat techniek. Daarnaast ben je ook geobsedeerd door het Oudhollands loodwit van Rembrandt. Ik vermoed dat je er ook volgens de oude wijze, een krijt- en lijmlaag onderzet.

Inderdaad.

Heb je een vast dagritme om naar je atelier te gaan?

Mijn werkpatroon per dag is heel strikt, maar mijn patroon per maand is dat niet. Ik kan gemakkelijk een maand niet schilderen.

Waarom is voor jou het verschil tussen het “hoe” en het “wat” zo belangrijk?

Ik weiger te kopiëren of delen van ander werk te mixen en te incorporeren voor eigen werk. Ik heb wel al volwaardig gekopieerd voor een museum, maar dat is een opdracht.
De impulsen komen vanuit mijn omgeving, dingen die ik zichtbaar waarneem. Daar speelt het verhaal of de betekenis geen rol, maar wel het visuele ervan. Daarom hoef je niet altijd ver te gaan om iets moois te zien. Vandaar dat een artiest ook het recht heeft om antieke voorwerpen te schilderen. Wanneer iemand klassiek werkt zoals ik, maar dan toch hedendaagse interessante dingen zou schilderen, krijgt die direct bonussen. Wat is daar de hinderlaag van? De mensen denken dat het gaat om het “wat” en koppelen actueel zijn aan het onderwerp. Terwijl het natuurlijk gaat om het “hoe”. Om die reden, moet je alles mogen schilderen, zonder discriminatie van toestanden uit het verleden. Objecten die er vandaag nog zijn, zoals een antiek voorwerp of een oude mens, zijn toelaatbaar. Maar dat is een klik die heel weinig mensen kunnen maken.

Het is door je liefde voor de schilderkunst van Rubens, Rembrandt en Velásquez, dat je ook in hun stijl je schilderijen oplost. Eén van jouw uitspraken is: “Wat na Rubens komt, is van weinig betekenis.”

Mensen denken dat ik verknocht ben aan de 17e eeuw. Dat is dus niet zo. Ik heb daar niks mee. Dat is ook zo’n misverstand. Ik heb geen affiniteit met die periode, maar zelf heb ik ook een barok-temperament. Wel, als ik naar Rubens kijk, voel ik daar een broederschap. Kijk ik naar Van Eyck of Jordaens – nochtans ook een barokschilder - dan heb ik dat niet. Ik ben dan ook gaan kijken hoe die geestverwanten werkten en dan blijf je in die klik. Maar het is vooral het niveau ervan dat me aantrekt. Als Rubens in de 20e eeuw had geleefd, dan was ik daar ook op uitgekomen.

Je staat erop dat zowel een stilleven als portret naar ‘levend model’ wordt geschilderd.

Iemand die een foto neemt en overschildert is niet op de afspraak van de kunst. Waarom? Die kunstenaar staat niet voor de vereiste taak. Het is de bedoeling van een artiest om de driedimensionale werkelijkheid of een deel daarvan, op eigen kracht, over te brengen naar een plat vlak.

Moet je je altijd opladen vooraleer je begint te schilderen?

Ja, maar dat komt door de ambachtelijke aspecten ervan: een tekening gaat vooraf aan een schilderij, waardoor die tekening eigenlijk de mentale introductie is tot het eigenlijke werk. Ook het aanmaken van verse verf is een moment waarop ik de materie letterlijk prepareer voor de creatie.

Hecht je veel belang aan een proper atelier?
Mijn laboratorium mag er slordig bijliggen, en als ik een spinnenweb op drie meter van mijn ezel zie hangen, stoort me dat niet. Maar mijn palet kuis ik elke dag op tot de witte lak. Ook mijn penselen moeten proper zijn.

HUIS

Hoe zie ik dat ik in het huis van Hans Laagland ben? Ik denk in de eerste plaats aan al jouw schilderijen die ik in de hal zie hangen.

In feite ligt de inrichting van mijn atelier het meest in het verlengde van mijn persoon. Het woongedeelte is nog niet helemaal getuned naar mijn smaak.

Ik zie hier ook geen schilderijen of kunstwerken van andere kunstenaars in je woonvertrekken.

Ik vind het evident als je in het huis van een kunstenaar komt, daar alleen zijn eigen werk hangt. Ik heb trouwens nog nooit een schilderij van iemand anders gekocht.

Je zegt dat je nooit beter kan tekenen dan schilderen. Goede voorschetsen vind je heel belangrijk. Teken je hier thuis aan de salontafel of lukt dat alleen maar in je atelier?

In beide. Maar ik ben niet het type kunstenaar dat spontaan begint te schetsen, ik werk altijd georganiseerd. Je zou kunnen zeggen dat tekenen, via de vorm, fundamenteel in relatie staat tot figuratief, terwijl schilderen omwille van de kleur en plasticiteit, in relatie staat tot abstract. Vermits ik puur abstracte kunst verwerp, kan ik dus niet omheen het tekenen.

De typische grote boekenkast zoals de meeste kunstenaars die hebben, zie ik hier niet staan.

Onze bibliotheek staat boven in de privé-vertrekken.

Studeer je tegenwoordig nog op de techniek van kunstenaars?

Het leven van andere kunstenaars interesseert me niet, alleen het artistieke en technologische aspect van hun werk boeit me.

In je woonkamer staat een grote vitrinekast, waarin allerhande aardewerk, porselein en glas mooi staat te wezen. Objecten die ook in je stillevens voorkomen.

Het is wat een allegaartje van alles, van waardevol tot minder waardevol.

Ik zie hier enkele prachtige bloemstukken staan en hangen, dat is ook geen toeval.

Dat zijn barokke bloemen die ook in mijn schilderijen terugkomen.

Je staat afwijzend tegen de hedendaagse intellectualistische kunst. Om die reden heb je ook de Laagland-academie opgericht, maar daar zie ik in je leefruimte geen sporen van ...

Je vindt ons alleen online. We werken volgens het klassieke principe van de tekening, de onderschildering en de eindschildering en dit naar de natuur, levend model of opgesteld stilleven.

Je noemt jezelf eerder een artist dan een kunstenaar.

Inderdaad. Dat heeft te maken met de graad. Ik wil me wel meten met Rubens, maar ik ga toch het onderspit delven.
  

statcounter