Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Maartje Korstanje


Interview met Maartje Korstanje, (1982), Groede, Viervaart, herfst '18/winter ’19, met extracten uit ‘Het atelier van’ uit Beeldenmagazine.

*atelierfoto’s Veerle De Smet,
*foto’s recent werk: Gert Jan van Rooij

Check: expo UIT DE KLEI, Gemeentemuseum, Den Haag, 
van 16 maart tot 18 augustus 2019.


VierVaart, waar kunstenaar Maartje Korstanje huis- en kunsthoudt, daar moeten we zijn! Waar hedendaagse kunst, vakantie vieren en biologisch tuinieren samenkomen. Dus trekken de twee Belgjes – de kunstreporter en de fotografe - vanuit Gent traditiegetrouw richting Nederland voor 'Het atelier van'. We rijden vlot tot Brugge en vanaf dan is het vooral genieten van het groen langs de alsmaar kleiner wordende wegen tot net over de Nederlandse grens nabij Groede. Na een uurtje karren we het erf op, het woonhuis tegemoet. Tijdens de koffie steken we van wal: we palaveren in het lentezonnetje over haar levensloop, kunstroute en kunstactiviteiten, erna in het atelier, nemen we de kunstenares, de sculpturen en de algehele ateliercocon in overschouwing. Wat verder zit haar partner Iris Cornelis aan de keukentafel te werken. Ze bestiert de camping en werkt als tentoonstellingsmaker op VierVaart. We krijgen nog een rondleiding op het domein. Het is een work in progress, maar vooral een prachtige place to be.

Maartje groeide op te midden de appels en de bijen, daarna tussen het groter gedierte op een Biologisch Dynamische boerderij op Walcheren. Zonder al te veel ouder-kunstkind discussie kon ze al snel naar de kunstacademie. In haar hoofd was ze een schilder, mede doordat ze vooral met schilderkunst in aanraking was gekomen. Maar op de Academie voor Kunst en Vormgeving St-Joost in Breda, kwam Korstanje tot het besef dat beeldhouwen haar meer paste.




 Hilde Van Canneyt: Beste Maartje, van jongs af aan had je al door dat je in de tekenklas er met kop en schouders bovenuit stak ... Geen idee of je ouders daar oog voor hadden, want zij hadden een fruitteeltbedrijf en je mama was imker.

Maartje Korstanje: Ik zag op de Middelbare school dat het tekenen me relatief goed afging vergeleken met mijn klasgenoten. De basisschool -  een Vrije School  - heeft daar een grote rol in gespeeld denk ik. Daar was veel aandacht voor het werken met zowel handen als hoofd. Ik weet niet of mijn ouders talent hebben opgemerkt, mijn broertjes waren net zo talentvol!
Ook mijn ouders zijn creatief, al gebruiken zij dat niet per se op een kunstzinnige manier, mijn moeder is bijvoorbeeld graag aan het handwerken. Je ziet het bij hen ook in praktische oplossingen, uitgevoerd met wat er voor handen is en in het naleven van een autonoom en zelfvoorzienend bestaan.

HVC: Je kon dus zonder discussie naar de kunstacademie …

MK: Inderdaad, dat was geen probleem. Toen ik naar de kunstacademie ging, dacht ik dat ik schilder zou worden, omdat ik daarvoor cursussen had gevolgd die gericht waren op schilderen. Beeldhouwen heb ik voor de academie nooit goed kunnen ontwikkelen. Maar toen ik op Sint-Joost kwam, kregen we een algemeen eerste jaar en ontdekte ik dat ik beeldhouwen veel fijner vond, omdat je direct met je handen in de materie zit, zonder gereedschap ertussen. Ook het feit dat je er langs alle kanten omheen kan lopen en je je verhoudt tot het volume, zeker wanneer het groter wordt dan jezelf, bleek interessant.





HVC: Was het al snel duidelijk dat je het over aftakeling en eindigheid wilde hebben; de spanning tussen groei en verval, alsook tussen elementen die overvloeien en weer botsen, constructie versus deconstructie?

MK: Ik was daar niet heel bewust mee bezig maar het kwam achteraf gezien wel steeds terug. Pas aan het eind van de academie kwam ik erachter dat mijn jeugd heel veel invloed heeft gehad op wat ik maak. Van kinds af aan was ik door die spanning tussen leven en dood gefascineerd, observeerde dat constant op het land, bij de dieren en aan zee."
Wat aan de grondslag ligt van eigenlijk al mijn werk is een sterk besef van eindigheid van dit leven en de omgang daarmee. Wanneer verval en de aftakeling hun intrede doen, toont zich tevens de schoonheid en ‘onbeschadigdheid’ van datgene in volle glorie. Ik zoek naar spanning tussen groei en verval, zowel in de natuurlijke wereld als in de door mensen gemaakte wereld en waar deze twee werelden elkaar ontmoeten. Daar waar het botst of in elkaar overvloeit ontstaat een krachtveld waar constructie en deconstructie, aantrekking en afstoting de hoofdrol spelen. Daarnaast kunnen actuele, universele kwesties katalysators zijn maar veel beslissingen zijn minder door de ratio ingegeven.

HVC: Ik las dat je inderdaad zoekt naar de spanning tussen groei en verval, zowel in de natuur als later in de mens.

MK: De mens is er later bijgekomen, toen ik zelf in steden ging wonen.


Eerst heb ik vier jaar in Breda gewoond, waar de kunstacademie Sint-Joost is, erna ben ik twee jaar aan het Sandberg instituut in Amsterdam gaan studeren, voor mijn Masteropleiding. Daarna ben ik er nog vijf jaar blijven hangen en vervolgens naar Rotterdam verhuisd toen ik Iris leerde kennen. Ik heb in 2016 een jaar in New York gewoond en ook daar is mijn werk enorm beïnvloed door de stad en haar processen.
Tot mijn tiende woonde ik in de buurt van Goes, daar waren alleen grote lappen boomgaarden: appels en peren. Daarna zijn we verhuisd naar een gemengd bedrijf op Walcheren, met koeien, varkens, akkerbouw, tuinbouw, een kaasmakerij en een winkel. Ik denk dat ik daar meer ben gevormd. Ik vond die bomen toch altijd vrij saai en werd meer aangetrokken tot de dieren.

Heel direct ben ik beelden over het verval in de mens gaan maken naar aanleiding van een opdracht bij het TextielMuseum in Tilburg in 2014. Het thema was ‘Under the skin’. Daarvoor borduurde ik onderdelen gebaseerd op virussen, bacteriën en kankercellen die verwerkt werden in een grotere drager van karton.
Het verval in de mens is me denk ik vooral gaan raken toen ik in grotere steden ging wonen, met name in New York en in Kolkata, India was dat heftig om te zien.







HVC: Is het door het gemis van het buitenleven dat je naar die beeldtaal bent gegaan?

MK: Ik weet het niet ... Ik denk dat de fascinatie bleef.
Ik kan over diverse thema’s werk maken, maar mijn beeldtaal blijft toch vrij organisch. Dat komt deels ook wel door de werkwijze, beelden ontstaan bij mij laag over laag waardoor het automatisch grillig en knoestig wordt, net als een oude boom met vele jaarringen.

HVC: Heb je nooit omwegen gemaakt?

MK: Jawel, voor mijn afstuderen van Sint-Joost, maakte ik werk geïnspireerd op de snelweg. Ik had een vriendje die muzikant was en we waren veel on the road, ook 's nachts. Dan zag ik bijvoorbeeld kattenogen die het licht van de auto's reflecteerden. Ook de grills aan voorkanten van auto's vond ik fascinerend. Voor mijn afstuderen heb ik een serie grills met  massieve lichtbundels van PR-schuim en papier marché gemaakt en katten met massieve lichtbundels uit hun ogen.

Toen ik in Amsterdam woonde, heb ik ook beelden gemaakt op basis van veegwagentjes die de stad schoonmaken - stadse machines - in combinatie met combines (maai-dors-machines) die je op die smalle weggetjes op het platteland ziet. Later heb ik ook nog eens een werk gemaakt gebaseerd op een droomauto. Naast mijn atelier was een self-storage gebouw afgebrand waar old timers in stonden gestald. Ze waren helemaal kaal gebrand, verroest door het water en verwrongen van vorm, maar je zag er wel nog de schoonheid van in. Naar aanleiding daarvan heb ik een sculptuur gemaakt, in combinatie met een liedje van Tom Waits voor een tentoonstelling in Museum de Pont in Tilburg.

HVC: Je nam dat culturele en verstedelijkte duidelijk mee in je werk.

MK: Voor het autonome werk gaan vorm en inhoud gelijk op. Een beeld kan evengoed worden beïnvloed door een boek dat ik aan het lezen ben. Dan kan de thematiek van het boek het beeld een duw in een bepaalde richting geven of een praktische oplossing aandragen. Dit had ik sterk met het boek Butchers Crossing van John Williams. Bij de start van het beeld zijn het vooral details die mij triggeren. Ik werk het liefst met bouwstenen, voeg dingen toe, zaag weer iets af, doe er een laag bij ... Meestal is het beginpunt een globaal idee gecombineerd met formele aspecten en elk werk is een vervolg op het vorige. Net als in de natuur volgen de sculpturen een soort evolutie waarin bepaalde sterke aspecten doorgegeven worden aan de volgende generatie. Voor mij werkt het niet om te gaan zitten wachten op een idee: mijn handen helpen mijn hoofd al doende op weg.

HVC: Tijdens het ontstaan lijken je sculpturen nog amorf. Gaat het je zuiver om de aantrekking van de vorm(en)?

MK: In het begin is dat het belangrijkste: emotioneel geraakt worden. In eerste instantie innerlijk, liefst daarna pas in het hoofd. Voor mij maakt het niet veel uit of het als afstotelijk of aantrekkelijk ervaren wordt, als het maar íets met de kijker doet. Ik ben al blij dat het werk niet totaal doods is, maar iets van ‘bezieling’ heeft. Ik streef ernaar dat een sculptuur eenzelfde soort energie bevat als een levend wezen. Mijn werken functioneren toch altijd als rorschachtests: ze reflecteren datgene wat er zich in jou afspeelt. Altijd gaat die verbeelding aan de gang, dat vind ik het mooie. Daarna kan míjn verhaal of aanleiding komen. Soms is het gewoon ook wat het is, spreekt het beeld een taal die niet communiceert met woorden.
Het ene werk ontstaat uit het andere, met plaats voor toevalligheden. Uitkomst: werk dat losstaat van tijd en plaats, laat staan kan worden vastgepind.


Basismateriaal blijft vaak karton. De laatste jaren heeft ze veel materiaal-technisch onderzoek gedaan tijdens residenties of werkperiodes. Zo werkte ze drie maanden in het Europees Keramisch Werk Centrum met klei, leerde omgaan met de hightech borduurmachine bij het TextielMuseum in Tilburg en werkte in India met lokale ambachtslieden samen voor het stoken van terracotta. In 2017 leerde ze het hele proces van cire perdue bronsgieten bij MIET air in Beers vlakbij Nijmegen. “Deze werkperiodes waren zeer waardevol om het palet uit te breiden, al blijft karton een vaste basis die ik graag blijf inzetten, maar op deze manier wel onderdaniger kan maken.”


HVC: Als we even rewinden: werd je tijdens en na je afstuderen, snel opgepikt door de kunstscene?

MK: Het ging vanzelf. Toen ik nog studeerde aan het Sandberg Instituut, kregen we vaak e-mails doorgestuurd in verband met aanmeldingen voor prijzen, etc. Ik wilde wel eens zien hoe dat gaat, dus schreef ik me in voor De Prix de Rome, de belangrijkste kunstprijs voor jonge kunstenaars in Nederland. Ik dacht: ‘Misschien krijg ik wel interessante feedback over mijn werk.’ Plots was ik bij de laatste tien en opeens bij de laatste drie! Mijn werk stond opeens in tijdschriften, er werd een documentaire over me gemaakt, en elke week kwamen er interviewers en fotografen over de vloer. Het was best heftig om vanuit het niets in de spotlights te staan en in het diepe te worden gegooid. Naar aanleiding daarvan kwam Upstream gallery koffie drinken en wilden ze graag samenwerken. Ik wilde er even over nadenken, maar we zijn dan toch – vanwege de aandacht voor de prijs – vrij snel samen naar buiten getreden.

HVC: Ook voor een galerie kan het risicovol zijn om met een jonge kunstenaar te beginnen. Zij weten niet of iemand een eendagsvlieg is of niet.

MK: Inderdaad. Maar vanaf die prijs kwamen ook allerlei andere tentoonstellingen en vragen en dat is blijven doorgaan tot op heden. Het was een hele fijne manier om zo in de kunstwereld te stappen. Ik weet niet hoe het anders was gelopen: van nature ben ik niet zo outgoing. Voor hetzelfde geld was ik op mijn zolderkamertje werk blijven maken zonder dat het de wereld inging.

HVC: Je bent ook al over onze Belgengrens komen piepen.

MK: Ja, verscheidene keren al! Geert Verbeke van de Verbeke Foundation zag mijn combine (maaidorsmachine) bij de KunstVlaai, toen ik nog studeerde aan het Sandberg Instituut. Hij was nog bezig zijn kunstplatform te bouwen. Dat werk sprak hem gelijk aan. Bij de sluiting van die expo vroeg hij of hij de sculptuur kon presenteren en later kocht hij het.
Bij Marion De Cannière in Antwerpen kreeg ik in 2012 een solo. Ook in het Raveelmuseum en in het MAS presenteerde ik werk.

HVC: Van residenties ben je ook niet vies. Zo was je al te gast op Curaçao in 2008, alwaar je werkte met aangespoelde voorwerpen, je raapte dingen van stranden en uit baaien.

MK: Dat was een jaar na de Prix de Rome en ik voelde me erg bekeken in de kunst. Daarom vond ik het fijn even op zo’n afgelegen eiland vrij te kunnen spelen. In mijn werk gebruik ik vaak allerlei losse bouwstenen om te combineren tot een groter onverwacht geheel.  De voorwerpen die ik daar aan de kust vond, waren vaak al zo verweerd en losgekomen van hun oorspronkelijke betekenis dat ze mooi in te passen waren in beelden die zich vaak in het midden bevinden tussen abstractie en figuratie.

HVC: Hoe ben je in Groede beland?

MK: We woonden in Rotterdam, mijn atelier was in Amsterdam en de opslag in Zeeland. Ik reisde heel veel heen en weer tussen allerlei locaties en had behoefte aan meer rust en 1 vast honk. We moesten uit ons huis in Rotterdam en twijfelden of we naar een grotere stad zouden verhuizen of naar het platteland. In dezelfde tijd verkochten mijn ouders hun bedrijf en zochten zij ook naar een nieuwe woonruimte op het platteland, maar ze wilden niet in hun eentje afgezonderd wonen. Zo besloten we samen een plek te zoeken waar iedereen zijn of haar invulling kon vinden en die ultieme plek was hier, in West Zeeuws-Vlaanderen.

Op dat moment kwam net een onweerstaanbare residency voorbij voor ISCP in New York. (lacht) Ondertussen waren we al in de besluitfase van deze plek. Voor we het wisten, gingen in 2016 alle twee door. Vanuit New York hebben we veel moeten skypen en mailen met elkaar en de aannemer, installateur enzovoorts, om de voorbereiding van de verbouwing te regelen.

HVC: Als je zo’n offers brengt – naar je familie en relatie –hoop ik dat New York je verder iets heeft bijgebracht?

MK: Haha. Sowieso is New York natuurlijk een fantastische stad voor de kunsten. Ik heb er heel erg van genoten, vooral van het ervaren van de internationale kunstwereld. Ik heb veel nieuwe contacten gelegd en bestaande banden aangehaald. Dankzij mijn tijd daar heb ik in 2018 deel kunnen nemen aan een tentoonstelling bij Marc Straus Gallery waarbij mijn werk naast het werk van de door mij sterk bewonderde  Louise Bourgeois stond. Ik heb er natuurlijk ook veel tentoonstellingen gezien en andere mooie dingen ervaren en zo een breder beeld gekregen van wat er op dit moment speelt in een groter geheel.

HVC: Is er na New York vormelijk of inhoudelijk iets veranderd in je werk?

MK: Ik ben niet radicaal omgeslagen van het één naar het andere, al ben ik wel meer beïnvloed door constructies, omdat dit me de hele tijd omringde. Zo fietste ik elke dag van Manhattan naar Brooklyn over de brug, wat ik vrij indrukwekkend vond. Alles was er extreem – van het weer tot hoe land en water er soms samenkomen en je je als mens heel nietig kan voelen.

HVC: En dan kom je hier, in de rust der rusten …

MK: Ik vind het heerlijk, die wisseling van de seizoenen: rust in de winter en drukte in de zomer. Het is fijn en geconcentreerd werken.
VierVaart is een voormalig boerenbedrijf met een grote schuur die we verbouwd hebben tot atelier, twee appartementen, een recreatieruimte voor de campinggasten in de zomer en artist in residence in de winter.


Er werd een nieuw atelier gebouwd: een nieuwe start als het ware. Wonen en werken op dezelfde plek is luxe, je kunt makkelijk switchen, elk vrij uur naar het atelier en ook 's avonds nog even doorgaan." Nadat we ook de winterresidentie voor kunstenaars hebben gezien - een aanrader! – de ruime exporuimte, de te verhuren appartementen en gastatelier, alsook de recreatieruimte voor de toeristen en de moestuin en fruitbomen rondom, settelen we ons in de zelfgemaakte zetels in het atelier." Na een periode van intensief sculpturen maken, die letterlijk en geestelijk laag over laag worden gemaakt, vind ik het fijn om met mijn handen bezig te zijn, zonder dat daar iets mentaals aan vasthangt.”












HVC: Kan je me je atelier beschrijven?

MK: Mijn atelier bevindt zich in een gedeelte van de oude landbouwschuur, de hoogte tot in de hok is een meter of 7, geschikt voor groot werk. Het asbest dak hebben we vervangen door geïsoleerde dakplaten met veel lichtbanen waardoor het binnen bijna even licht is als buiten. Al mijn werk ligt opgeslagen op een gedeelte wat zich op de 1e verdieping bevindt.
Er is een takel om de werken omhoog te tillen. Er is een zaaghoek, er staan kisten met grote werken, er is het typisch atelierplekje met gootsteen. En er staan de onaffe werken, prototypes en wallhangings.

Als ze aan een werk bezig is, moet ze constant met het geheel bezig zijn. Het is niet één op één, net als bij een schilderij moet je constant het geheel onder ogen hebben, merk ik op. “Ik kan soms heel gefocust met één stukje bezig zijn. Dan plak ik laag op laag karton en let ik alleen op de huid van het werk. Pas als ik even afstand neem, zie ik de hele sculptuur. Er zijn dagen dat ik bijna meditatief aan het plakken ben.”
Soms is het even erdoor gaan. Ik denk dat die gelaagdheid die je voelt in haar werk, net interessante kunstwerken maakt. Het zijn geen kant-en-klare afjes.










HVC: Ik heb zo’n vermoeden dat er dagen zijn waarop je onvoldaan het atelier uitstapt omdat 'er-niets-lijkt-uit-te-komen'.

MK: Zeker als ik aan een nieuw beeld begin, kan het heel lang duren voor het iets wordt. Dan is het alsof ik alleen maar aan het ploeteren ben. Op zo’n moment rijst soms ook de vraag ‘wordt het ooit nog wat?' en slaan de twijfels toe natuurlijk. Maar dan komt er plots een insteek, zie ik dat het sculptuur gaat leven en wordt het fijn. Daarna hoeft het alleen maar afgemaakt te worden.”

HVC: Aan de grote ruimte grenzen een naai- en borduuratelier en een kantoor. Er hangen twee sculpturen, als een soort mascottes.

MK: Ze zijn een beetje gruwelijk, maar ik heb ze altijd bij me hangen als toeschouwers. Er is ook een editie voor een project van Frank van der Linden. Het heet SOTT. (Sign Of The Times) Hij gaf ons een keramisch masker dat we naar onze hand mochten zetten. Ik heb een skelet van een ree gefotografeerd en omgezet tot borduurwerk wat over het masker is gedrapeerd in een laagje karton.


Ik zie ook (karton)sculpturen waarin er geborduurde gekleurde stukjes liggen. Die zijn er niet lukraak op vastgemaakt, denk ik. “Ik maak die geborduurde vormen - die soms ook in brons worden omgezet - en zet ze dan in als onderdeel van de sculptuur. Ik kijk spelenderwijs waar ze inpassen. Gedeeltelijk zijn ze passend naar de kartonnen vorm gemaakt, maar die verandert ook weer mee. Het is een wisselwerking. Eigenlijk is alles tegelijkertijd in beweging.” Hoe gaat dat borduren concreet in zijn werk? “In het nieuwe atelier ben ik relatief veel aan het experimenteren. Ik kijk hoe dat borduurwerk en brons op elkaar inwerken. Soms ligt het een tijdje voordat ik weet hoe het verder moet.” Inhoudelijk wil ze onderzoeken hoe nieuwe energie uit oude ontstaat, geïnspireerd op de natuurlijke processen van schimmels, zwammen, etc. Meanwhile is ze ook op zoek naar materialen die resistent zijn tegen buitenomstandigheden.


Wanneer bepaalt ze of een werk af is? Is dat in een flits of wandelt ze drie weken rond haar sculpturen of ... ? Laat ze zich door anderen beïnvloeden? Want in je eigen hoofd heb je wel een extreem idee hoe iets moet zijn, vermoed ik, omdat zo'n sculptuur maken zoveel energie, tijd en concentratie vraagt. Dat ze ontegensprekelijk toch een eigen wil en idee moet hebben, leg ik haar voor. “De werken die hier staan, zijn vergevorderd, maar ik heb toch het gevoel dat ze nog niet af zijn. Mensen zeggen wel eens: “Ik zou er niks meer aan doen”, maar ik ga mijn eigen weg. Als kunstenaar moet je uiteindelijk toch eigen zijn in wat je doet en je wil en drang doorzetten. Ik laat tijdens het proces dan ook liever geen mensen toe in het atelier, zeker niet als alles nog in de onzekere beginfase verkeert. Als de werken af dreigen te raken is het anders, dan kan het werk juist aangescherpt worden door gesprekken met anderen.“









HVC: Heb je een link met Belgische kunstenaars?

MK: Zeker wel. Ik kijk graag naar het werk van Berlinde De Bruyckere, Peter Buggenhout en Johan Tahon.
De laatste tijd ben ik niet meer zo beïnvloed door andere kunstenaars. Vroeger sterker, bijvoorbeeld door Folkert De Jong, David Bade, Thomas Hirschhorn, ik was toen nog meer zoekend in het beeldhouwen. Nu kom ik gemakkelijker tot eigen vormen.







HVC: Wat was de insteek voor je solo in het Stedelijk Museum Kampen?
De expo onder de noemer Unexpected guests liep van december 18 tot februari 19 en er was vooral nieuw werk te zien.

MK: In deze tentoonstelling wilde ik de nieuwe verworven vaardigheden en technieken laten zien zoals bronsgieten en borduren en hoe ze - al dan niet in combinatie met elkaar - zijn ingezet in het nieuwste werk.
Ook een aantal werken ontstaan in India en New York, zijn samengekomen met het werk van het eerste jaar in mijn nieuwe atelier in Groede. Die nieuwe werken zijn vooral gebaseerd op het micro leven op het land gecombineerd met paddenstoelenwetenschap.

HVC: Heeft deze expo je zelf iets bijgebracht op inhoudelijk of vormelijk vlak?

MK: Voor deze tentoonstelling heb ik een eigen omgeving binnen het bestaand gebouw gecreëerd door het plaatsen van grote jute schermen. Dat beviel me heel goed, als een extra cocon rondom de werken.










HVC: Welke feedback raakte je het meest?

MK: Oei, ik ben niet zo gevoelig voor feedback, geloof ik..

HVC: Wat zijn je plannen voor 2019?

MK:  2019 wordt een druk jaar. Zojuist heb ik de laatste hand gelegd aan presentatiemeubels voor een tentoonstelling met keramiek bij het Gemeentemuseum in Den Haag voor de groepstentoonstelling Uit de Klei, in verband met het vijftigjarige jubileum van het EKWC (Europees Keramisch Werk Centrum) met zes andere kunstenaars. Momenteel werk ik aan een schetsopdracht voor een beeld in de openbare ruimte en aan nieuw werk voor een solotentoonstelling bij de Bewaerschole in September 19. 
Tevens komt er in september een tentoonstelling bij Museum Jan Cunen van het maskerproject SOTT in combinatie met ander werk van alle deelnemende kunstenaars. In de zomer doe ik mee aan een groepstentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam over ‘avant garde vrouwen’. En we zijn bezig met een ambitieus project in China met een aantal beeldhouwers. Verder zijn er nog projecten waarover ik nog niet kan vertellen. Later volgt meer informatie via social media of mijn website!

HVC: Wow ! Succes Maartje !

MC: Dankjewel!



















statcounter