Interview met Johan Van Mullem, zomer 2016
Kunstenaar Johan Van Mullem is dezer dagen te gast in het Museum van Elsene. Go and see!
Kunstenaar Johan Van Mullem is dezer dagen te gast in het Museum van Elsene. Go and see!
Beste Johan, op de eerste pagina van uw website lezen we dat u autodidact bent. Is dit iets waar u trots op bent, iets wat u haast tot statement maakt?
‘Toch wel. Het zit sowieso in de familie: mijn overgrootvader en grootvader
tekenden en schilderden vaak en mijn vader zag ik van kleinsaf tekenen en schilderen. Uitgezonderd van een jaar etslessen, heb ik nooit les
gevolgd. Ofwel zit het in je, ofwel niet. Als het in je zit, dan is het gewoon
een kwestie van hard werken. En dat heb ik de laatste jaren gedaan.’
Wanneer kwam de ommekeer?
‘Goh, dat is een lang verhaal. Laat het ons zo stellen: ik ben van
opleiding architect, maar ik heb met dat diploma nooit iets aangevangen. Al heb ik
wél alle soorten verantwoordelijke jobs uitgevoerd. Een verandering in mijn
privéleven deed me zes jaar geleden inzien dat ik enkel nog kunst wilde maken.
Wat ik sinds die dag heb gedaan. Diep
vanbinnen wist ik dat echter al op mijn vijfde. Het typische verhaal bij zovele
kunstenaars wil dat ouders er niet mee akkoord gaan dat je 'kunst' gaat studeren.’
Heeft die ommeslag en het harde
werken dat daarop volgde, geloond?
‘Inderdaad. Als je overschakelt van een fulltime job gecombineerd met
kunst maken, naar fulltime met kunst bezig zijn, merk je pas wat voor evoluties
je doormaakt. Wat ik voordien maakte, was ‘net niet goed genoeg’. Je kan het
best vergelijken met het leren bespelen van een instrument: hoe meer je oefent,
hoe beter je je instrument beheerst en muziek kan maken.‘
Wie is degene die u al die tijd heeft weten te
motiveren? Er is toch altijd iets of iemand die u voortdrijft?
‘Dat is in de eerste plaats mijzelf. Dat is zonder einde. Doordat ik
tekenen, schilderen en boetseren afwissel, raak ik het nooit beu. Ik zeg
altijd: “Elke nieuwe dag is nog een groter plezier om te mogen werken.”
Even rewinden:
die artistieke impulsen kende u van jongsaf. Uw vader was diplomaat, u bent geboren
in Kongo, woonde in Brugge, daarna zeven jaar in Tunesië, achttien maanden in
Zweden, vier jaar in Duitsland … Sindsdien bent u zeker al vijventwintig keer
verhuisd.
‘Zolang je niet het gevoel hebt dat je je plaats hebt gevonden en doet
wat je wilt doen, zoek je verder. Hier in Waterloo, in dit atelier, heb ik het
gevoel dat mijn leven pas echt begint. Of is dat de midlife crisis? (lacht) En
ja, er kwam ook een nieuw huis, een nieuwe job and a new wife bij. (knipoogt) Op een bepaald moment in je leven
moet je gewoon een duidelijke beslissing maken, anders lukt het niet. Ik
beschouw dit als mijn tweede leven.’
Probeert u nu – met uw nieuwe ‘job’ – op een vast ritme naar uw atelier te gaan?
‘Helaas. Ik ga elke dag naar het atelier, maar ik heb het moeilijk met
een vast ritme. Mijn atelier is mijn cocon, mijn thuis. Ik denk dat iedereen
zo’n plaats nodig heeft. ‘
De basis van uw praktijk is gegroeid uit het tekenen. Iets wat u als uw tweede natuur ziet.
Het lijkt alsof u verfijnder werkt in uw tekeningen.
Er komen ook meer ineengestrengelde figuren in voor, waarbij al eens wat
erotische delen onze lusten doen opwellen. In uw schilderijen gaat u ruwer te
werk, meestal met één personage.
‘Doordat ik mijn vader altijd zag tekenen, ben ik ook met potlood en Chinese inkt beginnen werken. Later probeerde ik het etsen onder de knie te krijgen.
‘Doordat ik mijn vader altijd zag tekenen, ben ik ook met potlood en Chinese inkt beginnen werken. Later probeerde ik het etsen onder de knie te krijgen.
Verder heb ik zelf nooit een verklaring gezocht waarom ik 'anders' schilder. Schilderen is voor
mij altijd wat verboden geweest: alsof ik niet mócht schilderen. Dan hoorde ik
een stemmetje dat zei: “Maar misschien kán je ook helemaal niet schilderen!” Toen
ik het uiteindelijk aandurfde, stelde ik mezelf nog steeds in vraag: “Ben je
wel een schilder, Johan? Kan je wel schilderen?” Het was een manier om te
zoeken naar zelfvertrouwen. Eens je dat hebt gevonden, kan je zeggen: “Oké, dat
ben ik. “
‘Ik heb door een Engelse galerie – die enorm in me geloofde – de gelegenheid
gekregen om veel tentoon te stellen en te verkopen. Zo is de bal aan het rollen
gegaan. Ze namen me mee naar verschillende artfairs in Dallas en New York. Al die positieve feedback zorgde
ervoor dat ik een superboost kreeg,
er nog meer in geloofde en super hard bleef doorwerken. Daarna kom je natuurlijk
terug met je pootjes op de grond. Door veranderingen werk ik nu met nieuwe en andere galerieën.
Ik merk dat veel kunstenaars een soort mecenas –
iemand die in hen gelooft én hen financiert – nodig hebben om gelanceerd te worden …
U bent vooral gekend om uw (verminkte) portretten. Uw expo’s geeft u titels als Meta Morphoses of Rebirth. Vanwaar die fascinatie?
‘Ik beschouw dit gewoon als een evolutie, niet als iets nieuws. Als ik terugdenk
aan de portretten die ik maakte toen ik jong was, tekende ik oude gerimpelde
mensen. Terwijl ze daarna met de jaren jonger werden en ikzelf meer en meer
rimpels kreeg. (lacht) Ik zie dat eerder als een cyclus. Ik ben nu bijvoorbeeld
begonnen met landschappen en voor mij is dat iets helemaal nieuw. Alsof ik
bijna klaar ben met de binnenwereld gade te slaan en ik nu kan kijken naar wat er
buiten in de wereld gebeurt.‘
Plaatst u zichzelf in een bepaalde schildertraditie? In artikels
die ingaan op uw oeuvre, las ik blinkende namen zoals Goya, Rembrandt, Bacon en Blake…
‘Toen ik begon te schilderen, vroeg ik me constant af: “Zijn die schilderijen/portretten
‘mooi’?” ,“Zijn ze ‘goed?” enzovoort. Vandaag stel ik me die vragen niet langer.
Tijdens het schilderen moet je niet nadenken, gewoon schilderen wat je voelt.
Ik weet niet wat het is, want ik weet niet van waar het komt. Veel mensen
refereren naar de oude meesters als ze mijn werk zien, weliswaar met een
hedendaagse touch en dus een sprong
in de tijd.’
U zei ergens dat u zich moet laten dragen door wat
‘is’ tijdens het schilderen en u niet te laten leiden door een schets of een beeld
van een persoon. Er is in uw werk nergens een allusie terug te vinden op een
fysieke gelijkenis met bestaande personen.
Ik las dat u ‘psychologische portretten’ maakt die raken aan wetenschap en technologie, die licht en donker, jeugd en verval uitdrukken, alsook onze onpeilbare oorsprong en de eindeloze mogelijkheden voor de toekomst.”
Ik las dat u ‘psychologische portretten’ maakt die raken aan wetenschap en technologie, die licht en donker, jeugd en verval uitdrukken, alsook onze onpeilbare oorsprong en de eindeloze mogelijkheden voor de toekomst.”
‘Ik heb altijd het gevoel dat het schilderij reeds bestaat in energie en
gevoelens. Je weet dat je het zal maken, al weet je niet op voorhand wát je zal
maken. Het enige wat je eigenlijk op voorhand kan doen, is het formaat en de
kleuren kiezen. Ik zie het schilderen echter louter als energie.’
Ik veronderstelde dat uw ‘schilderijen’ olieverf op
doek waren, maar het is oil-based- ink
op hardboard. Uw voeling met inkt
komt vanuit het tekenen en etsen.
U bekijkt één kleur op zich al als een eigen wereld.
Als u kleuren mengt, ontstaat er in uw wereld gewoon een bredere wereld.
‘Ik kom, door het tekenen, vanzelfsprekend uit bij het zwart/wit. Toen
ik begon met schilderen, startte ik eerst met twee kleuren – zwart en bruin – om
mondjesmaat steeds meer kleuren te integreren. Voor mij was het in het
begin niet mogelijk plots met die verschillende kleuren tegelijkertijd te werken.
Ik geloof dat ik meerdere kleurfases heb ondergaan. (lacht) Dat heeft zijn tijd
genomen. Sowieso gebeurt dat mengen instinctief. Doordat ik met inkt werk, ben
ik verplicht om het werk af te maken. Ik schilder tegenwoordig met olieverf,
maar daar ben ik nog niet helemaal uit.’
Het gaat u niet om een thema of concept. Ook uw titels blijven ‘titelloos’ om er bewust geen richting aan te geven en de portretten niet te identificeren. U wilt dat we onze eigen wereld maken. (Zoals zoveel kunstenaars trouwens.)
‘Door het feit dat ik op voorhand niet weet wat ik zal schilderen, denk ik altijd
dat mijn beelden van ergens komen waar iedereen naartoe kan gaan. Ik zie die
portretten als vensters en deuren, er is geen einde. Als mensen naar mijn
schilderijen kijken, hebben ze telkens ‘tijd’ nodig. Eens ze écht beginnen
kijken, maken ze hun eigen reis.’
Ik las dat uw schilderijen zelfportretten zouden kunnen zijn, maar
ikzelf vind dat niet. Net zo min als dat het ‘therapeutisch’ of ‘emo-werk’ zou
zijn. Hoewel het verleidelijk is dat te menen tijdens de eerste
ontdekkingstocht van uw werk. Echter voel ik geen 'ik+ik+ik'. Wat ‘gevaarlijk’
kan zijn in de kunst… Enfin, niks in de kunst is gevaarlijk natuurlijk.
(knipoogt) Maar hoe ziet u zichzelf (inhoudelijk) in de hedendaagse kunstscène?
‘Laat ons zeggen dat ik daar ‘nog’ geen mening over heb. Aangezien ik nu
door mijn landschappen ‘meer naar buiten ga’, zal alles misschien meer en meer
duidelijk worden. Ik had vroeger zelfs een periode dat ik niet kon spreken,
laat staan dat ik vandaag een definitieve mening over iets wil hebben. De tijd
van ‘Ik wil dit en ik wil dat en dit moet zo’, ligt achter mij.’
Uiteindelijk zijn het altijd ‘de anderen’ die uw
(kunst)verhaal maken.
‘Dat is altijd zo geweest. Ik heb sowieso nooit over mijn werk willen
praten of schrijven. Voor mij mogen anderen schrijven wat ze zien. Ik wil niet
opdringen wat jullie moeten zien. Wat niet altijd makkelijk is, want ik
lees natuurlijk dingen over mijn werk waar ik zelf de wenkbrauwen bij frons omdat
ik er mezelf niet in herken. Echter begin ik wat om te slaan en denk ik dat de
tijd rijp is dat ik zelf wat input en richting geef. ‘
U maakt uw werken binnen de solituditeit van het
atelier, zijnde in een bepaalde zone zijnde. Vindt u het niet lastig als er een derde
oog bijkomt dat zomaar zijn mening kan spuien? Ik blijf het altijd raar vinden
dat kunstenaars niet beschaamd zijn om die intimiteit van in het atelier gratuit bloot te geven.
‘Voor mij is het het geval dat, eens het werk af is, ik er afstand van
kan nemen en het lijkt alsof het mijn werk niet meer is.
Vandaag is het alleen maar een kwestie van: “Ik moet verdergaan”. Dit heb
ik misschien geleerd door te boksen: het is niet omdat je een klap krijgt, dat
de match gedaan is. Tijdens het boksen, boks je in feite tegen jezelf. Tijdens
het schilderen boks je tegen je doek, wat ook weer tegen jezelf schilderen is.
Tijdens het boksen staat de tegenstander er alleen maar om te weten wie je zelf bent
– of wie je niet bent. Dat is afhankelijk van energie, zelfvertrouwen, humeur … Veel
heb je weliswaar zelf in de hand. Als er iemand – een obstakel – voor je staat,
weet je dat er iets ‘achter’ staat en er een manier bestaat om voorbij dat
obstakel te komen.
Leren met andere ogen kijken…
‘Maar kunst is niet alleen een doek met verf (er)op, hé!’
Wat met mensen die je triggeren en het je lastig
maken?
Dat bestaat omdat je wilt dat het bestaat!
Dat is op alle gebieden: als iets gebeurt, is het omdat jij wilt dat het
gebeurt.
Ik denk dat je eerst jezelf moet kennen: dan heb je de juiste energie en
ontmoet je de juiste mensen. Je bent verantwoordelijk voor jezelf en niet de andere. Het moeilijkste
is de juiste plaats te geven aan de andere. Eerst moet je zelf op de juiste
plaats zijn, anders zijn alle andere mensen ook niet op de juiste plaats in jouw leven.
De eerste periode van je leven is leren.
Kunstenaar Philippe Vandenberg zei: “Kunst is de tijd opsluiten in een doek. Het
werk is slechts oefenen in het aanvaarden en het beheersen van de tijd, met het
oog op de dood.”
‘Ik zou zeggen dat mijn eerste stuk leven moeilijk was: soufrent soufrent soufrent. Op het moment dat je echter beseft dat jij daar zelf verantwoordelijk voor bent en niet je ouders of je vrienden, gaan je ogen open. Vroeger was het moeilijk en nu is het niet meer moeilijk. Punt. Nu voel ik me licht.
Schilderen heeft niks te maken met afzien.’
Omwegen vergroten de kennis van een plaats…
‘In een schilderspraktijk is het sowieso afwisselend wachten en
creëren.’
Is schilderen het sublimeren van de solitude?
(Alhoewel, is schilderen niet altijd sublimatie, zoals àlles in het leven in feite
sublimeren is?)
‘Sublimatie? Voor mij is het schilderen het werkelijke en wat ‘eruit’ komt is het
vastleggen van een moment. On est ‘habit’ quand on peint, on n’est donc jamais seul.’
We zoeken in de kunst wat we missen in het leven, schrijft Alain De Botton.
‘Het ene heeft het andere nodig !’
Kijkt u links en rechts naar wat uw collega’s maken of
ontwijkt u net uw collega’s om uw eigen taal niet te verliezen?
‘Dat is ook iets nieuw voor mij. Ik was nogal een vluchter. Ik wilde schilderen en durfde niet, dus werkte ik me maar te pletter in mijn andere jobs. Vandaag, begin ik langzaam te kijken naar wat anderen maken. Er is natuurlijk ook het idee van: ‘Alles bestaat, maar je ziet het niet. Ik besef nu dat ik Johan Van Mullem kan blijven terwijl ik zie wat anderen maken. Je bent sowieso super beïnvloed door wat je ziet. Beweren dat je niet naar andere kunst gaat kijken, houdt geen steek.’
Als u eens denkt aan wat er tot nu toe is gemaakt,
moet u er zelfs niet meer aan beginnen en kan u even goed in uw hangmat gaan
liggen.
Al zegt Louis Couperus: “In het leven en de kunst moet je iedere dag opnieuw beginnen.”
Wat zou de kwaliteit van uw kunstenaarschap verbeteren?
‘Het is altijd dezelfde vraag voor iedereen: je moet alleen je eigen plaats
in het leven zien te vinden. Daar bestaan geen regels voor. Iedereen is anders.
Maar ik ben ‘excessief’ en dus af en toe moeilijk te stoppen.’
Het was wel doordat andere mensen in u geloofden, dat
u stappen in uw carrière/in uw leven hebt kunnen zetten.
‘Daartegenover staan evengoed zoveel mensen die niet in mij geloofden.
Die me zeiden: “Je gaat dat toch niet doen Johan?!” Die galeristen waren de eersten die in mij
geloofden en actie ondernamen. De eerste bladzijde in het boek was dat iemand
zei: “We gaan ervoor.” Het hele verhaal is weliswaar de vijftig jaar durende ‘weg er
naartoe’. Ik heb veel geluk gehad en heb altijd geweten wat ik wilde doen. Vele
mensen ontdekken dat nooit. Dat is het grootste probleem van vandaag.
Zin geven aan mijn leven – en nu is dat schilderen – geeft zin aan alles
wat ik ervoor heb gedaan.
Ik ben blij met èlke dag die ik heb en kàn schilderen.’
Voelt u een soort gejaagdheid? Vreest u dat u tijd te
kort zal hebben om te maken wat u nog wilt maken? Iets wat ik veel hoor uit de
monden van kunstenaars.
‘Nu weet ik dat die tijd bestaat en dat elke dag een gewonnen dag is. Ik
weet niet hoelang dat zal duren. Ik kan vandaag zeggen: als ik morgen niet meer
kan schilderen, is het ook niet erg. Ik zie ieder moment als iets dat ik extra krijg.’
U bent nu schoorvoetend bezig met het landschap te
ontdekken. Uiteindelijk is dat bijna uw werk ont-menselijken…
‘Je krijg nooit een ‘juist’ antwoord, maar wel af en toe een teken en in
landschappen is er veel te zien (knipoogt).’
Ziet u een solo-expo als een tussenstop, of een
eindstop en een nieuw begin?
‘Daaromtrent heb ik nog een aantal vragen aan mezelf. Telkens als ik een
belangrijke tentoonstelling heb, ben ik op een fysieke manier kapot... Dus
blijkbaar is er nog iets dat tegen wringt… ‘
En in the end…
‘Uiteindelijk is het enige wat écht telt: gelukkig zijn.’
Hilde Van Canneyt
Hilde Van Canneyt
Expo:
Museum van Elsene, van 27/10/16 tot 22/01/17
Van Volsemstraat 71
1050 Brussel
www.museumvanelsene.be