LIVE INTERVIEW MET ALLE JONG :
https://youtu.be/9vaRUDjXtRA
INTERVIEW MET KUNSTENAAR ALLE JONG (NL °1988), Assen, winter 2020
https://youtu.be/9vaRUDjXtRA
INTERVIEW MET KUNSTENAAR ALLE JONG (NL °1988), Assen, winter 2020
Hilde
Van Canneyt (HVC): Beste Allé, stond het in de sterren geschreven dat wij hier
samen in een museum een lezing zouden geven in KINK, het hedendaags luik van het prachtige Drents museum in Assen
(NL)?
Allé Jong (AJ): Toeval is iets dat wij
mensen, met in gedachte hoe klein wij zijn in dit universum, altijd verkeerd
zullen begrijpen. Ik heb soms het idee dat er een onzichtbaar buitenlichamelijk
orgaan bestaat dat over vele eeuwen heen dingen, objecten, gedachten - zwevend
in het universum, alsook verhaallijnen, creaties, enz., coherent naar elkaar
kan laten toegroeien. Geen toeval, maar iets krijgen ‘toegevallen’? Alles is
altijd op zoek.
Iemand met een zeer hoog IQ, vroeg men
eens wat zijn antwoord was op het leven. Hij antwoordde: “Dat waarschijnlijk
alles kan groeien naar welke vorm dan ook, als er maar lang genoeg aandacht en
energie naartoe gaat.” Als ik jou vraag aan een groene driehoek te ‘’denken’’,
dan is die driehoek ergens ontstaan in jouw nietsvol aandenken. Ergens heb je
de kracht genomen iets tot stand te brengen.
HVC:
Hoe ben je op de kunstschool van Groningen beland?
AJ: Dat was heel toevallig. Het is
deels aan mijn vader te danken. Mijn ouders waren gescheiden. Ik tekende al
mijn hele leven: als klein kind zelfs foetussen. En ik bleek volgens
ooggetuigen veel gelaagde details te zien in de wereld om mij heen, zoals een
stroomkabel naar een telefoon, en niet alleen de telefoon. Mijn vader belde mij
wakker op een vroege ochtend, ‘’Hé, wil jij nog naar die toelating van de
kunstacademie?” Ik had dit moment gemist en was mijn toekomst voorbij geslapen.
Het is dankzij mijn fantasie-landschapstekeningen en mijn latere docent Nico
Gerbenson, dat zij mij zonder geldige papieren hebben toegelaten tot de
academie puur op hun vertrouwen in mijn talent.
HVC:
En dan ben je op een dag afgestudeerd, ik vermoed met een pak artistieke
wijsheden op zak.
AJ: Wijsheden… Wijsheid is het leren
concentreren op niets. En dat element is in de kunst en uit onze samenleving
weg. Deze gedachte komt bij deze vraag ineens in mij op, maar waarom? Tijd, een
idee, een groei ergens naartoe? Escher keek gewoon heel goed naar de
dierenwereld, en zag daardoor enkel eenvoud, waar wij alleen zijn complexiteit
zien. Hierdoor kon hij meer detail optekenen. Nu doet men alsof het onmogelijk
is wat hij heeft voortgebracht, net als Leonardo da Vinci, wat niets anders is
dan ‘kijken’: de concentratie vinden elke stap in een proces te beheersen en
bewust te doen verder groeien. Dat is misschien de enige artistieke wijsheid:
kijken, niets doen, niet oordelen, en gewoon eens beginnen. En dan loskomen van
en voltooien in het falen.
HVC:
Leek het na je afstuderen terug naar af te zijn? Zonder je mentors je op een
atelier opsluiten is niet altijd eenvoudig.
AJ: Ja, terug naar af, maar wel met
nieuwe fases. Het leven vervormt in fases tot aan de dood. Los van welke studie
dan ook, studeer je in de fases van het leven. Je hebt dat, jong zijnde, nog
iets minder door, je staat nog maar midden op die weg omhoog. De academie is
beduusd zijn en voor de gek gehouden worden door jezelf en je omgeving. En
hopelijk word je iets wakkerder, leer je beter kijken en observeren. De structuur van die ‘Universum-academie’ van de natuur waaruit
wij allemaal zijn voortgekomen, die leerschool is de
grootste. Elke vier jaar lijkt een cyclus waarin er afscheid wordt genomen van
iets dat ooit was, waarin het ‘heden’ eeuwig voelde, om daarna toch weer
afscheid te moeten nemen van zo’n eeuwig lijkend heden. Dat einde is
angstaanjagend subliem. Die melancholie, wetende dat de periode die je nu
leeft, volmaakt is in het moment. In deze opvatting is het atelier een bubbel
die ons door de tijd doet vastzetten in kunst alvorens zij het laat
door-stromen.
HVC:
In 2012 en 1015 kreeg je een startstipendium van het Mondriaanfonds ….
Onmisbaar als Nederlandse kunstenaar?
AJ: Ergens was het rijkelijk mooi dit
te ontvangen en met geld te mogen spelen.
HVC:
2012: Er zijn galeries die in je geloven…
AJ: Dat was een eerste
ervaring kort na mijn academietijd. Ik leerde wat het is om samen met een
galeriehouder te werken aan een tentoonstelling.
Maar het legde ook bepaalde opvattingen bloot over de
kunstcultuur, Ik merkte snel dat er eisen gesteld werden hoe Ik mij wel of niet
zou mogen bewegen met mijn kunst, ook naar samenwerken met andere spelers toe
of wanneer het geaccepteerd zou zijn internationale stappen te zetten. Terwijl
er geen gegarandeerd jaarinkomen werd bewerkstelligd werden er wel mondjesmaat
beperkingen opgelegd. Als jonge kunstenaar is dit een risico dat je niet weet
waar je eigen grenzen liggen, of wanneer je voor je eigen keuzes mag opkomen.
Iedereen heeft een eigen idee over kunst en hoe een kunstenaar zich zou moeten
organiseren in samenwerkingsverband. Het is niet dat een galeriehouder
verkeerde bedoelingen heeft, maar er is wel een conservatieve cultuur over hoe
te opereren tussen kunstenaar en galerie, en daar mag best meer over gesproken
worden, want deze zijn soms verstikkend en zetten je eigen praktijk klem. Dit
heeft mij uiteindelijk doen besluiten samenwerkingen met galeries grotendeels
te verbreken en zelf secundaire kunst te gaan verhandelen, denk aan grafiek van
Pieter Breughel, Jeronimus Bosch tot Escher en Rembrandt, wat een leerzame en
lucratieve zet bleek. Dit is ook aan de jonge kunstenaars die dit lezen: denk goed
na wat voor soort samenwerking goed voelt voor jou.
HVC:
Een paar jaar ervoor, in 2009, overkwam je helaas het noodlot: je verloor na
een kort ziekbed, je mama aan kanker…
AJ: Ja dat was een afscheid. Zij noemde
het een “unieke reis die enkel voor haar bestemd was”. Het gevoel als je een
telefoontje krijgt, en te horen krijgt dat je
Mem (Fries voor Mamma, red) nog
kort te leven heeft, is heel raar. Je gedachten verdampen en je schokt als het
ware tegelijkertijd omhoog en omlaag, alsof je in een soort tijdelijk trauma
wegzakt. Ik was net op mijzelf gaan wonen, de afscheidsdoos van mijn jeugd heb
ik hier nog steeds staan, met oude foto’s en het plakboek uit mijn kleutertijd,
badges van de supermarkt waar ik jaren werkte, tot aan cassettebandjes met
geluidsopnamen uit mijn jeugd. Alsof ik het heb aangevoeld.
De dag dat mijn Mem overleed, werd ik wakker uit een nachtmerrie, een klein meisje
die de achterdeur van ons huis uitwandelde, ging de tuin in. Ze draaide zich om
en leek mij aan te vallen. Haar dood, mijn op zichzelf wonen, alles was ineens
weg. Daar ben je dan, alleen, geen zorg meer over je, en nu over de jaren valt
iedereen om. Langzaam ben je voor niemand meer bijzonder; zou je zelfs zwerver
kunnen worden, zonder dat iemand zich om dat jongetje, dat je ooit was,
bekommert. Het leven is afscheid nemen, en blijven verbinden met nieuwe mensen,
om te groeien, en te voorkomen dat je afglijdt.
af te glijden.
HVC:
Wanneer kwam je op het idee om een kinderportret van je mama te maken?
AJ: Geen idee. Dat gebeurde gewoon. Die
tekening heeft nog tien jaar bij mijn oma in huis gehangen, alvorens zij helaas
recent overleed. Zij heeft als het ware het verlies van mijn moeder op zich
genomen. Ik ging regelmatig logeren bij mijn oma, zij gaf me een
onvoorwaardelijke thuis. Opvallend is dat dit soms spanningen bracht bij andere
familieleden, opdat zij niet die ruimte dachten te krijgen.
HVC:
De moederfiguur is sindsdien een hoofdthema gebleven.
AJ: Dat blijft altijd. Het is een van
de kernen in ieder van ons menselijk bestaan.
HVC:
In 2013 maak je een reeks portretten van kinderen uit Nederland, die tijdens de
2e wereldoorlog in de gruwel zijn omgekomen. Hoe kwam je op dat
idee?
AJ: Via een boek van Guus Luijters waar
18.000 namen van kindslachtoffers in beschreven staan, waar mogelijk met een
foto.
HVC:
Het portret Rosette kwam wel
letterlijk héél dichtbij…
AJ: Klopt, uit een addendum van Guus
Luijters, koos ik willekeurig een foto van een vermoord slachtoffer. Ik schiep
een metersgroot schilderij. Na weken vond ik op een stormachtige avond meer
informatie over dit meisje. Ze bleek vlak voor de kunstacademie gewoond te
hebben, waar ik net was afgestudeerd. Op een dag stelde de directeur van de
synagoge van Groningen voor om contact op te nemen mevrouw Tromp, de enige
overlevende van de Joodse Gemeenschap, die het leven van voor de oorlog kon
navertellen. Van de duizenden tellende gemeenschap, kwamen er maar circa 128
levend terug. Zij, mevr. Tromp, had in datzelfde huis gewoond en had het in
haar bezit. We hebben toen beslist daaromtrent een kunstproject te
organiseren.
HVC:
Je zag het ook een beetje als die kinderen ‘adopteren’.
AJ: Klopt. Ik heb zeer schaars besloten
deze portretten nooit te verkopen, maar de unieke extra tijd die je besteedt
aan het tekenen van zo’n portret, is meer tijd dan dat iemand in een museum
voor een foto staat te herdenken. Het kunnen geven van zo’n portret aan iemand, daarbij zat wel de voorwaarde dat het ook een soort
adoptie is van zo’n kind. Het idee was dat je iemand in huis nam.
HVC:
Er zit een boodschap achter.
AJ: Ik werk altijd vanuit intuïtie,
nooit vanuit een van tevoren bedachte boodschap. Wel hoop ik te leren, en
ergens bewuster te worden van hoe iets van kracht te kunnen doen landen bij
mensen, dat betekenis in zich draagt om verder te kunnen groeien als mens.
HVC:
Het is ook een ‘niet’ vergeten van de kunstgeschiedenis…
AJ: Dat is inderdaad een belangrijk
element, het levend maken en daarmee eigenlijk ook doorleven van verhalen en
dingen om ons heen. Heel veel dingen zien wij niet, en daardoor gaan er kennis
en krachtbronnen - waaruit al zoveel goeds stroomt - verloren. Dat betekent dat
wij opnieuw die krachten moeten zien te bundelen en te bouwen.
HVC:
Het bleef niet bij het schilderen van die kinderen van de gruweloorlog alleen…
Zo schilderde je ook werk dat breder ging; denk aan het werk waarop je het
raamkozijn van Hitler afbeeldde.
AJ: Ik heb in een hele specifieke
periode deze kunstwerken op de oorlog gemaakt, laat dat helder zijn. Dit
kunstwerk gaat over het privé-uitzicht van waaruit Hitler dacht. Ik vroeg mij
af hoe het zou zijn, hoe de vormen van de bergtoppen invloed zouden hebben op
een mens zijn gedachten. Zouden ze deze op en neer doen gaan?
HVC:
De fond, de basis van je werk zijn
historische documenten, van schilderijen over manuscripten, waar je nieuw werk
uit destilleert. Die tastbaarheden uit het verleden heb je blijkbaar écht
nodig, er gewoon over lezen, zou niet helpen?
AJ: Ik lees zeker ook. Lezen is een
specifieke manier om werelden tot je te nemen. Stel: je sloopt geheel
Amsterdam, omdat je het ook uit een boek zou kunnen lezen, dat zou toch een
armoedige wereld zijn voor die mens die het gevormd had naar zijn denken?
HVC:
Wat maakt je werk dan hedendaags – inhoudelijk als beeldend?
Al
durf je ook al eens een 3-D animaties in een expo te verwerken.
AJ: Ik heb een virtual reality film gebouwd, waarbij ik mijzelf had gescand in de
computer via infrarood videobeelden. Via de Oculus
Rift (VR headset) betrachtte ik mijn levensverhaal te vermengen met videogame sferen, en ook de wereld te
bezien vanuit deze dagelijkse cyber
realiteit. Ik ben opgegroeid met videogames,
ze hebben mij veel laten zien en ervaren. Ik bouw op dit moment aan een
interactieve novel vol personages en
werelden, waarin je avonturen beleeft. Zo kan je geheel in 3D door Rembrandt zijn tekeningen lopen en hem ook ergens
ontmoeten.
HVC:
Je probeert zelfs oude ‘documenten’ als het ware te ‘restaureren’. Je ziet het
als herinneringen die – eens ze worden ‘gekuisd’, bijna uit het niets uit ons
geheugen opfloepen.
AJ: Zoals eerder gezegd, zien wij heel
veel niet. Ik voeg eigenlijk ontziende stukjes toe aan die puzzel. Denk maar
eens aan jezelf, hoe je soms goede vrienden weken kan vergeten, omdat je bezig
bent met andere dingen in je leven. En ineens is daar dat moment van terugzien,
van herinneren naar de bron van het heden waarin je herenigd bent, weer bewust
samen met je beste vrienden ontmoetingen beleeft in een nieuwe fase van je
leven.
Wij vergeten continu, en daarmee sterven wij ook continu af in het heden
van die mensen die wij liefhebben. We zeggen altijd als iemand overlijdt dat we
diegene nooit zullen vergeten. Het is een leugen. Wij vergeten elke dag zo
ontzettend veel dat ons dierbaar is, en dat is misschien maar goed ook.
HVC:
Je verbeeldt graag het contrast leven versus dood. Zelf noem je het de
'tweezaamheid': geen leven zonder dood en omgekeerd.
AJ: Etty Hillesum schreef: “Het klinkt
bijna paradoxaal: door de dood buiten z’n leven te sluiten, leeft men niet een
volledig leven en door de dood binnen zijn leven op te nemen, verruimt en
verrijkt men zijn leven.” Oftewel: het leven hoort bij de dood. En tweezaamheid
is een mooie benaming deze twee samen te laten zijn. Het is eenzaam én samen
zijn.
HVC:
Dat probeer je dan af te beelden door – kan ik het zien als schaduwen? – licht
en donker.
AJ: Het zijn lichtbogen, steenachtig
licht. Soms denk ik weleens ontsprongen te zijn uit mijn oerbeelden van voor
mijn geboorte. Maar steeds als ik ze weer zie, los van elk ander kunstwerk dat
ik ooit gemaakt heb, zijn dit allicht mijn meest sublieme antwoorden op het
leven. De duisternis waarin iets van licht dwarrelt, groeit en verdwijnt
misschien? Zij is energie, een bron vol hoop en rust. Ook de nacht is ergens
diezelfde wereld als bij daglicht, en toch zien wij deze als een andere. Die
twee werelden zijn ook ergens vreemd voor ons mensen, we hangen er betekenissen
aan vast die ons het leven doen misgrijpen.
We zijn gespleten tussen die enorme
gedaantewisseling die elke dag optreedt wanneer de zon ondergaat. We vinden het
normaal dat we s’nachts even doodgaan, ons opofferen even niet te hoeven leven,
maar te dromen. Toch denken we dagelijks nuchter te zijn, te begrijpen dat we
‘normaal’ zijn. De schaduwen van het leven zijn dat wij niets weten.
HVC:
Het is niet alleen het tastbare verleden dat je afbeeldt, het is ook een
‘tijdsgevoel’ waar je naar op zoek bent.
AJ: Ik ben erachter gekomen dat tijd
niet bestaat zoals wij dat bevoelen vanuit de marktwerking of de dagelijkse
beslommeringen. Maar we begrijpen allemaal de angstige gevoelens naar vroeger,
dat die werelden zijn weggespoeld met de tijd. Nooit meer is dat heden van
vijftien jaar daarvoor: het is dood, of niet maar gevangen in een andere
tijdbubbel die wij niet zien kunnen? De mensen zijn veranderd en werelden
overgenomen door nieuwe generaties, plekken zijn niet meer wat ze ooit waren,
zeker als Je tijd in contrast zet naar je kindertijd, die twee scheiden heel
sterk af naar mekaar.
Alle tijdsgevoel is verdwenen, We kennen het allemaal. En
toch zijn ze vervangen door een andere frisse vernieuwde editie die net zo
subliem is.
HVC:
Je onderzoekt ook historische feiten die tot op heden invloed hebben op ons,
onze maatschappij.
Ai: Ik denk dat dit erbij insluipt. Zo
heb ik een schilderij gekocht in Amerika. Eenmaal binnen vond ik er twee
kaartjes bij waarop de namen geschreven stonden van wie er op dat schilderij
stonden. Ik besefte hoe breekbaar dat briefje was: met het verdwijnen van dat
briefje, zouden deze personen voorgoed vergeten zijn. Een anoniem portret, geen
naam. Kun jij je voorstellen dat jouw naam vergeten raakt, omdat je foto’s over
honderd jaar op een rommelmarkt terechtkomen, en er geen annotaties op die
foto’s staan? Dat is de realiteit van het levende heden, en het verloren zijn.
HVC:
Kunnen we stellen dat je aan maatschappijkritiek doet?
Ai: Ik weet niet wat een maatschappij
exact kan zijn. Wel dat we leven met miljoenen mensen in een zeer complex
universum, het is ontzettend moeilijk grip te krijgen op hoe alles werkt, en
welke krachten dingen doen veranderen. Wel geloof ik dat ieder mens in staat is
die kracht in zichzelf te blijven hervinden en te groeien naar dat goede; alsook
te leren iets te bouwen in zichzelf dat langzaam enkel die golfjes aan
positieve energie kan doen delen met de wereld
om zich heen. Je moet de wereld opgeven, ofwel in jezelf duiken en daar het
goede planten en het niet van een ander verwachten.
HVC:
Wat kan je vertellen over Kunstenaar
zoekt muze, de ‘visuele ode aan de toevallige ontmoeting’ en een film over
verlangen en kwetsbaarheid. Het is iemand anders die deze filmt, als ik het
goed heb.
AJ: Ik had een mooie vrouw gezien in
het Utrechts Museum. Ik dacht: “Ik kan zoals altijd vergeten, maar ook kijken
naar wat er gebeurt als ik haar zo’n kort momentje eervol ga bestuderen en
uitdragen als een volmaakt moment.” Elk levensmoment is volmaakt en van het
allerhoogst haalbare. Je kan niet meer volop zijn dan welk ogenblik jou ook
schenkt.
Ik besloot de verwondering en
waardering van een moment in een sprookje te gieten: ik liep een juwelierszaak
binnen en vroeg wat het mooiste stuk was. Er werd mij een camee aangereikt uit
de collectie van twee oude blinde dames. De juwelier vroeg mij voor wie het
was. Ik antwoorde: “Voor iemand die ik ben kwijtgeraakt en niet ken.” De prijs
die ik betaald heb was zeer veel geld, maar dat sieraad is nu een monument wat
ik cadeau zou doen, maar nooit kàn doen, omdat ik haar nooit meer terug vind.
HVC:
Inhoudelijk gaat het ook over ons openstellen naar anderen toe – wat in dit
virtueel tijdperk weleens wordt overgeslagen.
AJ: Het is een openstellen naar de
wereld, te verbinden met alles. De vrouw is een universeel thema, maar ook
symbool voor de wereld zelf. Stel je open te concentreren op schoonheid, en dat
gaat om het alles om je heen. Leer te zien en momenten te waarderen voor wat ze
zijn. Kies een moment en maak het groots en meeslepend. Ervaar het en rek het
tot iets heel intens. Zorg dat je volledig leeft en daarin dus minder dood
bent!
HVC:
Hier in het Drents museum van Assen – in exporuimte KINK – kom je naar buiten
met een heuse expo onder de noemer Mijne Kinderlijke Traanen.
AJ: Ja, een uitgelezen kans te ‘spelen’.
Ik heb de volledige vrijheid gekregen mijn verhaal te vormen, overal te spelen
van hoek tot hoek, alle bovenstaande elementen te verbinden tot een
museumexpositie. Een museum als instituut is een soort stiltekamer: wit,
schoon, helder, een tijdzone waarin je gedachten even kunnen concentreren en
tijd krijgen af te lezen uit wat zich aan je openbaart. Het is als iemand met
dyslexie die extra ondersteuning krijgt, als een doodzieke op intensive care.
Zo is een museum een
medicijn dat helpt om je extra goed te kunnen concentreren en confronteren met
wat je zintuigen kunnen waarnemen. Ik ben dankbaar dat ik het museummedicijn
mocht inzetten om mensen te verbinden aan ‘mijn wereld’.
HVC:
De titel verwijst naar een roman die Maria Post in 1792 schreef.
In
die 18e eeuw – de romantiek – werd als het ware het romantische
boven het rationele gezien.
AJ: De 18de eeuw was de eigenlijk
verlichtingseeuw waarin romantiek, wetenschap, kunst natuur en vorm tot een
hoogtepunt kwamen waarin deze allemaal samenvloeiden in het culturele leven. Nu
is het de marktwerking, een logo, daar wordt geld voor betaald, iemand voelt
zich belangrijk te geloven in een logo. De mens was meer het schoonheidsdier
dat hij is. Ondanks de strenge eisen was er wel een vorm waarin bepaalde schoonheidsidealen
die ons verbonden met de vele elementen van onze wereld. Nu, als je een
studentenkamer van een student betreedt, hangt er een Kuifje-poster en staat er
een laptop binnen een leeg wit interieur. En in de hoofden van deze studenten
zit geen kennis meer, geen besef van historie, van hoe voor te bereiden op de
dood, hoe betekenis te vinden.
De realiteit van vandaag is het leren te leven
in kraakhelder nuchter zijn, het ontkennen van het romantische. Het zogenaamd
spirituele is in onze samenleving niets meer dan een product met vele eisen,
die geleerd zouden moeten worden via lespakketten, want, iets moet een product
kunnen zijn om geld aan te verdienen. Een oude truc, maar meer dan ooit zijn
wij nu in staat bewuster te groeien naar die romantiek en de keuze te hebben
vorm te vinden waarin geestelijk die kamer te bouwen in te leren leven naar
betekenis toe.
HVC:
Onderdeel van de expo is De Muze: een
authentieke jurk (uit de Duitse stad Baden-Baden) uit 1780, van zijde en
linnen.
Op
de opening liep een dame met die jurk rond: Als het ware om die tijd weer tot
leven te laten komen.
AJ: Precies, het idee dat er in 1780
echt iemand in gelopen heeft, en nu in 2020 weer. Waarschijnlijk was Tina de
enige dame die die dag wereldwijd kon zeggen in zo’n oud luxueus kledingstuk te
hebben rondgelopen, waar geen merknaam tegenop kan.
HVC:
Je toont hier kunstwerken van ‘vergeten’ meesters. Hoe maakte je die keuze?
AJ: Ik loop soms tegen kunstenaars aan,
die - om wat voor reden dan ook - niet die bekendheid meer genieten, of voor de
markt te weinig hebben geproduceerd om boeiend te zijn voor de verslavingsdrang
verzameld te willen worden. Ik merk dat veel kunstenaars heel belangrijk zijn
geweest voor soms wereldberoemde kunstenaars en unieke rollen hebben gespeeld zelfs,
en toch, minder erkend worden. Het is het ego van de museuminstituten bekende
namen te blijven vooruitschuiven, te blijven promoten en optuigen hoe
belangrijk iemand wel niet is geweest.
Terwijl dat belangrijk eigenlijk een
“eigen-belang-rijk-zijn” is. Het vergroot de schatkist, het zorgt voor aanzien,
en is niets meer dan Pokemonkaarten verzamelen. Ik voel het daadwerkelijke
historische belang en vind het schokkend deze kunstwerken - die echt serieus
breekbare kunstwerken zijn en net zo goed zijn als meest erkende meesters - of
miskend, vergeten, goedkoop - en daardoor mishandeld.
HVC:
Daarnaast maakte je meterslange tekeningen vol historische en persoonlijke
verbeeldingen op het leven. Wat moeten wij ons daar bij voorstellen? En doe je
dat om ons een spiegel voor te houden?
AJ: Ik heb een werk dat Borders heet en vele authentieke
gravures toont uit de 17de eeuw met scheepsvloten en gevechten van over de
gehele wereld. In het midden, tussen enkele gordijnen door, heb ik meerdere
tekeningen gemaakt met recente bootvluchtelingen die verdronken zijn. Ik vraag
mij dan af: “Hoe kan het dat wij nu geen vluchtelingenstromen aankunnen en hen
ook buiten willen houden, maar het prima vinden honderden jaren de wereldzeeën
te hebben bevaren en alles bijeen gejat te hebben dat wij konden? Wat een
zwakte en leeghoofdige situatie, we hebben niets geleerd!
HVC:
Je maakt ook ‘Gedachtenkamers’:
monumentale zwart/wit beelden die grotendeels uit zwarte vlakken bestaan. Er is
een link met donkere holen, zelfs zwarte gaten. (Dat gaat wel héél diep, Alle)
Met dan telkens, in het licht, een persoon of voorwerp aan de rand.
AJ: Ja, die rand, die spanning van een
groots licht tegen dat duister aan. Zoals eerder gezegd: het duister is samen
met dat licht. En wie weet zit er meer licht in de duisternis dan het licht
zelf. Omdat het duister meer ruimte inneemt? Ons denken is soms ook in duistere
hoeken: als je dagdroomt, ben je soms ook ver van bewust leven, maar vibrerend tussen
‘niet zijn’, donker: schimmen aan zintuiglijke flarden uit je omgeving. En toch
zijn deze beelden niet treurig. Ze geven rust en balans tussen die twee.
HVC:
Dit komt soms tot uiting waar een prent uit vroegere tijden, terug opdoemt in
een nieuwe tekening. Zo voorkom je dat het verleden wordt vergeten.
AJ: Ergens komt het verleden naar het
heden, het is niet weg. Het is ook zo dat zodra een generatie uitsterft,
niemand zich nog schuldig moet voelen. Elke generatie moet opnieuw leren de
fouten te ondergaan van de vorige. Daarom is het ook zo schokkend angstig om te
zien hoe jongeren vol zelfvertrouwen denken de wereld te kennen. Ook ouderen
die uit onderbuikgevoelens op dat verleden teren, eisen dat de toekomst zo moet
blijven. Alles is altijd aan verandering onderhevig. En zo’n oude prent geeft
sturing dat we wel ergens ook voort kunnen bouwen op het werk dat al voor ons
is gedaan, en dat we dat niet hoeven kwijt te raken. Een belangrijk ding is dat
ooit een curator van het S.M.A.K. tegen mij zei dat mijn kunst niet “actueel”
genoeg was, niet genoeg uit deze tijd geboren was. Ik was perplex: we zijn
juist zeer ontworteld.
Je moet aarden en van daaruit zelf leren groeien, maar
niet half aarden in een zogenaamd ‘nu’, waaruit niets te halen is. De hele
wereld en alles daarin is belangrijk, niet zogenaamd de kunst van het ‘nu’, wat
een fabel is.
HVC:
Naast het naarstig tekenen, maak je ook videogames.
Daarvoor
gebruik je bestaande beelden, “om een nieuwe werkelijkheid mee te scheppen”,
las ik.
AJ: Videogame techniek zijn digitale
schildertools waarin zoveel mogelijk
is. Ik heb mijn werelden tot leven kunnen wekken, waardoor - o.a. in VR - de afstanden in mijn
landschappen, de opdoemende duistere holen en lichten, daadwerkelijk een nieuwe
dimensie boden deze te ervaren, los van enkel een houtskooltekening, hoe verfijnd
die ervaring ook is. Dit biedt wel degelijk de
mogelijkheid iets van jezelf op een unieke manier te delen met de wereld. Je
kan games ook delen via download, zodat iemand het thuis kan
ervaren. Het is ook een zeer democratisch medium.
HVC:
Zo maakte je een videogame met de
vraagstelling wat de vernieling van cultureel erfgoed betekent. Het gaat je ook
om vraagtekens te plaatsen bij die toekomst van videogames.
AJ: Ik heb enkele dagen voordat
islamitische staat Palmyra ging vernietigen, zelf een kopie van Palmyra in
mekaar gezet waar je het zelf als videogame kon kapot maken. Ik had Palmyra
geestelijk al tig-maal vernietigd. Dat gevoel, de leegte, de betekenis: wat
schuilt daarin?
HVC:
Een expo naar aanleiding van videogames
en kunst die verweven worden, was The
Fugue of Play (2016). Dat zag je als het ware als het uitlokken over de
discussie van kunst versus videogames.
AJ: Binnen de kunstacademie loopt men
ver achter op wat videogames zijn. Ik ben ermee opgegroeid, docenten niet, voor
hen is het een onbegrepen taboe ‘’Kinderen zitten te veel achter hun scherm en
moeten buiten spelen’’. De ironie is raak, dat musea wel iets met games willen
doen, maar niet deze cultuur begrijpen. Zij is zeker ook kunst, net zoals Jan
Van Eyck raamkozijnen heeft beschilderd die nu vergaan zijn. Een meisje kwam
naar mij toe en bedankte mij voor de expositie, dat eindelijk zij een thuis
vond binnen de academie waar docenten haar niet serieus namen door te willen
werken met videogame technieken.
HVC:
Je hebt ook een charity project uit
de grond gestampt, waar heel wat kunstenaars aan deelnamen…
AJ: Dat is nog niet geslaagd…. Je
probeert dingen en faalt, haalt onvoldoende energie bijeen om iets draaiende te
houden. Maar je probeert opnieuw datgene te geven wat je kan. Dit is een
project dat ik nu niet dragen kan binnen mijn huidige projecten.
HVC:
In PROSPECTS & CONCEPTS – het
luik van Art Rotterdam – toonde je ons een installatie die zelfs aan de slaven
van vroeger refereert: ik laat het jou graag vertellen.
AJ: Ik had een authentieke
slavenwisselbrief geplaatst binnen een enorme houtskooltekening, die als
cartouche voldeed voor dit document. Erop stonden de handtekeningen van de
plantage-eigenaar, inclusief het geldbedrag van de vrijgekochte slaven. Echter,
de slaven moesten nog tien jaar doorwerken om de plantage-eigenaar tegemoet te
komen! Kun je je voorstellen hoe de realiteit van wat haalbaar leek bij het
afschaffen van de slavernij, dat wij onszelf klem houden in wat we wel/niet
kunnen? Hetzelfde met nu de bijstand slavernij, zogenaamd is er niet genoeg
geld voor een basisinkomen, of geen realiteit mogelijk waarin wij begrijpen
vertrouwen te hebben in mensen. Ooit wordt hierop teruggekeken met diezelfde
blik, waarom lieten wij mensen tot werkslaven maken vanuit bijstandsregelingen?
Waarom was er geen vrijheid? Vele familieleden met een slavernijverleden, zag
je lange perioden staren naar deze kunstwerken.
Dit document, samen met een stapel
manuscripten uit de 18de eeuw trok aandacht, ook omdat het ongezien is dat er
zulke oude documenten samenkomen binnen een zogenaamd contemporaine kunstplek.
HVC:
Kan je iets vertellen over je expo De
gegroeide plek, die net voor Nieuwjaar is afgesloten? Ook hier legde je
weer de link tussen geschiedenis en je eigen verbeelding. Je toonde er een
serie tekeningen en oude stukken. Er was ook een historische Statenbijbel die
een rol speelde, naar ik las.
AJ: Eigenlijk hetzelfde verhaal: ik had
bij galerie Caroline O’Breen in Amsterdam een oude statenbijbel geëxposeerd
alsof deze uit een soort lichttunnel was komen aarden tot aan je voeten: een
historische sensatie.
HVC:
Hier ga je te werk met de term “Historische
sensatie” (van Huizinga) en het was ook jouw betrachting om zo’n sensatie
te ‘maken’.
AJ: Het is bekend dat sommige historici
een zogenaamde historische sensatie hebben ondergaan, die zo prikkelend was dat
zij bij wijze van spreken, in shock
door de tijd hebben kunnen reizen. Door alle kennis op die historie zag
bijvoorbeeld Johan Huizinga zichzelf teruggaan in de tijd toen hij door
Groningen liep. De historische sensatie is een ervaring waarin jij als
toeschouwer in een superdun moment aan bewustzijn even datgene ziet en ervaart
wat ook de middeleeuwse persoon voelde toen die datzelfde oude gebouw betrad,
of dat boek aanraakte, of dat schilderij bekeek.
Ook Frank Ankersmit, die ik
heb mogen ontmoeten, heeft hierover een boek geschreven. De
gedaanteverwisseling op die historie, hoe zij zich aan je ontfermt, blijft
raadselachtig en uit losse puzzelstukjes bestaan, maar soms is zij kraakhelder,
dan voel je het eventjes door die honderden jaren heen komen aarden in je ziel.
HVC:
Ik las ook dat je – schoon gezegd trouwens – werkt met ‘lichttunnels aan tijd’,
als het ware ‘tijd’ dat er nergens zwart op wit te vinden is. Dat betrachtte je
ook met deze expo.
AJ: Het niets bestaat niet.
HVC:
Je maakte ook een online novel … Hoe
pakte je die aan?
AJ: Ik ben nu bezig met een videogame, niet langer online, maar een volledige 3D game wereld waarin je door mijn
raadselachtige gedachtekamers kan dwalen en verhalen kan ontdekken. Het is een
soort uiteengevallen comic book ofte
visuele novel. Een geheel ander
platvorm en andere soort van artistieke uiting. Als kunstenaar is er zoveel
moois te brengen om de harten van anderen te vullen met een beetje goeds.
Het
plezier in het maken van werelden, of deze nu de meest innerlijke zijn die tot
aan de transcendentale grens van die overgang naar de dood sturen, of gewoon
iets luchtiger zijn. Allemaal zijn ze even belangrijk voor het meer doen zien
hoe op te leven.
HVC:
Dat zijn mooie woorden Alle!
Hilde Van Canneyt