Interview met Kris Fierens
(1957), Hoevenen, herfst 2019
(Volgende interviews: Kasper Bosmans, Benny luyckx, Bendt Eyckermans, ... )
Nu in : EXPERIMENTAL INTERMEDIA GENT
19 oktober 2019 - 05 januari 2020
raamgalerij 7d/24u
HVC: Beste Kris, waarom kiest
een jonge snaak op z’n achttiende voor een kunstrichting?
KF: Toen ik in het eerste studiejaar
na de eerste schooldag thuiskwam en mijn vader vroeg of we een lieve juf
hadden, antwoordde ik: ‘Hmm, ze heeft een
fout blauw in haar kleed.’ (lacht) Ik was het prototype uit een nest van
zes kinderen dat eigenlijk een Steinerschoolkind was. Maar ik ben altijd naar
de beste scholen moeten gaan. Ik diende advocaat te worden. (lacht) Na veel
vijven en zessen ben ik naar Sint-Lucas in Brussel gegaan.
HVC: Voelde je met al de omzwervingen
die je me hier off the record vertelt, dat je desondanks verder wilde
beeldhouwen?
KF: Absoluut. Alles in mijn leven gaat
over ruimtelijkheid. Zo heb ik nog nooit meer dan twee keer dezelfde tafel
gedekt voor het eten. Dat is obsessief. Ik zit altijd in een ander verhaal.
HVC: Hoe ging je te werk eens
je je diploma Beeldhouwen in handen kreeg?
KF: Van mijn 17e tot mijn
27e heb ik elk weekend in de horeca gewerkt. Ik ging de maandag met
bleinen op mijn voeten naar school. Maar ik had het geluk een huis te kunnen
kopen. Ik heb daar vijf studenten ingestoken en zo kon ik grotendeels tijd
maken voor mijn beeldend werk.
HVC: Je bent jong, je wilt misschien
een galerie, jezelf in het veld zetten … Hoe heb je dat aangepakt? Het was een
andere tijd, daar moeten we natuurlijk ook rekening mee houden.
KF: Je moet rekenen
dat die conjunctuur helemaal anders was. Het was een klein wereldje. Ik kende galerie
Cintriek en 9915 galerie. Galeries die toonaangevend waren in Antwerpen. Van
het een komt het ander. Ik kende ook Flor Bex, dat was het begin van het M HKA.
Via de cafés Witzli Poetzli, De Volle Maan of De Jezuïet alsook via
de Antwerpse art scene, vond je snel je weg.
HVC: Herinner je je nog hoe
gedreven je toen was? Wilde je die kunstwereld veroveren?
KF: Ik werkte op dat moment met
papier marché en lijm en daarover goot ik het stof dat ik in mijn atelier
bijeen veegde. Zo verkreeg ik een cementachtig grijs oppervlak. Pascale
Gildemyn, lerares kunstgeschiedenis op Sint Lucas Brussel, concludeerde na een
gesprek dat dit wellicht komt omdat ik opgroeide in een huis bij het bos, waar
het altijd koud en vochtig was. De gedrevenheid was er, maar de kunstwereld
veroveren stond ver van mij, al wilde ik wel het nodige respect krijgen.
HVC: Aan wie spiegelde je je
in die tijd?
KF: Laat ons zeggen dat de Arte
Povera toen wel indruk op me maakte. Denk aan Mario Mertz en de Italiaanse transavanguardia.
Ik zeg niet dat mijn werk richting Joseph Beuys ging, maar het koele
Duitsachtige zat er toch in.
HVC: Wat wilde je in die tijd
vertellen?
KF: Dat is nog altijd hetzelfde als vandaag.
Wat ik heb opgesteld en in mijn
lezingen gebruik, is een filosofisch visitekaartje.
Fernando Pessoa schrijft
bijvoorbeeld: ‘Ik ben niks, ik zal nooit iets zijn, ik kan ook niet iets
willen zijn, maar afgezien daarvan koester ik alle dromen van de wereld.’
Nog eentje die ik heb ontleend van
Bart Cassiman: ‘De stilte heeft een taal, naar het zwijgen kan men luisteren.’
Ik denk dat dat laatste wel een antwoord is op je vraag.
HVC: Je wordt ouder:
30-40-50-60 jaar … Je loopt verder je pad …
KF: Maar dat blijft nog allemaal
hetzelfde. Het gaat om de kans geven bij jezelf dat het allemaal kan en mag
gebeuren. Die ruimte genereren. Ik geef ook die ruimte om de omgeving te laten
binnenglippen in dat werk. Een mooi voorbeeld daarvan is mijn reeks Happy Birthday.
(Hirschl,
London en Koraalberg Antwerpen in 2003, red) Mijn
zoon was toen 5 jaar oud, en de wereld van dat kind, met al zijn kleuren en
vormen is in mijn werk gekropen. Zo sluipen er elk werkblok nieuwe elementen in
mijn werk.
HVC: Jouw werkplekken waren vroeger
meestal plaatsen buiten je atelier: je keuken, je auto, koffiehuizen, … In een
‘hok’ kruipen voelde teveel aan als ‘gaan werken’.
KF: Absoluut. Een koffie drinken op
de Groenplaats in Antwerpen: dan zit je eigenlijk al in je atelier. Idem als ik
naar de supermarkt ga: ik begin te koken in de winkel. Dat is jezelf geestelijk
al wat verzorgen. Je bent al betrokken bij wat je gaat doen.
HVC: Een dagstructuur om ‘in
letterlijke actie te schieten’, heeft er nooit ingezeten?
KF: Wat is structuur? Een structuur
die te meten valt? Maar ik ben absoluut, van dag één, een beeldhouwer geweest
die schildert. Al gaat het altijd over ruimtelijkheid. Bij mijn vriendin Tinka
Pittoors is het anders: zij is schilder van opleiding, maar maakt sculpturen.
Maar eigenlijk zijn dat schilderijen in de ruimte. Bij mij is dat omgekeerd.
Idem als je dat vergelijkt met een klassieke schilder, die zijn werk opbouwt
met grisailles enzo. Ik kan dat niet. Ik
maak van de voorstudie mijn act, mijn effectief motief. Kunstenaar Ronny Delrue
heeft daar een boek over gemaakt: Het onbewaakt moment. (2011)
HVC: Ben je altijd tevreden
geweest met hoe je carrière liep?
KF: 80% van wat ik heb gedaan, is het
opzij zetten van wat ik niet moet doen. Dat is een heel belangrijk facet in
mijn werkwijze.
Trouwens, tevreden is niet het woord,
dat klinkt te veel als “je neerleggen bij”. Het is absoluut niet berustend, het
is vooral weggooien van wat je niet wilt doen. Daardoor bescherm je iets. Het
bewaken van een attitude is eigenlijk de hoofdtaak.
HVC: Je als het ware eerst
leegmaken, om jezelf erna ‘te (ver)vullen’.
KF: Ja, ik ga zo leeg mogelijk naar
mijn atelier. Dan moet je er vooral heel veel vertrouwen in hebben dat het goed
komt: heel veel twijfelen, risico’s durven nemen en constant vragen durven
stellen. Iets dat evident lijkt, ga je vooral niét doen. Want als je daar naar gaat
leven, zit je in een systeempje. Elk werk is opnieuw een vraag stellen. En dan
is er maar één regel die op het einde geldt: is dit de tout mon coeur
of niet?
KF: Walter Swennen zegt: ‘s Morgens stap je het atelier binnen. Op het
einde van de dag, wanneer je de borstels begint uit te wassen, maak je je beste
werk.’ Je moet jezelf toestaan een hele dag nodig te hebben om het
professioneel struikelen op het einde te kunnen meemaken.
Tinka kan uren bezig zijn en luistert
ondertussen naar programma’s op de radio, Voor mij volstaat slechts het kraken
van het dak. Stilte is het grootste lawaai.
HVC: Meer dan jezelf, het materiaal
en het (nog te ontstane) beeld heb je op dat moment niet nodig?
KF: Zeer mooi gezegd, Hilde!
HVC: Jullie stellen soms
samen tentoon.
KF: Al is het niet zo dat we als
kunstenaars naar elkaar toe aan het groeien zijn. Zo hadden we samen een
tentoonstelling in De Bijl in Zoersel. Tinka had vooraan de kleinste
zaal vol met haar werk, ik had achteraan de grootste zaal met uitgezuiverd stil
werk. Er stond in elke zaal één werk van de andere om de overgang te
maken en dat werkte wonderwel.
HVC: Met de degelijkheid van je materialen
ben je ook niet bezig. Ik las – ook mooi gezegd trouwens – ‘Het volgen van
mijn ziel gaat boven de duurzaamheid van materialen.‘
KF: Als je weet dat Joseph Beuys met
een klomp vet een werk maakte – die er nu nog altijd ligt – weet ik dat ik me
geen zorgen moet maken. (lacht) En
zelfs als je op papier marché suiker doet, blijft dat ook tot de eeuwen der
eeuwen hard.
HVC: Je bent nu zestig, ben je
tevreden met hoe je carrière de afgelopen veertig jaar is gelopen?
KF: Ik kan daar twee verschillende
dingen op antwoorden. Is dat
maatschappelijk ten opzichte van de rest van de (kunst)wereld? Dan is
het misschien een carrière die niet zo gelukkig is geweest. Maar als je het van
een andere kant bekijkt – voor mezelf: ik word ten minste niet geleefd door de
systemen. En het allerbelangrijkste: ik ben niet gefrustreerd. Er lopen er heel
veel rond die wél gefrustreerd zijn, omdat ze niet voldoende aanvaard worden.
Ik moet zeggen: uit verschillende hoeken en kanten krijg ik wel het nodige
respect. Al ben ik geen grote succesboy. Maar dat zal ook wel aan mezelf
liggen. Ik ben te weinig berekend. Ik check mezelf maatschappelijk te weinig.
Ik exposeer enkel om de juiste redenen. Maar ik heb mooie vooruitzichten. Ik
denk dat de cirkel nu wel aan het ontsluiten is. Ik heb nu de maturiteit en wil
de volgende tien jaar genieten van de uitbouw van mijn carrière.
Ik heb eens een heel mooie uitspraak
van kunstenaar Guillaume Bijl gehoord. Hij zei: ‘Het is alle dagen een wit
blad papier.’ De dag dat dit niet meer is, ben je aan het zeveren en kan je
beter stoppen.’
HVC: Kan je een opstelling op
zich zien als spelen met schilderijen die dan sculpturen worden?
KF: Ik zou dat eigenlijk door de kunstwetenschap eens moeten laten
uitschrijven. Donald Judd zei dat ook: hoe zijn sculpturen eigenlijk
schilderijen zijn.
HVC: Je werkt op een tafel en
de schilderijen die klaar zijn, hang je aan de muur. Zie ik dat juist?
KF: Ik schilder inderdaad
horizontaal: acryl met veel water.
HVC: Je laat het gebeuren.
KF: Ja. En dan laat ik ze als
goede wijn rijpen.
HVC: Jij wil dat we als
kijker je werk zien en het ons raakt zonder meer?
KF: De tout mon coeur, ik kan
het niet beter zeggen. En ik zou beter aan jou vragen: ‘Hoe komt dit over?’ Ik heb natuurlijk een bepaalde liefde voor de
art deco, dat zie je aan het blauw dat ik gebruik. Maar ik vind dit een
spannender presentatie – soms werken die overeen hangen. Dat moet hier twee
maand hangen voor ik vind dat ze in een tentoonstelling passen.
HVC: Ik hou wel van die overload
die ik hier zie. Een soort rariteitenkabinet waar je ogen zoeken wat ze willen
vinden. Iedereen speurt toch z’n eigen referentiepunten op, vermoed ik.
KF: Al zorg ik wel dat de wanden
gebalanceerd zijn. Iedereen heeft z’n eigen mening en daar worden de gekste
dingen uit gehaald. Wat staat er nu eigenlijk op dat doek?’, vragen de
meesten. Dan antwoord ik ‘Dat is verf op een doek.’ En dat is absoluut
zo.
HVC: Eigenlijk gaat het gewoon om:
‘Welk beeld spreekt je aan? Welk werk zou je onder de arm willen nemen om elke
dag naar te kijken?’ Ik zie daar enkele werken hangen die lijken te refereren
aan bloemen.
KF: Dan heb jij deze werken eigenlijk
ontmaskerd. Elk werk heeft zijn eigen wetmatigheid en is altijd in verhouding
met kleur, vorm, licht en afstand, nooit een herhaling van iets anders. Ze zijn
soms van een zelfde familie.
HVC: Dat gestuele is ook geen onbelangrijk facet in je
werk.
KF: Al is dat niet vrijblijvend. Al komt het soms zo over, want soms zet
ik wel dertig lagen boven elkaar.
HVC: Terwijl sommige
schilderijen op een one moment trick lijken.
KF: Nochtans zijn er veel
waar ik heel lang op werk. In deze ruimte zijn ze op zich klaar, maar het kan
zijn dat ik straks, bij een expo, voel dat bepaalde werken niet bijeen passen,
niet klikken, en dan blijven ze hier hangen natuurlijk.
HVC: Je kan je oeuvre op zich toegankelijk noemen. Iedereen kan het beleven op z’n eigen manier.
KF: Het heeft een grote openheid, zonder
vrijblijvend te zijn. Elk werk is op zichzelf erg uitgebalanceerd. Je hebt er
wel of niet mee te maken en je moet jezelf toelaten of je het éné dan wel het
andere wilt.
HVC: Je schilderijen vind ik wel rustgevend, je kan erbij mijmeren of filosoferen.
HVC: Je schilderijen vind ik wel rustgevend, je kan erbij mijmeren of filosoferen.
KF: Het zijn geen
uitgesproken verhaaltjes in de zin van lettertjes na elkaar die je kan lezen.
Ik weet vooraf trouwens nooit waar ik zal uitkomen. Je kan dat op voorhand niet
bedenken. Het is de samenstelling van alles, dat tot een uiteindelijk resultaat
komt. Je moet stoppen met schilderen net vóór
het ogenblik dat je denkt dat het af is. Tot het laatste moment moet je je
vragen blijven stellen. Om het spannend te houden. Dan ga je ervoor en blijft
het tot op het einde geen evidentie. Het is het momentum ervoor dat je moet
kunnen pakken.
HVC: Het is moeilijk te benoemen waarom een werk af is.
Als je aan mensen zou vragen
waarom ze een werk van Kris Fierens goed vinden, zouden ze het erg moeilijk
vinden om met argumenten of redenen op de proppen te komen, denk ik.
KF: Misschien omdat ze niet
af zijn? Dat kan de charme van dat werk zijn, de kwaliteit. Het is vooral
ongrijpbaar.
HVC: Kan het soms niet gewoon balsem
op de ziel zijn? Zoals je soms uit een cinemazaal komt nadat je een goede film
hebt gezien?
KF: Dat had ik na de film Bleu
Velvet van David Lynch, een onwaarschijnlijke film. Een andere, ‘één van de
beste films die ik ooit heb gezien’ is This is it van Michael Jackson.
HVC: Elke kunstenaar wil toch ‘dat
ene werk’ maken, maar bij jou heb ik niet dat gevoel. Iedere schilder wil toch
een soort genialiteit in zich hebben.
KF: Elke artist zit eigenlijk een
hele leven lang op dezelfde nagel te kloppen en maakt in feite maar één werk
maar in duizend variaties.
Al heb ik wel een paar werken waarvan
ik weet dat ik ze zeker uit de brand zou redden.
HVC: Zo zou ik
er ook wel een paar weten te vinden. (knipoog)
Hilde Van Canneyt
Experimental Intermedia, Gent
artist in residence - window gallery - projects
EI Huis
Sassekaai 45 - 9000 Gent - Belgium
curator: Lieve D'hondt
www.experimentalintermedia.be